34 775 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2018

Nr. 80 MOTIE VAN HET LID HIDDEMA

Voorgesteld 30 november 2017

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering streeft naar een verbod op outlaw motorcyclegangs;

constaterende dat de daartoe geëigende en gevoerde procedures tot op heden geen verboden als gewenst hebben opgeleverd;

overwegende dat het, ook in het geval van een wel door de rechter opgelegd verbod, de leden niet aan mogelijkheden zal ontbreken om dan in een ander clubverband wederom clubactiviteiten te ontplooien;

constaterende met de regering dat vele leden van motorgangs inmiddels zijn veroordeeld voor veelal overtredingen van de Opiumwet, de Wet wapens en munitie en geweldsmisdrijven, maar dat hun clubs steeds ontkomen aan een verbod vanwege de moeilijk te bewijzen aanklacht dat de werkzaamheden van de club in strijd zijn met de openbare orde;

constaterende dat veroordeelde motorgangleden hun delicten veelal plegen met medeclubleden, dat er onderlinge solidariteit is en dat er een gedeelde fascinatie is voor de uiterlijke verschijning en het bezit van een machine van niet bescheiden omvang, die bepalend is voor de statuur van ieder lid binnen de club;

overwegende dat een clublid met een opgelegd rijverbod van substantiële duur zijn status en waarde binnen de club subiet zal verliezen;

constaterende, derhalve, dat in geval van een rechterlijk vonnis, waarbij een clublid wordt veroordeeld vanwege een «machodelict» (WWM, drugs, zwaar geweld, et cetera) en waarbij de rechter tot de vaststelling kan geraken dat de mentale gesteldheid van de dader ten tijde van het delict terug is te voeren tot zijn gebleken ontvankelijkheid voor niet-wetsgetrouwe impulsen binnen de club, dit vonnis ten bate van voorkoming van recidive vergezeld moet kunnen gaan van de bijkomende straf van ontzegging van de rijbevoegdheid;

overwegende dat langs deze weg recidivebeperkend wordt opgetreden jegens veroordeelden en hun gangs van criminele leden worden ontdaan;

verzoekt de regering, binnen zes maanden met een voorstel te komen dat rechters in staat stelt bij een veroordelend vonnis vanwege enig geweldsdelict en/of een delict ingevolge de WWM en/of de Opiumwet als bijkomende straf de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen aan een veroordeelde te ontzeggen voor een substantiële duur in die gevallen waarin is vastgesteld dat een veroordeelde ten tijde van het plegen van een dezer delicten mentale inspiratie heeft opgedaan in zijn motorclubmilieu,

en gaat over tot de orde van de dag.

Hiddema

Naar boven