34 553 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2017)

Nr. 11 AMENDEMENT VAN HET LID OMTZIGT

Ontvangen 9 november 2016

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Aan artikel IV wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

D

Aan artikel 30 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Op het beroep, hoger beroep en beroep in cassatie ter zake van een besluit op grond van hoofdstuk VIII van deze wet is hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van overeenkomstige toepassing.

II

Na artikel XIV wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XIVA

Bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4 wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen «tenzij toepassing of mede toepassing is gegeven aan artikel 26» vervangen door: tenzij het besluit is genomen op grond van hoofdstuk VIII.

B

In artikel 7 vervalt de zinsnede met betrekking tot de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen.

C

In artikel 8, tweede lid, wordt «artikel 8:7, tweede lid,» vervangen door: artikel 8.7, tweede lid, tegen een besluit op grond van hoofdstuk VIII van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen.

D

In artikel 11 vervalt de zinsnede met betrekking tot de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen.

E

In artikel 12 wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:

Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen: hoofdstuk VIII.

Toelichting

Op grond van de huidige wet kan een belastingplichtige die geen S&O-verklaring krijgt, tegen deze beslissing in bezwaar en vervolgens in beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Deze bestuursrechter toetst de rechtmatigheid van het besluit van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Hierbij wordt gekeken of het bestuursorgaan in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen, maar wordt niet inhoudelijk beoordeeld of het besluit juist is. Bij deze toets wordt geoordeeld naar het moment waarop het bestuursorgaan de beslissing genomen heeft. Bezwaren die in een latere fase naar voren komen, maar al in een eerdere fase naar voren hadden kunnen komen, worden door de bestuursrechter niet meer meegenomen.

Indiener acht het voor de rechtsbescherming van groot belang dat belastingplichtigen ook op inhoudelijke gronden, in plaats van slechts procedurele gronden, tegen een afwijzing van een S&O-verklaring in bezwaar en beroep kunnen.

In dit amendement wordt geregeld dat de fiscale rechtsgang van toepassing is indien een belanghebbende in beroep gaat tegen (een weigering tot afgifte van) een S&O-verklaring. Dit heeft als voordeel dat de fiscale rechter integraal toetst of de beslissing die door het bestuursorgaan genomen is, juist is. Hierbij geldt ook een volledige herkansingsfunctie, omdat ook latere bezwaren of argumenten bij de afweging worden meegenomen.

Ingevolge onderdeel I van het amendement wordt aan artikel 30 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (WVA) een vijfde lid toegevoegd. In dat lid wordt geregeld dat hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) van overeenkomstige toepassing is op besluiten die zijn genomen op grond van hoofdstuk VIII van de WVA. In laatstgenoemd hoofdstuk is de aanvraag en verstrekking van de S&O verklaring geregeld. In hoofdstuk V van de AWR zijn bepalingen opgenomen over het in beroep en hoger beroep gaan tegen een besluit en over het instellen van beroep in cassatie.

Ingevolge onderdeel II van het amendement wordt in bijlage 2 van de Algemene wet bestuursrecht geregeld welke rechters bevoegd zijn om het beroep in eerste aanleg, respectievelijk hoger beroep, in behandeling te nemen. Voorgesteld wordt om bij het aanwijzen van rechters die bevoegd zijn om te beslissen in zaken die gaan over besluiten die betrekking hebben op (de afgifte van) een S&O-verklaring, aansluiting te zoeken bij de regeling zoals deze van toepassing is in belastingzaken. Dit houdt in dat in eerste aanleg op grond van artikel 8, tweede lid, van de genoemde bijlage de rechtbanken Noord-Nederland, Gelderland, Noord-Holland, Den Haag en Zeeland-West-Brabant bevoegd zijn om kennis te nemen van de beroepszaken. In hoger beroep zijn op grond van artikel 12 van genoemde bijlage alle gerechtshoven bevoegd.

Omtzigt

Naar boven