34 775 A Vaststelling van de begrotingsstaat van het Infrastructuurfonds voor het jaar 2018

Nr. 11 BRIEF VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 november 2017

In de procedurevergadering van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu (hierna: de commissie IenM) van 8 november 2017 is gesproken over de brief van de Minister van Infrastructuur en Milieu over de introductie van een nieuw begrotingsartikel in de begroting van het Infrastructuurfonds (Kamerstuk 34 775 A, nr. 5).

De commissie heeft besloten de Kamer voor te stellen de Algemene Rekenkamer te verzoeken om advies uit te brengen over dit voornemen van de Minister. Bij deze stuur u dit voorstel namens de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat (hierna: de commissie IenW; de opvolger van de commissie IenM) en verzoek ik u het voorstel aan de Kamer voor te leggen.

Advies van de commissie Financiën

De commissie IenM heeft de commissie Financiën om advies gevraagd over dit verzoek aan de Rekenkamer. In de bijlage bij deze brief treft u het advies van de vaste commissie voor Financiën (bijlage 1) hierover aan, evenals de daaraan voorafgaande adviesaanvraag van de commissie IenM (bijlage 2).

Inhoud voorgesteld adviesverzoek aan Algemene Rekenkamer

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat (de opvolger van de Minister van Infrastructuur en Milieu) wil vanaf de ontwerpbegroting 2019 de begrotingssystematiek van het Infrastructuurfonds (IF) wijzigen door een nieuw begrotingsartikel 20 «Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte» toe te voegen voor de planflexibele middelen. Dit artikel zou alle flexibele, nog niet-juridisch verplichte middelen moeten gaan bevatten die nu nog bij de verschillende modaliteiten / productartikelen (wegen, spoor, vaarwegen en regionale en lokale infrastructuur) worden en zijn ondergebracht. In dit artikel zullen grote bedragen (miljarden) omgaan. De Minister meldt dit voornemen conform de Rijksbegrotingsvoorschriften tijdig aan de Kamer, zodat deze in staat is haar eigen oordeel te vormen.

Met dit voornemen wordt een ingrijpende verandering doorgevoerd in de begrotingssystematiek van het Infrastructuurfonds. Het budgettair belang hiervan is groot: de wijziging heeft betrekking op miljarden euro’s. De consequenties van dit voornemen voor het budgetrecht en de informatiepositie van de Kamer zijn niet geheel inzichtelijk. Niet duidelijk is wat de Kamer met de goedkeuring van de begrotingen precies zal autoriseren, welke informatie zij daarover zal ontvangen en in hoeverre haar beïnvloedingsmogelijkheden zullen veranderen.

Ook is niet duidelijk of er mogelijke consequenties zijn voor de beheersbaarheid van de overheidsfinanciën en of een goede balans gevonden zal kunnen worden tussen meerjarige zekerheid en stabiliteit, waartoe de begrotingsfondsen oorspronkelijk in het leven zijn geroepen, en de door het kabinet gewenste flexibiliteit. Welke risico’s kleven aan deze voorgenomen wijziging en welke maatregelen zouden kunnen worden genomen om deze risico’s te beheersen?

De commissie IenW zou de Rekenkamer daarom willen vragen om een advies over de gevolgen van de wijziging voor het budgetrecht en de informatiepositie van de Kamer en de beheersbaarheid van de overheidsfinanciën, en daarbij in te gaan op mogelijke risico’s en maatregelen om deze te ondervangen.

Planning

De vaste commissie voor Financiën adviseert de commissie IenW met de Rekenkamer een oplevertermijn af te spreken, waarbij rekening wordt gehouden met de voorbereidingen voor de ontwerpbegrotingen 2019, die in maart/april 2018 reeds in gang worden gezet. Indien de Kamer met het voorstel van de commissie IenW instemt, zullen hierover afspraken worden gemaakt met de Rekenkamer.

De fungerend voorzitter van de commissie, Remco Dijkstra

De griffier van de commissie, Tijdink

BIJLAGE 1

Aan de fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu

Den Haag, 15 september 2017

In uw brief van 12 oktober 2017 vraagt u de vaste commissie voor Financiën om, overeenkomstig artikel 16a, tweede lid, van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer, advies uit te brengen over uw voorstel de Algemene Rekenkamer te verzoeken een advies uit te brengen over de nieuwe begrotingsstructuur van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (Kamerstuk 34 775 A, nr. 5). De vaste commissie voor Financiën geeft een positief advies over uw voorstel.

Aanleiding

De Minister van Infrastructuur en Milieu wil vanaf de ontwerpbegroting 2019 de begrotingssystematiek van het Infrastructuurfonds (IF) wijzigen door een nieuw begrotingsartikel 20 «Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte» toe te voegen voor de planflexibele middelen. Dit artikel zou alle flexibele, nog niet-juridisch verplichte middelen moeten gaan bevatten die nu nog bij de verschillende modaliteiten / productartikelen (wegen, spoor, vaarwegen en regionale en lokale infrastructuur) worden en zijn ondergebracht.

Probleemstelling

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu heeft in haar voorstel de volgende probleemstelling geformuleerd.

Met dit voornemen wordt een ingrijpende verandering doorgevoerd in de begrotingssystematiek van het IF. Het budgettair belang hiervan is groot: de wijziging heeft betrekking op miljarden euro’s. De consequenties van dit voornemen voor het budgetrecht en de informatiepositie van de Kamer zijn niet geheel inzichtelijk. Niet duidelijk is wat de Kamer met de goedkeuring van de begrotingen precies zal autoriseren, welke informatie zij daarover zal ontvangen en in hoeverre haar beïnvloedingsmogelijkheden zullen veranderen.

Ook is niet duidelijk of er mogelijke consequenties zijn voor de beheersbaarheid van de overheidsfinanciën en of een goede balans zal kunnen worden gevonden tussen meerjarige zekerheid en stabiliteit, waartoe de begrotingsfondsen oorspronkelijk in het leven zijn geroepen, en de door het kabinet gewenste flexibiliteit. Welke risico’s kleven aan deze voorgenomen wijziging en welke maatregelen zouden kunnen worden genomen om deze risico’s te beheersen? Hoe zou bijvoorbeeld voorkomen kunnen worden dat de middelen uit deze zeer omvangrijke begrotingsreserve in te grote mate worden ingezet voor andere doeleinden dan bereikbaarheid?

Adviesaanvraag

Het adviesverzoek van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu aan de Algemene Rekenkamer is gericht op de volgende aspecten:

  • De gevolgen van de wijziging voor het budgetrecht en de informatiepositie van de Kamer;

  • De beheersbaarheid van de overheidsfinanciën, en daarbij in te gaan op mogelijke risico’s en maatregelen om deze te ondervangen.

Doorgaans toetst de vaste commissie voor Financiën (concept)verzoeken van de Tweede Kamer tot het doen van onderzoek door de Algemene Rekenkamer aan bepaalde criteria (zoals meerwaarde van een rekenkameronderzoek, de noodzaak tot inzet van de specifieke bevoegdheden van de Algemene Rekenkamer, de formulering van de onderzoeksvragen en de uitvoerbaarheid binnen een bepaald tijdsbestek). Bij de voorliggende vraag gaat het evenwel niet om een onderzoeksvraag, maar om een adviesvraag over een herziening van indeling van een begroting en de consequenties daarvan voor het budgetrecht en de informatiepositie van de Kamer, alsmede voor de beheersbaarheid van de overheidsfinanciën. Het belang van de zienswijze van de Algemene Rekenkamer vanuit deze twee specifieke invalshoeken wordt door de commissie onderschreven en past bij de bevoegdheden van de Algemene Rekenkamer. De commissie adviseert om die reden positief over de adviesaanvraag.

Planning

In het verzoek om advies is geen termijn vermeld waarop de Algemene Rekenkamer wordt verzocht het advies uit te brengen. Alhoewel de voorgenomen wijziging van de begrotingssystematiek van het IF pas later, bij ontwerpbegroting 2019, wordt doorgevoerd, adviseert de vaste commissie voor Financiën een oplevertermijn met de Algemene Rekenkamer af te spreken. Dit met het oog op de voorbereidingen voor de ontwerpbegrotingen 2019, die in maart/april 2018 reeds in gang worden gezet.

De fungerend voorzitter van de commissie, Anne Mulder

De waarnemend griffier van de commissie, Tielens-Tripels

BIJLAGE 2

Aan de fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Financiën

Den Haag, 12 oktober 2017

In de procedurevergadering van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu van 10 oktober 2017 is gesproken over de brief van de Minister van Infrastructuur en Milieu over de introductie van een nieuw begrotingsartikel in de begroting van het Infrastructuurfonds (Kamerstuk 34 775 A, nr. 5).

De commissie IenM heeft de wens uitgesproken de Algemene Rekenkamer, na advisering door de commissie Financiën, te verzoeken om een advies over de voorgenomen wijziging van de begrotingssystematiek van het Infrastructuurfonds. Bij deze breng ik u het verzoek van de commissie IenM over aan de commissie Financiën om de commissie IenM hierover te adviseren.

Inhoud voorgenomen adviesverzoek aan Algemene Rekenkamer

De Minister van Infrastructuur en Milieu wil vanaf de ontwerpbegroting 2019 de begrotingssystematiek van het Infrastructuurfonds (IF) wijzigen door een nieuw begrotingsartikel 20 «Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte» toe te voegen voor de planflexibele middelen. Dit artikel zou alle flexibele, nog niet-juridisch verplichte middelen moeten gaan bevatten die nu nog bij de verschillende modaliteiten / productartikelen (wegen, spoor, vaarwegen en regionale en lokale infrastructuur) worden en zijn ondergebracht. In dit artikel zullen grote bedragen (miljarden) omgaan. De Minister meldt dit voornemen conform de Rijksbegrotingsvoorschriften tijdig aan de Kamer, zodat deze in staat is haar eigen oordeel te vormen.

Met dit voornemen wordt een ingrijpende verandering doorgevoerd in de begrotingssystematiek van het IF. Het budgettair belang hiervan is groot: de wijziging heeft betrekking op miljarden euro’s. De consequenties van dit voornemen voor het budgetrecht en de informatiepositie van de Kamer zijn niet geheel inzichtelijk. Niet duidelijk is wat de Kamer met de goedkeuring van de begrotingen precies zal autoriseren, welke informatie zij daarover zal ontvangen en in hoeverre haar beïnvloedingsmogelijkheden zullen veranderen.

Ook is niet duidelijk of er mogelijke consequenties zijn voor de beheersbaarheid van de overheidsfinanciën en of een goede balans gevonden zal kunnen worden tussen meerjarige zekerheid en stabiliteit, waartoe de begrotingsfondsen oorspronkelijk in het leven zijn geroepen, en de door het kabinet gewenste flexibiliteit. Welke risico’s kleven aan deze voorgenomen wijziging en welke maatregelen zouden kunnen worden genomen om deze risico’s te beheersen? Hoe zou bijvoorbeeld voorkomen kunnen worden dat de middelen uit deze zeer omvangrijke begrotingsreserve in te grote mate worden ingezet voor andere doeleinden dan bereikbaarheid?

De commissie IenM zou de Rekenkamer daarom willen vragen om een advies over de gevolgen van de wijziging voor het budgetrecht en de informatiepositie van de Kamer en de beheersbaarheid van de overheidsfinanciën, en daarbij in te gaan op mogelijke risico’s en maatregelen om deze te ondervangen.

De griffier van de commissie, Tijdink

Naar boven