34 551 Homogene Groep Internationale samenwerking 2017 (HGIS-nota 2017)

Nr. 5 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 13 juni 2018

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 16 mei 2018 inzake het jaarverslag 2017 van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) (Kamerstuk 34 551, nr. 4).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 4 juni 2018. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra

De griffier van de commissie, Van Toor

1

Kunt u toelichten met welke bijdrage en met welke intentie Nederland het Centre for Humanitarian Data van het United Nations Office for the Coordination of Humanitarian Affairs (OCHA) heeft gesteund en welke resultaten u van dit centrum verwacht?

Antwoord:

Nederland ondersteunt het Centre for Humanitarian Data van OCHA met een bijdrage van EUR 5 miljoen voor een periode van drie jaar (2017–2019). Beoogd wordt dat het centrum bijdraagt aan verbetering van de effectiviteit en efficiëntie van hulpverlening door meer en betere uitwisseling van data tussen humanitaire organisaties, meer coherentie van databeleid, een beter begrip en gebruik van data, en meer samenwerking tussen bedrijven, kennisinstellingen en noodhulporganisaties.

2

Waarom is ervoor gekozen om de extra bijdrage van 11,5 miljoen euro aan het Central Emergency Response Fund (CERF) te oormerken met de voorwaarde dat er meer resultaten voor vrouwen en meisjes zouden worden bereikt? Waarom is er niet voor gekozen om de besteding, in de geest van eerdere oproepen vanuit de Kamer, vrij te laten?

Antwoord:

De extra bijdrage van EUR 11,5 miljoen aan het Central Emergency Response Fund is niet geoormerkt. De wens om met CERF-middelen betere resultaten te behalen voor vrouwen en meisjes is derhalve niet geformuleerd als voorwaarde, maar wel is met CERF afgesproken dat meer werk gemaakt wordt van de inzet om met ongeoormerkte bijdragen betere resultaten voor vrouwen en meisjes te behalen en daarover te rapporteren. Uit de eerste resultatenrapportage die CERF opstelde (over 2015) bleek dat CERF hierover goed kan rapporteren. Ook hebben Nederland, België en het VK en marge van de Family Planning Summit 2020 op 11 juli 2017 in Londen een gezamenlijke donorverklaring uitgebracht, waarin zij stellen dat ongeoormerkte bijdragen steviger ingezet moeten worden om meer en betere resultaten te behalen voor vrouwen en meisjes, door betere bescherming en opname van SRGR-producten en -diensten in de humanitaire response.

3

Wat doet de Umbrella Facility for Trade? Wat is het doel van deze faciliteit en wat is er onder deze noemer bereikt?

Antwoord:

De Faciliteit is het antwoord op de toenemende vraag van ontwikkelingslanden naar beleidsgerelateerde ondersteuning om hen te helpen beter te integreren in het wereldhandelssysteem. Productiviteit en reële inkomens worden zo verhoogd en meer en betere banen worden gecreëerd. Het doel van de Faciliteit is de concurrentiepositie van ontwikkelingslanden te verbeteren. Dat kan door het verminderen van kosten voor participeren in regionale en internationale handel, diversifiëren van handel en het handelssysteem te verbeteren. Specifieke aandacht wordt daarbij gegeven aan vrouwen, jongeren en de informele sector. Begin 2018 zijn de eerste activiteiten van advies, analyse en kenniswerk over mondiale, regionale en nationale handelsvraagstukken, gestart. Naar verwachting volgen de eerste resultaten na een jaar.

4

Waarom is ervoor gekozen om in de vijf zinnen die in het jaarverslag worden besteed aan handel en groei twee zinnen te besteden aan gender? Is dit een weergave van de bril waarmee het ministerie kijkt naar de bevordering van handel en groei?

Antwoord:

Het HGIS Jaarverslag (Kamerstuk 34 551, nr. 4) bevat geen volledig overzicht van het gevoerde beleid, noch benoemt het alle activiteiten die in een jaar zijn ondernomen. Het aantal regels vormt dan ook geen goede graadmeter voor het totale beleid. Economische groei en de bijdrage die internationale handel daaraan kan leveren vormen een belangrijk element van het hulp-, handel- en investeringsbeleid. Aandacht voor gender is hierbij een belangrijk aspect om inclusiviteit te bevorderen. Het HGIS Jaarverslag besteedt hier aandacht aan vanwege de toegenomen beleidsinzet in 2017 op dit onderdeel van het beleid.

5

Hoeveel heeft de lobby om het Europees Geneesmiddelenagentschap naar Nederland te halen in totaal gekost?

Antwoord:

De EMA-kandidatuur (campagne en voorbereidingskosten) heeft in de periode zomer 2016 – november 2017 circa EUR 500.000,– gekost. Hiervan is EUR 300.000,– besteed aan de voorbereiding van de realisatie van het gebouw, inclusief het ontwerp en de voorbereidende werkzaamheden. Daarnaast is er circa EUR 150.000,– besteed aan het maken van het bidbook, drukwerk, website, promotie filmpjes, banners en promotiebijeenkomsten. De inzet van EMA-ambassadeur Wouter Bos heeft circa EUR 20.000,– gekost en de totale reis- en verblijfkosten voor lobbybezoeken aan de EU-landen circa EUR 30.000. De kosten voor ambtelijke ondersteuning zijn hierin niet meegenomen.

6

Hoe moet (de bijdrage aan) het fonds Climate Investor One zich verhouden tot het Nederlandse Klimaatfonds?

Antwoord:

Climate Investor One (CIO) is een lopend fonds waarin het Ministerie van Buitenlandse Zaken, FMO en twee private fondsen hebben geïnvesteerd. Het richt zich op hernieuwbare energie in ontwikkelingslanden, en daarmee op het tegengaan van klimaatverandering (klimaatmitigatie). Het in het Regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) aangekondigde nationale klimaatfonds moet nog van start gaan. Dit fonds zal zich niet beperken tot hernieuwbare energie, maar nadrukkelijk ook openstaan voor andere vormen van klimaatmitigatie (zoals duurzame landbouw en landbeheer, tegengaan ontbossing en landdegradatie) en voor activiteiten die zich richten op aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering (klimaatadaptatie).

7

Waarom zijn betalingen aan Nederlandse ondernemers in het kader van het Dutch Good Growth Fund (DGGF) vertraagd?

Antwoord:

Het betreft financieringen die reeds gecontracteerd waren, maar een langere doorlooptijd kennen dan verwacht waardoor ondernemers op een later tijdstip (een deel van) de lening afroepen. Dit is inherent aan dit soort financieringen in relatief moeilijke landen. Ook is sprake van ondersteuning van startende ondernemers en hierbij treedt een soortgelijk effect op: het duurt relatief lang voordat deze ondernemers hun plannen voldoende robuust hebben uitgewerkt en de financiering kan worden toegekend en uitgekeerd. Bij onderdeel drie (export) blijkt het verstrekken van wisselfinancieringen het meest in trek te zijn. De bedragen waarvoor wisselfinancieringen worden aangevraagd zijn echter relatief beperkt van omvang.

8

Kunt u uw bewering dat in 2016 «zo’n 15,5 miljoen mensen een betere voedselinname [hebben] gekregen» toelichten? Waar maakt u dat uit op? En hoe valt dit terug te herleiden naar de Nederlandse bijdrage?

Antwoord:

Het betreft ondervoede mensen, met name jonge kinderen, die dankzij de Nederlandse bijdrage aan UNICEF gedurende het verslagjaar zijn ondersteund met therapeutische voeding (in het geval van acute ernstige ondervoeding), voedingssupplementen, verrijkte voeding, extra vitaminen en ontwormingskuren (waardoor de voedselopname verbetert). UNICEF hanteert een monitoringssysteem waarmee precies wordt bijgehouden hoeveel kinderen hiervan hebben geprofiteerd. Dit kan direct worden herleid naar de (geoormerkte) Nederlandse bijdrage die het werk van UNICEF specifiek op gebied van voeding ondersteunt.

9

Kunt u uw bewering dat Nederland «2,7 miljoen mensen toegang [heeft] gegeven tot hernieuwbare energie» toelichten? Waar maakt u dat uit op? En hoe valt dit terug te herleiden naar de Nederlandse bijdrage?

Antwoord:

Het aantal mensen dat Nederland toegang tot hernieuwbare energie biedt, maakt deel uit van de jaarrapportages van de door Nederland gefinancierde programma’s op dat gebied. Het betreft deels activiteiten die Nederland als enige financiert, zoals het Afrika Biogas-programma, en deels programma’s die Nederland samen met andere donoren financiert, zoals Energising Development (EnDev) en bepaalde programma’s van de Wereldbankgroep. Wanneer er sprake is van meer donoren worden de resultaten toegerekend op basis van het Nederlands aandeel in de totale donorfinanciering.

10

Hoe is en wordt het (verhoogde) budget voor Migratie en ontwikkeling, in het bijzonder de bijdrage ten behoeve van migratiesamenwerking in noordelijk Afrika, besteed? Hoe garandeert u dat het geld echt naar concrete migratiesamenwerking gaat en niet naar academische studies of de organisatie van paneldiscussies?

Antwoord:

In het Jaarverslag Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2017 (Kamerstuk 34 950 XVII, nr. 1) is aangegeven dat de middelen voor migratiesamenwerking met name zijn besteed aan programma’s om vrijwillige terugkeer van kwetsbare migranten vanuit Libië en andere Noord-Afrikaanse landen te bevorderen, hulp aan herkomst- en transitlanden om mensensmokkel en -handel effectiever aan te pakken en bewustwordingscampagnes ter vermindering van irreguliere migratie.

Een klein deel van het budget is besteed aan gericht onderzoek naar het ontstaan en verloop van irreguliere migratiestromen, met als doel verbeterde effectiviteit van beleid.

11

Kunt u toelichten waar de Nederlandse steun voor het Global Innovation Lab for Climate Finance precies toe leidde, en wat u ertoe brengt om te constateren dat hieruit een «zeer innovatief instrument voor technologie op het gebied van klimaatadaptatie» is ontstaan? Kunt u dit iets uitgebreider toelichten?

Antwoord:

Nederland steunt het secretariaat van het Global Innovation Lab (GIL). In 2017 zijn door dit lab verschillende vernieuwende financieringsinstrumenten ontwikkeld en gepresenteerd aan potentiële financiers. Eén daarvan is een mechanisme dat concessioneel en privaat kapitaal inzet in een fonds waaruit technologieoverdracht voor klimaatadaptatie kan worden gefinancierd. Deze Climate Resilience and Adaptation Finance & Technology Transfer Facility (CRAFT) ontving na lancering door het GIL 1,4 miljoen euro van het Nordic Development Fund en de Global Environment Facility voor de implementatie.

12

Waaruit blijkt dat Europese samenwerking met Niger heeft geleid tot effectievere aanpak van mensensmokkel in dit land?

Antwoord:

Niger heeft zelf in 2015 de eerste stap gezet in de aanpak van mensensmokkel door het VN-Protocol tegen «Smokkel van migranten over land, zee en lucht» op nationaal niveau uit te voeren. De strafmaat op mensensmokkel is aangescherpt met geldboetes en gevangenisstraffen variërend van 3 tot 7 jaar. De EU heeft de inzet van de Nigerijnse autoriteiten tegen mensensmokkel ondersteund via de EU-capaciteitsopbouwmissie, EUCAP Sahel Niger. Deze missie adviseert en traint de autoriteiten om mensensmokkel effectiever aan te pakken en biedt ook technische ondersteuning. Volgens het Nigerijnse Ministerie van Binnenlandse Zaken zijn er in 2017 37 smokkelaars berecht. Sinds 2016 zijn er 268 verdachten ondervraagd, minimaal 130 voertuigen in beslag genomen en circa 6000 irreguliere migranten in de woestijn onderschept.

13

Deelt u de mening dat het feit dat nog onvoldoende resultaten zijn geboekt bij de terug- en overname van uitgeprocedeerde asielzoekers die illegaal in de EU verblijven, door landen van herkomst, noopt tot nieuwe afspraken en/of condities hierover in nieuwe akkoorden met ACS-landen (Post-Cotonou)?

Antwoord:

De afgelopen maanden is binnen de EU gesproken over het mandaat ten behoeve van de onderhandelingen met de landen in Afrika, het Caraïbisch Gebied en de Stille Oceaan over een vervolgpartnerschap na 2020. Nederland heeft zich in deze besprekingen hard gemaakt voor het opnemen van duidelijke afspraken over het terugnemen van uitgeprocedeerde asielzoekers. Het kabinet vindt het positief dat in het concept-onderhandelingsmandaat is opgenomen dat migratie onderdeel zal worden van de reguliere politieke dialoog met partnerlanden. Dit biedt gelegenheid om niet-naleving van migratie-afspraken aan de orde te stellen. In het concept-onderhandelingsmandaat staat dat alle beleidsinstrumenten inclusief ontwikkeling, handel en visa, kunnen worden ingezet om migratieresultaten te behalen, inclusief op het gebied van terugkeer.

Naar boven