Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 september 2016
In het Regeerakkoord was afgesproken de financiële ondersteuning van chronisch zieken
en gehandicapten met meerkosten volledig te decentraliseren naar gemeenten en de bestaande
landelijke regeling Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg), de
Compensatie Eigen Risico (CER) en de fiscale regeling voor aftrek van uitgaven voor
specifieke zorgkosten, inclusief de daarmee samenhangende Tegemoetkoming Specifieke
Zorgkosten (TSZ) af te schaffen.
In 2013 bleek er in de Kamer echter de wens te bestaan om naast maatwerkondersteuning
van chronisch zieken en gehandicapten door gemeenten, ook een landelijke regeling
in stand te houden. Er is toen besloten de fiscale regeling voor aftrek van uitgaven
voor specifieke zorgkosten en de TSZ, in enigszins afgeslankte vorm, te continueren.
Het kabinet heeft toen wel direct aangegeven dat – ondanks de aangebrachte aanpassingen
–, de fiscale regeling op onderdelen nog steeds (te) ongericht is en teveel mensen
voor zorgkosten worden gecompenseerd voor wie de regeling niet is bedoeld. Het kabinet
heeft om die reden aangegeven de mogelijkheden te willen onderzoeken om de regeling
gerichter, eenvoudiger en beter handhaafbaar te maken. Vorig jaar op Prinsjesdag heb
ik uw Kamer gemeld een onderzoek te zijn gestart naar het gebruik van de fiscale regeling
aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten op basis van beschikbare gegevens bij
de Belastingdienst.1 De uitkomsten van dit onderzoek treft u aan in bijgevoegd rapport, inclusief een
beoordeling van het Centraal Planbureau van het uitgevoerde onderzoek2.
De uitkomsten van het onderzoek naar het gebruik van de regeling bevestigen het beeld
van de ongerichtheid van de regeling.
Zo laat het onderzoek zien dat de regeling ondanks de complexe vormgeving – met drempels,
vermenigvuldigingsfactoren en een niet-fiscale verzilveringsregeling – geen doelmatig
instrument is om de doelgroep van chronisch zieken en gehandicapten te compenseren
voor hun meerkosten aan zorg.
Wat daarnaast zorgen baart is de uitvoerbaarheid van de regeling. De Belastingdienst
beschikt niet over contra-informatie en voorinvullen van de aangifte voor deze aftrekpost
is niet mogelijk. De regeling is arbeidsintensief en de opgevraagde stukken moeten
handmatig gecontroleerd worden, hetgeen in schril contrast staat met de massaliteit
van het gebruik van deze regeling (circa 1 miljoen huishoudens). Belastingplichtigen
hebben veel vragen over de regeling en ervaren de regeling als complex. Er is zowel
sprake van onbedoeld verkeerd gebruik van de regeling door onwetendheid of ervaren
complexiteit, als bewust verkeerd gebruik (fraude). Uit de steekproeven die de Belastingdienst
jaarlijks uitvoert op particuliere aangiften, blijkt dat de aftrek van uitgaven voor
specifieke zorgkosten een correctiepotentieel heeft van 30%. Dat is ongebruikelijk
hoog. Uit de toepassing van nieuwe opsporingsmethoden en slimmere data-analyse blijkt
ook dat bepaalde belastingplichtigen met hulp van adviseurs bewust over de grenzen
van de regeling gaan.
De uitkomsten van dit onderzoek maken duidelijk dat de regeling als zodanig niet houdbaar
is. Voor mij is dat aanleiding om samen met de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport een verkenning te starten naar mogelijkheden die gerichter, eenvoudiger,
minder fraudegevoelig en handhaafbaar zijn.
De Staatssecretaris van Financiën,
E.D. Wiebes