34 775 XVII Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2018

Nr. 52 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 februari 2018

Graag informeer ik u hierbij over de mutaties in de verplichtingen van de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2017 ten opzichte van de tweede suppletoire wet.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag

Hieronder volgt een overzicht van de voornaamste budgettaire mutaties van de verplichtingen ten opzichte van de tweede suppletoire begroting 2017 voor de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII).

In de Decemberbrief was het nog niet mogelijk een volledig beeld te geven van de laatste budgettaire verplichtingen mutaties in 2017 ten opzichte van de stand bij Najaarsnota. Onderstaande budgettaire verplichtingen mutaties zullen worden verwerkt in de Slotwet.

Artikel 1: Duurzame handel en investeringen

Op dit artikel is de realisatie van de verplichtingen negatief. Een neerwaartse bijstelling van EUR 522 miljoen heeft plaatsgevonden binnen dit artikel, na de tweede suppletoire begroting, waardoor per saldo wordt uitgekomen op verlaging van ruim EUR 370 miljoen ten opzichte van de ontwerpbegroting. De neerwaartse bijstelling betreft grotendeels een technische correctie op de uitvoeringskosten van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Voorheen werd de committeringsruimte die aan de RVO beschikbaar werd gesteld voor de uitvoering van de verschillende bedrijfsleveninstrumenten in de administratie opgenomen als een juridische verplichting. Echter, op basis van accountantsrichtlijnen mag deze committeringsruimte niet als juridische verplichting worden geteld. Het verplichtingenbudget wordt nu jaarlijks op basis van geactualiseerde ramingen vastgesteld. Een technische correctie is daarom doorgevoerd. Van deze correctie is een bedrag van circa EUR 425 miljoen toe te schrijven aan een daling van de verplichtingen op subartikel 1.3 private sector ontwikkeling voor het instrument ORIO (Ontwikkelingsrelevante Infrastructuur Ontwikkeling). Voor het overige is het een correctie op de instrumenten onder subartikel 1.2 Versterking Nederlandse Handels- en Investeringspositie. Daarnaast is op artikel 1.2 EUR 15,5 miljoen minder verplichtingen aangegaan op het instrument Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) door een achterblijvende vraag.

Binnen subartikel 1.4 Dutch Good Growth Fund (DGGF) is de gerealiseerde verplichting EUR 15,9 miljoen lager door een voorgenomen committering op onderdeel 1 (Investeren door het Nederlands midden- en klein bedrijf) uit te stellen vanwege minder dan verwachte vraag.

Artikel 2: Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water

Uiteindelijk zijn voor EUR 38 miljoen minder verplichtingen aangegaan dan begroot voor artikel 2 Duurzame ontwikkeling voedselzekerheid en water in 2017 om verschillende redenen. De lagere realisatie op het verplichtingbudget in subartikel 2.1 Toename van voedselzekerheid komt mede doordat de start van een nieuwe activiteit met SNV op het gebied van climate-smart agriculture (ruim EUR 30 miljoen) is doorgeschoven naar 2018.

Artikel 4: Vrede en veiligheid voor ontwikkeling

Op dit artikel zijn per saldo EUR 264 miljoen minder verplichtingen aangegaan dan voorzien in de tweede suppletoire begroting. Als gevolg van de langer dan verwachte kabinetsformatie, zijn er minder verplichtingen aangegaan dan eerder geraamd. Om deze reden zijn, met name op humanitair gebied, een aantal grote meerjarige verplichtingen (Central Emergency Response Fund, International Committee of the Red Cross en Dutch Relief Alliance-partners) slechts voor één jaar aangegaan in plaats van 3 tot 4 jaar.

Op subartikel 4.3 Weder- en vredesopbouw zijn in 2017 meer verplichtingen aangegaan op het terrein van opvang in de regio dan was voorzien.

Naar boven