Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 februari 2018
Tijdens het ordedebat van 16 januari jl. (Handelingen II 2017/18, nr. 39, item 5) heeft lid Van der Lee van de fractie van GroenLinks aandacht gevraagd voor een bericht
van de NOS van 23 december 2017 waarin werd vermeld dat de energierekening van huishoudens
in 2030 maandelijks met € 50 tot € 60 zal toenemen. Ik ga in op uw verzoek om onderbouwing
van deze cijfers en voorzie u vervolgens van mijn reactie.
De berekening zoals deze door de NOS openbaar is gemaakt, is verricht door het Planbureau
voor de Leefomgeving (PBL). Het PBL is bij haar berekening uitgegaan van nationale
kosten in de orde grootte van 5–6 miljard euro in 2030 in lijn met de notitie van
PBL onder de titel «Nationale kosten energietransitie in 2030» van 3 april 20171. Vanzelfsprekend zijn de cijfers met de nodige onzekerheden over de ontwikkeling
van toekomstige kosten van technieken, en bijbehorende beleidskeuzes, omgeven.
Het PBL stelt dat als alle kosten voor de energietransitie volledig zouden neerslaan
bij huishoudens, dat huishoudens in 2030 dan gemiddeld circa 50–60 euro per maand
bijdragen aan de kosten van de energietransitie. PBL stelt ook dat vanzelfsprekend
de directe bijdrage van huishoudens minder hoog uitvalt, indien een deel van de kosten
zou neerslaan bij bedrijven.
Hoewel de berekening klopt, worden in de praktijk niet alle kosten direct bij huishoudens
neergelegd. Zo worden bijvoorbeeld de tarieven voor de ODE jaarlijks zodanig vastgesteld
dat 50% van de lasten neerslaan bij huishoudens en 50% bij bedrijven. De directe lasten
voor burgers vallen dan lager uit.
Desondanks is het aannemelijk dat de kosten uiteindelijk – direct dan wel indirect
– ten laste komen van de samenleving. De uiteindelijke ontwikkeling van de lasten
is zeer afhankelijk van de noodzakelijke kosten om de energietransitie te realiseren.
Hoe dan ook moet worden vastgesteld dat de energietransitie kosten met zich mee brengt.
Het is de inzet van het kabinet om de ambitieuze klimaatdoelstellingen voor 2030 en
2050 tegen zo laag mogelijke kosten voor burgers en bedrijven te realiseren. Dit is
dan ook een van de centrale uitgangspunten voor het af te sluiten Klimaat- en Energieakkoord.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes