34 730 XVII Wijziging van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2017 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 7 juli 2017

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 14 juni 2017 voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Bij brief van 26 juni 2017 zijn ze door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, voorzien van een inleiding beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De fungerend voorzitter van de commissie, De Roon

De adjunct-griffier van de commissie, Wiskerke

Inleiding

Graag bied ik u hierbij de reactie aan op het verzoek van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 1 juni 2017 inzake de feitelijke vragen inzake wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor het jaar 2017.

Met de beantwoording wordt aan twee toezeggingen voldaan, die ik tijdens het wetgevingsoverleg over het jaarverslag BHOS (15 juni 2017) deed.

De eerste toezegging betreft het nader toelichten van de verlaging in de slotwet 2016 van het verplichtingenbudget voor 2016 met EUR 994,5 mln en de navenante verhoging van het verplichtingenbudget 2017 in de eerste suppletoire begroting 2017. Het antwoord op vraag 21 gaat hierop in. Ten tweede de toezegging om bij de beantwoording van deze vragen ook terug te komen op het budget voor voeding. Deze informatie is opgenomen in het antwoord op de laatste vraag.

Vragen en antwoorden

1

Op welke landen en thema’s ligt de focus voor de besteding van de 50 miljoen euro extra voor veiligheid, stabiliteit en opvang in de regio?

4

In welke landen en aan welke projecten zal het additioneel beschikbaar gestelde budget voor veiligheid, migratiesamenwerking en opvang in de regio worden besteed?

24

Van de 50 miljoen euro wordt de overige 40 miljoen euro onder andere uitgegeven aan opvang van vluchtelingen in de regio. Aan en via welke landen en organisaties wordt dit bedrag uitgegeven?

Antwoord vraag 1, 4, 24:

Het kabinet zet EUR 50 miljoen extra in voor programma’s die irreguliere migratie via Libië naar Europa tegengaan. EUR 10 miljoen hiervan gaat via de begroting van BZ naar de bevordering van stabiliteit en veiligheid. EUR 40 miljoen gaat via de BHOS-begroting. Van het bedrag op de BHOS begroting is EUR 30 miljoen bestemd voor opvang in de regio (onder beleidsartikel 4) en EUR 10 miljoen voor migratiesamenwerking (beleidsartikel 5). Bij migratiesamenwerking ligt de focus op Nigeria, transitlanden in Noord-Afrika en de Sahel en opvanglanden Oeganda, Ethiopië en Kenia. In deze landen worden succesvolle programma’s uitgebreid en worden aanvullende, nieuwe initiatieven gestart.

Vanuit de middelen voor opvang in de regio krijgen Afrikaanse landen waar veel vluchtelingen verblijven steun om de opvang en bescherming van vluchtelingen te verbeteren. Prioriteit gaat uit naar Oeganda, Ethiopië, Kenia en Egypte. Vluchtelingen krijgen bovendien meer kansen om een beroepsopleiding te volgen en werk te vinden. De uitvoerders van de programma’s voor opvang in de regio zijn de VN (UNHCR en IOM) en NGO’s (o.a. SPARK), samen met lokale autoriteiten.

Voor de middelen voor migratiesamenwerking geeft het kabinet prioriteit aan Libië, Niger, Marokko, Mali en Nigeria. In de landen van doorreis (in Noord-Afrika en de Sahel) krijgen migranten via IOM steun om naar huis terug te keren en daar een nieuw leven op te bouwen, als alternatief voor de levensgevaarlijke overtocht en een onzeker bestaan in Europa. In Niger biedt IOM bovendien hulp aan migranten die in de woestijn stranden. In Nigeria, een belangrijk herkomstland van slachtoffers van mensenhandel (vooral vrouwen die als prostituee moeten werken in Europa), ontvangen maatschappelijke organisaties steun om mensenhandel tegen te gaan.

2

Hoe gaat de toekenning van deze 50 miljoen euro plaatsvinden en wat is de rol van Nederlandse NGO’s hierbij?

Antwoord:

Het kabinet is in overleg met de landen waarmee Nederland de samenwerking op migratieterrein wenst te versterken en heeft de lokale behoeften en prioriteiten in kaart gebracht. Daarbinnen kiest het kabinet voor programma’s die thematisch nauw aansluiten bij de Nederlandse prioriteiten en expertise, zoals jeugdwerkgelegenheid en mensenrechten. Voor een groot deel van de middelen zijn inmiddels programma’s geïdentificeerd. Het kabinet kiest ervoor om ongeveer de helft van de middelen te gebruiken voor snelle uitbreiding van succesvolle programma’s. Het gaat onder meer om een beurzenprogramma voor Syrische vluchtelingen, uitgevoerd door de Nederlandse NGO SPARK. Een ander voorbeeld betreft een programma in Kenia, waar Somalische vluchtelingen werk hebben gekregen na het volgen van beroepsopleidingen (zoals boekhouden). Met de andere helft van de middelen worden nieuwe, aanvullende initiatieven gestart. Het gaat bijvoorbeeld om steun voor Ethiopië en Uganda, om voornemens om vluchtelingen meer toegang te geven tot lokale voorzieningen en de arbeidsmarkt om te zetten in concreet beleid. De ervaringen van deze twee pilotlanden worden meegenomen in de voorbereiding van het VN Vluchtelingencompact, waarover in 2017 en 2018 wordt onderhandeld door VN lidstaten.

3

Welke mogelijkheden zijn er om een betere koppeling te maken tussen de Nederlandse bestedingen aan noodhulp via bijvoorbeeld de Dutch Relief Alliance (DRA) en de financiële instrumenten voor veiligheid, stabiliteit en opvang in de regio?

Antwoord:

Nederland is in internationaal opzicht een koploper als het gaat om de koppeling tussen noodhulp en andere instrumenten van ontwikkelingssamenwerking.

De instrumenten voor noodhulp, veiligheid, stabiliteit en opvang in de regio vullen elkaar aan en maken een brede, geïntegreerde aanpak mogelijk. In twee instabiele regio’s nabij Europa -de Syrië regio en de Hoorn van Afrika- heeft het kabinet alle beschikbare instrumenten aan elkaar gekoppeld. Hier wordt noodhulp aangevuld met middelen voor ontwikkelingssamenwerking, bevordering van handel en investeringen en het vergroten van stabiliteit.

De koppeling tussen noodhulp en ontwikkelingssamenwerking moet op veel terreinen nog verbeteren. Nederland zet zich ervoor in dat ook VN-organisaties, de WereldBank en andere donorlanden ervoor zorgen dat instrumenten voor noodhulp, opvang in de regio, economische ontwikkeling en stabiliteit en veiligheid onderdeel worden van een brede, geïntegreerde aanpak en de vluchtelingenproblematiek. Er moet op internationaal niveau een beter bewustzijn komen van de samenhang tussen hulp, wederopbouw en ontwikkeling. Daar waar sprake is van langdurige crisis moet specifiek beleid ontwikkeld worden waarin de verschillende benaderingen samen komen en waarin de betrokken actoren hun acties beter coördineren.

5

Welke afspraken, maatregelen en monitoringsmechanismen heeft het kabinet gemaakt en is zij voornemens uit te voeren om mensenrechten, en in het bijzonder kinderrechten, te waarborgen bij de besteding van het additioneel beschikbaar gestelde budget voor veiligheid, migratiesamenwerking en opvang in de regio?

Antwoord:

Het waarborgen van mensenrechten is een belangrijk aandachtspunt. Het kabinet selecteert uitvoeringspartners die veel aandacht besteden aan mensenrechten en kwetsbare groepen, zoals kinderen. Uitvoeringspartners voeren zorgvuldige risicoanalyses uit. Het kabinet maakt contractuele afspraken met de uitvoerende organisaties over monitoring en evaluatie. Nederland houdt bovendien nauw contact met organisaties die lokale mensenrechtensituaties op de voet volgen. Daarnaast houdt Nederland intensief contact met andere donorlanden over de voortgang en risico’s op het gebied van mensenrechten.

6

Hoeveel van het additioneel beschikbaar gestelde budget voor veiligheid, migratiesamenwerking en opvang in de regio wordt specifiek ingezet met als doel het welzijn van kinderen en de bescherming van hun rechten te bevorderen?

Antwoord:

De geselecteerde programma’s richten zich op vluchtelingen, migranten en gastgemeenschappen. De aandacht gaat vooral uit naar kwetsbare groepen, zoals kinderen. Een voorbeeld van een programma dat het welzijn en de bescherming van kinderen bevordert is de registratie van vluchtelingen in Ethiopië en Oeganda. Registratie en documentatie is voor vluchtelingen essentieel om volwaardig mee te kunnen draaien in een maatschappij. Het leidt tot betere toegang tot lokale voorzieningen, zoals onderwijs en gezondheidszorg en maakt het makkelijker om een bankrekening te openen, een telefoonabonnement af te sluiten of een vergunning te verkrijgen voor het oprichten van een bedrijf. Dit programma biedt bovendien een oplossing voor tienduizenden kinderen van vluchtelingen die zijn geboren na aankomst in Ethiopië. Zij kunnen momenteel nergens worden geregistreerd; UNHCR registreert mensen alleen bij aankomst en de kinderen kunnen voor registratie niet terecht bij hun herkomstland of opvangland. Het kabinet steunt de plannen van UNICEF en UNHCR om voor dit probleem een oplossing te vinden, samen met de Ethiopische overheid.

7

Worden de kosten van leegstand van de eerstejaars asielopvang volledig gerekend onder de Nederlandse ODA-bestedingen? Kan nader onderbouwd worden waarom leegstand bij het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA) als ODA geoormerkt wordt? Waarom kan een daling van de raming van asielinstroom leiden tot een verhoging van de ODA-toerekening? Kan inzichtelijk worden gemaakt wat de kosten per eerstejaars asielzoeker zijn in 2016 en 2017 die toegerekend worden aan ODA?

Antwoord:

Jaarlijks wordt bij de Voorjaarsnota de asieltoerekening aan ODA voor het voorafgaande jaar definitief vastgesteld op basis van de gerealiseerde kosten. Conform de systematiek van de asieltoerekening aan ODA vormen de totale kosten van het COA de basis van de kostprijs per asielzoeker die wordt toegerekend aan ODA. Daarnaast wordt de hoogte van de toerekening aan ODA beïnvloed door het aandeel asielzoekers uit ontwikkelingslanden in de instroom, en de gemiddelde periode dat asielzoekers in opvang verblijven (met een maximum van twaalf maanden). Als gevolg van de lager dan verwachte asielinstroom in 2016 is overcapaciteit ontstaan bij het COA («leegstand»), waardoor de kostprijs per persoon steeg.

Zoals in de Voorjaarsnota gemeld is de BHOS-begroting gecompenseerd voor de kosten voor overcapaciteit, door een toevoeging van EUR 75 miljoen generale middelen aan de begroting. De extra kosten voor overcapaciteit leiden dus niet tot lagere uitgaven elders op de BHOS-begroting.

De aan ODA toegerekende gemiddelde kosten per asielzoeker bedroegen in 2.016 EUR 19.290. De geraamde kostprijs voor 2017 bedraagt EUR 18.900 per persoon.

Bij de Voorjaarsnota wordt de verwachte asielinstroom indien nodig bijgesteld op basis van de laatste ontwikkelingen. Een neerwaartse bijstelling van de verwachte asielinstroom leidt over het algemeen tot een lagere toerekening aan ODA. Daarnaast wordt de eindafrekening van het vorige boekjaar opgemaakt. Wanneer een eindafrekening hoger is dan verwacht en de kosten voor een voorafgaand jaar navenant hoger uitvallen, kan het zijn dat de kosten per saldo stijgen, terwijl de instroom daalt.

8

Wat is de verklaring voor de zeer hoge kosten voor leegstand (75 miljoen euro)? Op welke manier worden deze hoge kosten zo laag mogelijk gehouden, zodat de schaarse middelen besteed kunnen worden aan noodhulp en opvang in de regio in plaats van het financieren van lege gebouwen van het COA?

Antwoord:

De asielopvang (COA) valt niet onder de verantwoordelijkheid van de Minister voor BHOS, maar is de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Daarom verwijs ik voor nadere toelichting naar het Ministerie van Veiligheid en

Justitie.

9

Hoe is de overboeking van 170 miljoen euro van de Veiligheid en Justitie begroting naar de Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking begroting verdeeld over de verschillende begrotings(sub)artikelen? Welk deel daarvan is reeds gecommitteerd of juridisch verplicht?

Antwoord:

Het gehele bedrag wordt ingezet om het meerjarig tekort te verlagen. Dit is zichtbaar in de begroting op subartikel 5.4.

10

Klopt de veronderstelling dat de 75 miljoen euro die is vrijgemaakt ter dekking van de 75 miljoen euro hogere kosten voor leegstand in de reguliere nacalculatie over 2016 gedekt wordt uit algemene middelen? Zo nee, hoe is dit binnen voorhavig begrotingshoofdstuk verwerkt?

Antwoord:

Ja.

11

Kunt u de 75 miljoen euro die is vrijgemaakt om de kosten voor leegstand in de eerstejaars asielopvang in 2016 te dekken, specificeren en toelichten?

Antwoord:

De asielopvang (COA) valt niet onder de verantwoordelijkheid van de Minister voor BHOS, maar is de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Daarom verwijs ik voor nadere toelichting naar het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

12

Kunt u aangeven wanneer de 3e call van de Faciliteit Duurzaam Ondernemen en Voedselzekerheid (FDOV) uitkomt en met hoeveel het verplichtingenbedrag is verhoogd?

Antwoord:

Op basis van een mid-term review die eind vorig jaar is afgerond wordt de opzet en werkwijze van het FDOV tegen het licht gehouden. In dit proces worden verschillende betrokkenen geconsulteerd, zowel uit de publieke als de private sector. Besluitvorming over de derde call for proposals en de hoogte van het verplichtingenbedrag zal plaatsvinden in het najaar, als dit proces is afgerond.

13

Op welke manier wordt de additionele 1 miljoen euro voor de convenanten ingezet? Is het bestemd voor zowel de onderhandeling als implementatiefase? Is de toepassing mogelijk voor zowel lopende als nieuwe convenanten? Vanaf wanneer tot wanneer is deze financiering beschikbaar?

Antwoord:

De additionele EUR 1 miljoen wordt ingezet ter ondersteuning van maatschappelijke organisaties bij convenantbesprekingen. De maatschappelijke organisaties kunnen hier gebruik van maken bij lopende en nieuwe convenantbesprekingen. De middelen zijn niet bedoeld voor ondersteuning in de implementatiefase. De financiering is beschikbaar vanaf september 2016 tot en met december 2017.

14

Kunt u aangeven op welke manier de resterende 500.000 euro van de additionele 1 miljoen euro voor artikel 2.1 wordt besteed?

Antwoord:

De extra EUR 1 miljoen voor artikel 2.1 heeft betrekking op begrotingsjaar 2018. In 2017 wordt EUR 0,5 miljoen geïnvesteerd in programma’s gericht op landrechten, zoals verzocht door het amendement Smaling en Grashoff (Kamerstuk 34 550 XVII, nr. 40). Aan dit amendement wordt invulling gegeven met het programma Securing Land Rights for Women in Africa van de Nederlandse Land Governance Academy (LANDac), in samenwerking met lokale organisaties in Senegal, Kenia, Malawi en Mozambique. Het amendement wordt volledig uitgevoerd in 2017; er is geen sprake van een resterend bedrag in 2017.

15

Hoe en aan welke budgetlijn wordt She Decides in 2017 besteed onder beleidsartikel 3.1?

Antwoord:

Middelen voor She Decides zijn onderdeel van het subartikel «Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt aan de verspreiding van HIV/aids». De EUR 10 miljoen die het kabinet in 2017 beschikbaar stelt voor She Decides wordt gevonden door herprioritering binnen de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. In de tweede suppletoire wet bij de Najaarsnota wordt nader toegelicht onder welke specifieke budgetlijnen binnen artikel 3.1 de middelen worden besteed.

16

Waardoor zijn de mutaties in beleidsartikel 3 op centrale programma's en landenprogramma’s Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) & HIV/Aids veroorzaakt?

Antwoord:

Met de verhoging van EUR 1 miljoen voor UNICEF onder beleidsartikel 3.1 wordt invulling gegeven aan de motie Voordewind (Kamerstuk 34 300 XVII, nr. 38), waarin het kabinet is verzocht structureel en langjarig sociale bescherming voor aidswezen te ondersteunen. De Nederlandse bijdrage aan een programma van UNICEF voor de meest kwetsbare kinderen in zuidelijk Afrika, waaronder aidswezen, is hiertoe verlengd tot en met 2018 en verhoogd met EUR 1 miljoen voor 2017 en EUR 1 miljoen voor 2018. Hiervoor zijn middelen overgeheveld uit het budget voor centrale programma’s op het terrein van HIV/aids en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten.

Met de verhoging met EUR 3 miljoen voor UNFPA onder beleidsartikel 3.1 wordt invulling gegeven aan het amendement van het lid Taverne (Kamerstuk 34 550 XVII, nr. 16), waarin het kabinet wordt verzocht EUR 3 miljoen extra te besteden aan voorbehoedsmiddelen, voorlichting en keuzevrijheid, met name in Afrika. De dekking is onder andere gevonden in ruimte in het programma voor SRGR in Mozambique.

17

Hoeveel van de 82,2 miljoen euro voor opvang in de regio die in 2016 nog niet besteed was en meegenomen is naar 2017 is nog niet toegekend? Kunnen Nederlandse NGO’s hier nog een rol in spelen als zij met goede programma’s komen?

Antwoord:

In de Kamerbrieven van 2 mei (DSH-2016.245108), 21 juni (DSH-2016.355228) en 7 november 2016 (DSH-2016.736430) is uw Kamer geïnformeerd over de aanwending van de middelen (EUR 260 miljoen) voor versterkte opvang van vluchtelingen in de Syrië-regio. Het is niet langer mogelijk projectvoorstellen in te dienen voor deze middelen. De EUR 82,2 miljoen die is doorgeschoven naar 2017 en verder betreft voornamelijk meerjarige programma’s die al in 2016 zijn gestart.

18

Kunt u aangeven op welke manier het noodhulpbudget van 160,3 miljoen euro precies zal worden besteed?

Antwoord:

Op 25 januari 2017 informeerde het kabinet uw Kamer per brief (4ZKWPA3M5U6C-3-15276) over de besteding van het noodhulpbudget voor 2017 van EUR 340 miljoen. Met de extra inzet van EUR 40 miljoen via het Noodhulpfonds bedraagt het totale budget EUR 380 miljoen. Hiervan wordt een bedrag van EUR 227 miljoen besteed via algemene ongeoormerkte bijdragen aan organisaties zoals UNHCR, WFP en het Central Emergency Response Fund. Daarnaast wordt EUR 40 miljoen bijgedragen aan zogenaamde country-based pooled funds, ICRC en VN-organisaties voor chronische en acute crises (waaronder hongersnoden) in Syrië, Irak, Jemen, Zuid-Soedan, Somalië en Nigeria. Via de Dutch Relief Alliance wordt EUR 60 miljoen besteed ten behoeve van noden in chronische en acute crises in Syrië, Irak, Jemen, Zuid-Soedan, de Centraal-Afrikaanse Republiek, Somalië, Nigeria en de Oekraïne. Tevens wordt EUR 2 miljoen bijgedragen aan de actie van de Samenwerkende Hulporganisaties ten behoeve van noodhulp bij hongersnoden.

Een bedrag van EUR 17 miljoen wordt besteed aan lopende activiteiten op het gebied van innovatie (samenwerking tussen bedrijven en humanitaire organisaties om te komen tot betere respons, bijdrage aan het UN-OCHA humanitair datacentrum), paraatheid (capaciteitsopbouw van lokale actoren voor de eerste respons), veiligheid van hulpverleners en kwaliteitsverbetering van het humanitair systeem. EUR 1 miljoen betreft noodhulp in landen die geen ontwikkelingsland zijn in de definitie van de OESO-DAC. Het kabinet houdt een bedrag van EUR 33 miljoen in reserve om gedurende het jaar te kunnen reageren op acute crises. Over de besteding hiervan wordt uw Kamer geïnformeerd conform bestaande afspraken.

19

Kunt u specificeren waar de overgebleven middelen van de 260 miljoen euro extra meerjarige middelen voor opvang in de regio uit 2016 voor zullen worden ingezet? Hoeveel is hiervan juridisch verplicht?

Antwoord:

Van de EUR 260 miljoen is op dit moment EUR 244,5 miljoen juridisch vastgelegd in contracten, beschikkingen of arrangementen. Het gaat hier veelal om meerjarige programma’s. Voor het resterende bedrag van EUR 15,5 miljoen zijn programma’s geselecteerd. De juridische committering volgt zeer spoedig.

20

Hoe wordt de 40 miljoen euro extra inzet op het Noodhulpfonds ingezet via de diverse bestedingskanalen?

Antwoord:

Van de extra middelen is EUR 7 miljoen bestemd voor de Dutch Relief Alliance ten behoeve van de uitvoering van de motie Voordewind c.s. (nr. 32 605 d.d. 4 april 2017). Hierover is uw Kamer geïnformeerd per brief van 24 april 2017 (Kamerstuk 32 605, nr. 207). Over de besteding van de resterende EUR 33 miljoen zal het kabinet uw Kamer informeren conform bestaande afspraken.

21

Er is sprake van een opwaartse bijstelling van 509,7 miljoen euro. Hoe verhoudt deze zich tot de 995 miljoen euro aan mutaties welke bleken uit de jaarrekening 2016?

Antwoord:

De opwaartse bijstelling van EUR 509,7 miljoen betreft een verhoging van het uitgavenbudget op de begroting in 2017. Het betreft hier onder andere middelen die terugvloeien vanuit de VenJ-begroting naar de BHOS-begroting als gevolg van een lager dan verwachte asielinstroom in 2016 (EUR 170 miljoen), inzet van de eindejaarsmarge (EUR 198 miljoen) en resterende middelen uit 2016 voor het Relief Fund (EUR 63 miljoen) en opvang in de regio (EUR 82 miljoen).

De neerwaartse bijstelling van EUR 994,5 miljoen betreft een verlaging van het verplichtingenbudget op de begroting van 2016. Het betreft hier voornamelijk verplichtingenbudget voor nieuwe meerjarige contracten en subsidies die gepland waren voor 2016, maar in 2016 niet zijn aangegaan. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren als gevolg van langer dan verwachte voorbereidingstijd of vertraagde contractonderhandelingen. De verplichtingen worden nu in 2017 aangegaan, waartoe het verplichtingenbudget verhoogd wordt. Voorbeelden hiervan zijn uitgestelde committeringen aan het Afrikaans Ontwikkelingsfonds en het Global Fund to Fight Aids, Tuberculosis and Malaria. Het verhogen van het verplichtingenbudget betekent niet dat het uitgavenbudget met hetzelfde bedrag wordt verhoogd, omdat met deze uitgaven in de begroting al rekening was gehouden.

Het lagere saldo van aangegane verplichtingen in 2016 is toegelicht in de Slotwet over 2016, welke gezamenlijk met het Jaarverslag aan uw Kamer is aangeboden.

22

Het kabinet heeft 50 miljoen euro incidenteel ingezet voor Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Komt dit bedrag bovenop de stijging van de begroting vanwege het stijgende Bruto Nationaal Inkomen (BNI)?

Antwoord:

Van de EUR 50 miljoen wordt EUR 40 miljoen ingezet als ODA op de BHOS-begroting. Dit bedrag is toegevoegd aan het ODA-budget en komt bovenop de stijging van de begroting als gevolg van een hoger Bruto Nationaal Inkomen (BNI). De overige EUR 10 miljoen betreffen geen ODA-middelen en worden ingezet op de begroting van Buitenlandse Zaken. Zie ook het antwoord op vraag 23.

23

Van deze 50 miljoen euro komt 10 miljoen euro terecht op de begroting Buitenlandse Zaken ten behoeve van veiligheid en stabiliteit. Waar wordt dit precies aan uitgegeven? Als dit bedrag besteed wordt aan veiligheid waarom gaat het dan naar Buitenlandse Zaken en niet naar Defensie?

Antwoord:

Zowel het Ministerie van Buitenlandse Zaken als het Ministerie van Defensie werken aan het bevorderen van stabiliteit en veiligheid in het buitenland. De EUR 10 miljoen op de begroting van Buitenlandse Zaken wordt ingezet voor programma’s op het gebied van hervorming van publieke veiligheidssectoren in Noord-Afrika en Mali en ter bevordering van de toegang tot het rechtssysteem in Tunesië. Ook wordt geïnvesteerd in het voorkomen van radicalisering in Algerije, de Sahel en Jordanië, en het bevorderen van inclusieve conflictbeslechting in landen als Libië en Syrië. Tevens zal een programma op het gebied van civiel-militaire samenwerking met de Libanese grensbewakingsautoriteiten worden uitgebreid.

25

Kunt u aangeven op basis van welke te verwachten ontwikkelingen het kabinet tot de schatting komt dat de asielinstroom in 2017 c.a. 10.000 personen hoger zal liggen dan in 2016 (31.642)?

Antwoord:

Het kabinet hanteert een meerjarige prognose van de asielinstroom, die meerdere keren per jaar – indien nodig – wordt bijgesteld. Hierbij wordt rekening gehouden met ontwikkelingen in de wereld die gevolgen hebben voor migratiestromen, het verwachte aantal nareizende gezinsleden van mensen die al een verblijfsvergunning hebben gekregen en gemaakte afspraken voor relocatie en hervestiging. De hogere verwachting voor 2017 ten opzichte van 2016 wordt vooral verklaard door het verwachte aantal nareizende gezinsleden van mensen die in 2015 en 2016 een verblijfsvergunning hebben gekregen.

26

Kunt u de ontwikkeling van de ODA-toerekening in euro's over de jaren schematisch weergeven, en daarbij aangeven welk percentage van ODA dit betrof?

Antwoord:

Jaar

2013

2014

2015

2016

Asielinstroom

16.470

29.821

60.426

31.600

ODA-budget in € miljard

4,09

4,20

5,20

4,49

Asieltoerekening in € miljoen

274

697

1.186

392

Percentage van ODA

7%

17%

23%

9%

NB de asieltoerekening in 2016 viel eenmalig lager uit omdat vanaf 2016 een nieuwe toerekeningssystematiek wordt toegepast. Hierbij worden de kosten toegerekend in het jaar dat de kosten daadwerkelijk worden gemaakt door het COA. Voor een persoon die in het eind van het jaar instroomt in het COA, worden de meeste kosten immers pas in het daaropvolgende jaar gemaakt. Deze wijziging in de toerekeningsystematiek zorgt in 2016 voor een eenmalige lagere toerekening.

27

Welke consequenties heeft het voor de ODA-toerekening in euro's als de instroom van asielzoekers 10.000 personen hoger of 10.000 personen lager uitvalt?

Antwoord:

Een hogere of lagere asielinstroom van 10.000 personen leidt in 2017 tot een verhoging of verlaging van EUR 189 miljoen van de asieltoerekening aan ODA (waarvan twee derde van de kosten in 2017 valt en een derde van de kosten in 2018, zie toelichting op deze systematiek onder vraag 26). Dit bedrag is gebaseerd op ramingen van de kostprijs per persoon. Het bedrag is daarnaast afhankelijk van de samenstelling van de asielinstroom en de periode dat mensen bij het COA verblijven. Zo verblijven nareizende familieleden en asielzoekers uit veilige landen gemiddeld korter in opvang dan personen die een eerste asielaanvraag doen.

28

Kunt u nader toelichten hoe de 10 miljoen euro zullen worden besteed voor inspanningen die de concurrentiepositie van Nederland in het buitenland ten goede komen? Welke activiteiten worden daar precies van gefinancierd en met welke concrete doelstellingen?

Antwoord:

De besteding van de EUR 10 miljoen wordt verdeeld over publieke (EUR 4 miljoen) en private dienstverleners (EUR 6 miljoen). De middelen voor publieke organisaties worden ingezet voor:

  • Internationale innovatiesamenwerking via het EUREKA Global Stars programma (EUR 1 miljoen);

  • Handels- en investeringsbevorderende instrumenten voor bedrijven en kennisinstellingen, zoals inkomende en uitgaande missies, kennis en informatie, business development en positioneringsprogramma’s (EUR 1 miljoen);

  • Flexibele personele inzet binnen publiek-private projecten (EUR 1,5 miljoen);

  • De «Werkplaats voor strategieontwikkeling en samenwerking» (EUR 0,5 miljoen).

De middelen voor private organisaties zullen worden besteed via de stichting NL International Business, waarvoor een subsidieaanvraag in behandeling is.

De doelstelling van deze publiek-private samenwerking is dat Nederlandse private partijen meer kansen voor handel, investeringen en innovatie in het buitenland krijgen, met een focus op betere voorbereiding en follow up van handelsmissies.

29

Structureel wordt er 10 miljoen euro uitgetrokken om de concurrentiepositie van Nederland te verbeteren. Dit bedrag gaat naar het programma Global Stars. In welke mate valt hieronder de versterking en uitbreiding van de economische expertise op Nederlandse ambassades?

Antwoord:

Van de EUR 10 miljoen wordt EUR 1 miljoen besteed aan het Global Stars programma. Daarnaast wordt een deel van de EUR 10 miljoen (zie ook de beantwoording van vraag 28) ingezet voor het versterken van economische expertise op ambassades, door flexibele personele inzet binnen publiek-private projecten mogelijk te maken.

30

Per saldo stijgt het verplichtingenbudget van beleidsartikel 1 met 306,4 miljoen euro. Hierbij wordt aangegeven dat dit met name verplichtingen betreft die niet in 2016 zijn aangegaan en nu voor 2017 gepland staan. Waar komt de resterende verhoging van het budget vandaan?

Antwoord:

Een verhoging van het verplichtingenbudget betekent dat op het betreffende artikel meer (meerjarige) financiële verplichtingen mogen worden aangegaan in het betreffende jaar.

In het geval van beleidsartikel 1 is bij de eerste suppletoire begroting reeds een bedrag van EUR 293,1 miljoen toegelicht in verband met verschuivingen van 2016 naar 2017. De resterende verhoging van EUR 13,3 miljoen is voornamelijk toe te schrijven aan verhogingen van het verplichtingenbudget (EUR 4 miljoen) van het programma Revenue Mobilization Trust Fund bij het IMF; voor verbetering van het ondernemingsklimaat via budgetten van ambassades (EUR 7 miljoen); het ILO-2 programma ten behoeve van de confectiekledingsector in Bangladesh en voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (EUR 2 miljoen) voor invulling van de motie Van Laar (34 550 XVII, nr. 26) over kinderarbeid.

31

Het budget voor Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) stijgt met 7 miljoen euro in 2017. Hiervan gaat 6 miljoen euro naar het terugdringen van kinderarbeid. In welke landen en aan welke organisaties wordt dit geld uitgegeven? De overige 1 miljoen euro wordt uitgegeven aan de IMVO-convenanten. Zijn dat procesmatige kosten? Hoeveel gaat er naar ondersteuning van de SER?

Antwoord:

Van de genoemde EUR 6 miljoen euro is EUR 4 miljoen bestemd voor programma’s uit het Fonds Bestrijding Kinderarbeid. Deze subsidies worden door RVO verstrekt aan programma’s voor het tegengaan van kinderarbeid van bedrijven en multi-stakeholderinitiatieven en kunnen wereldwijd worden aangewend. EUR 2 miljoen gaat naar de Coalitie Stop Kinderarbeid voor voortzetting van het Child Labour Free Zones-programma. Dit programma wordt uitgevoerd in India, Mali en Oeganda.

De overige EUR 1 miljoen is bedoeld voor de ondersteuning van maatschappelijke organisaties bij de convenantbesprekingen. De SER wordt niet ondersteund met deze middelen.

32

Per saldo stijgt het verplichtingenbudget van beleidsartikel 2 met 313,6 miljoen euro. Hierbij wordt aangegeven dat dit met name verplichtingen betreft die niet in 2016 zijn aangegaan en nu in 2017 gecommitteerd zullen worden. Waar komt de resterende verhoging van het budget vandaan?

Antwoord:

Een verhoging van het verplichtingenbudget betekent dat op het betreffende artikel meer (meerjarige) financiële verplichtingen mogen worden aangegaan in het betreffende jaar.

Zoals vermeld in de eerste suppletoire begroting gaat het onder andere om EUR 200 miljoen voor een aantal landenprogramma’s zoals Rwanda (voedselzekerheidsprogramma), Benin (plattelandswegenprogramma), Ghana (cacao en palmolie productie) en Ethiopië (Productive Safety Net programma). De resterende verhoging van het verplichtingenbudget wordt ingezet voor programma’s op het gebied van klimaatverandering en continuering van de programma’s op het gebied van water, sanitaire voorzieningen en hygiëne.

33

Per saldo stijgt het verplichtingenbudget van beleidsartikel 3 met 173,4 miljoen euro. Hierbij wordt aangegeven dat dit met name nieuwe verplichtingen betreft die niet in 2016 zijn aangegaan. Waar komt de resterende verhoging van het budget vandaan?

Antwoord:

Een verhoging van het verplichtingenbudget betekent dat op het betreffende artikel meer (meerjarige) financiële verplichtingen mogen worden aangegaan in het betreffende jaar.

Zoals vermeld in de eerste suppletoire begroting betreft het voor artikel 3 onder andere een verplichting van EUR 166 miljoen voor het programma Global Fund to Fight Aids, Tuberculose and Malaria. De resterende verhoging van het verplichtingenbudget wordt ingezet voor het starten van activiteiten op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten in enkele partnerlanden (onder andere Benin en Mozambique), en voor een nieuwe fase van het Twinning-project in Suriname.

34

De verplichtingen aangaande opvang in de regio worden verhoogd met 227,8 miljoen euro. In welke landen wordt dit uitgegeven, via of in samenwerking met welke NGO’s en aan welke concrete activiteiten? Hoeveel gaat er rechtstreeks naar lokale overheden?

Antwoord:

Het verplichtingenbudget voor artikel 4 wordt verhoogd met EUR 227,8 miljoen. Door deze verhoging worden voornamelijk uitgaven uit het Noodhulpfonds (EUR 95 miljoen) en voor opvang in de regio mogelijk gemaakt. EUR 82 miljoen is bestemd voor opvang van vluchtelingen in Libanon en Jordanië (het restant van de oorspronkelijke EUR 260 miljoen voor 2016–2017). Daarnaast heeft het kabinet EUR 30 miljoen nieuwe middelen beschikbaar gesteld voor opvang in de regio, met een focus op Afrika.

In de Kamerbrieven van 2 mei (Kamerstukken 32 605 en 19 637, nr. 182), 21 juni (Kamerstuk 32 623, nr. 166) en 7 november 2016 (Kamerstuk 19 637, nr. 2253) is uw Kamer geïnformeerd over de aanwending van de middelen (EUR 260 miljoen) voor versterkte opvang in de Syrië-regio. Er gaan geen middelen rechtstreeks naar lokale autoriteiten.

35

Per saldo stijgt het verplichtingenbudget van beleidsartikel 5 met 271,3 miljoen euro. Hierbij wordt aangegeven dat de verplichting van 192 miljoen euro voor multilaterale banken in 2016 niet kon worden aangegaan. Waar komt het extra budget verder vandaan?

Antwoord:

Een verhoging van het verplichtingenbudget betekent dat op het betreffende artikel meer (meerjarige) financiële verplichtingen mogen worden aangegaan in het betreffende jaar.

Zoals vermeld in de eerste suppletoire begroting gaat het in het geval van beleidsartikel 5 om een verplichting die was gepland voor 2016 maar toen nog niet kon worden aangegaan (EUR 192 miljoen voor een bijdrage aan het African Development Fund). Daarnaast moesten ook de verplichtingen voor schuldverlichting via de Wereldbank worden bijgesteld en nieuwe verplichtingen worden aangegaan voor de extra middelen die beschikbaar zijn gesteld voor migratie samenwerking met landen in noordelijk Afrika.

36

Het kabinet stelt 10 miljoen euro extra beschikbaar voor migratiesamenwerking in Noordelijk Afrika. Waaraan wordt dit bedrag precies besteed? Hoe moet een dergelijk bedrag bijdragen aan structurele verbeteringen? In hoeverre wordt hierbij samengewerkt met Europese partners?

Antwoord:

De EUR 10 miljoen komt bovenop het bestaande programma voor Migratie en Ontwikkeling, waarvoor jaarlijks EUR 15 miljoen beschikbaar is. De activiteiten om samenwerking op het terrein van migratie te intensiveren maken onderdeel uit van een bredere, geïntegreerde benadering, waarvan ook de aanpak van grondoorzaken en opvang in de regio onderdeel uitmaken. In totaal heeft het kabinet EUR 50 miljoen vrijgemaakt om irreguliere migratie via Libië naar Europa te verminderen Het kabinet gebruikt een deel van deze middelen (EUR 10 miljoen) om de samenwerking met transitlanden in Noord-Afrika en de Sahel te versterken, zowel bilateraal als in EU-verband. Het kabinet kiest voor programma’s die een waardevolle aanvulling vormen op de inzet van EU-partners. Nederland richt zich in dit kader als deel van een kopgroep van EU-lidstaten met name op Mali, Nigeria en Ethiopië. Daarnaast leidt Nederland namens de EU het Regional Development and Protection Programme (RDPP) in de Hoorn van Afrika, waarbinnen nauw wordt samengewerkt met EU partners.

Ongeveer de helft van de EUR 10 miljoen voor migratiesamenwerking is bestemd voor landen waar veel migranten doorheen reizen (Noord-Afrika en de Sahel). Migranten die naar huis terug willen, krijgen steun om terug te keren en thuis een nieuw leven op te bouwen, als alternatief voor de levensgevaarlijke overtocht en een onzeker bestaan in Europa. Met landen in noordelijk Afrika wordt samengewerkt bij de ontwikkeling van beleid en initiatieven om de toekomstperspectieven van jongeren te verbeteren en hun maatschappelijke betrokkenheid te vergroten. Voor de Sahel (Mali, Niger, Burkina Faso) is steun voorzien voor grensoverschrijdende samenwerking, het tegengaan van smokkel, geïntegreerd grensbeheer en het versterken van human security in het grensgebied waar instabiliteit in rap tempo toeneemt. In Nigeria, een belangrijk herkomstland van slachtoffers van mensenhandel (vooral vrouwen die als prostituee moeten werken in Europa), ontvangen maatschappelijke organisaties steun om mensenhandel tegen te gaan.

Vraag gesteld in WGO Jaarverslag dd. 15-6-2017.

Voor op nutrition gerichte programma’s waren uitgaven van EUR 23,8 miljoen geraamd voor 2016. Waarom is dit minder geworden?

Antwoord:

Dit geraamde bedrag had alleen betrekking op de centrale middelen voor het «tegengaan van honger en ondervoeding». Op dit bedrag is eenmalig EUR 3 miljoen in mindering gebracht en toegevoegd aan het landenprogramma voor Ethiopië. Om de negatieve effecten van El Niño op te vangen werd een bijdrage geleverd aan het Productive Safety Net Programme,

Naar boven