Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 november 2016
Hierbij bied ik u de negentiende voortgangsrapportage van de Voortgangscommissie Curaçao
en de Uitvoeringsrapportages van de Minister van Justitie van Curaçao aan1. Van de hand van de Voortgangscommissie Sint Maarten ontvangt u de tweeëntwintigste
en drieëntwintigste voortgangsrapportage, evenals de bijbehorende Uitvoeringsrapportages2 van de Minister van Justitie van Sint Maarten.
De commissie spreekt uit dat het Korps Politie Curaçao en de gevangenis SDKK zijn
uitgegroeid tot volwassen organisaties, die goed in staat zijn op zelfstandige wijze
te opereren en bij problemen adequate maatregelen te nemen. De twintigste rapportage
is derhalve de voorlaatste van de hand van de Voortgangscommissie. De diensten zullen
hun rapportages in het vervolg aan de Minister van Justitie van Curaçao voortzetten.
In november biedt de commissie een laatste rapportage aan met het karakter van een
eindrapport. Aan de Minister van Justitie en de diensten van Curaçao is gevraagd om
in oktober een meer evaluatieve uitvoeringsrapportage op te stellen.
De Voortgangscommissie Sint Maarten heeft de verwachting uitgesproken dat de uitvoering
van de plannen van aanpak Korps Politie Sint Maarten en de gevangenis Pointe Blanche
op essentiële punten niet voltooid zullen zijn voor 10 oktober 2016. Hetgeen inmiddels
ook is gebleken. De AMvRB is derhalve met twee jaar verlengd tot 10 oktober 2018.
Tijdens het Vragenuurtje van 25 oktober 2016 (Handelingen II 2015/16, nr. 13, vragenuur,
vragen van het lid bosman) zijn door het lid Bosman, in aanvulling op de vraag die
zag op het bericht dat «Sint Maarten de lening aan Nederland niet op tijd heeft terugbetaald
en hiervoor beloond wordt», een aantal vragen gesteld die zien op de plannen van aanpak
voor de gevangenis. Gevraagd is of er sprake is van structurele tegenwerking ten aanzien
van de verbeterpunten, welke verklaring Sint Maarten heeft voor de gang van zaken,
waarom er niet meer druk wordt gezet en hoe lang dit nog gaat duren.
Bij brief van 14 oktober 2014 (Kamerstuk 34 550 IV, nr. 15) heb ik geantwoord op vier vragen van het lid Bosman die zagen op een krantenbericht
over de gevangenis Pointe Blanche («Acuut behoefte aan meer bewakers en cellen»).
Allereerst verwijs ik naar deze antwoorden. Duidelijk is dat de regering van Sint
Maarten aan zet is, zeker nu er verbeterplannen liggen die door de uitvoerende diensten
van Sint Maarten zijn opgesteld met steun en inbreng van de Nederlandse diensten.
Zoals ik al meldde in de brief van 14 oktober 2016, spreekt het feit dat de AMvRB
onlangs voor de derde keer is verlengd boekdelen over het gebrek aan voortvarendheid
waarmee de regering van Sint Maarten tot nu toe heeft geacteerd.
In de 23e voortgangsrapportage dringt de Voortgangscommissie terecht aan op spoed. Het niet
aanpakken van de urgente problemen is niet zonder meer hetzelfde als de tijdens het
vragenuurtje gebruikte term «structurele tegenwerking», maar wat voor label er ook
op geplakt wordt, met de Voortgangscommissie ben ik van oordeel dat de derde verlenging
van de maatregel gepaard moet gaan met concrete verbeterstappen. Het door de Minister
van justitie van Sint Maarten aangevoerde gebrek aan (financiële) middelen op zijn
begroting is voor mij geen acceptabele verklaring voor de huidige staat van zowel
de gevangenis als het politiekorps. De regering van Sint Maarten moet de gemaakte
afspraken nakomen en de daarvoor noodzakelijke (deels financiële) prioriteiten stellen.
Zoals ik aan uw Kamer heb geschreven, zal ik dit in het volgende ministerieel overleg
met de Minister president van Sint Maarten aan de orde stellen.
Met het aantreden van de nieuwe regering zal snel duidelijk dienen te worden of de
verbeterplannen op politiek niveau worden aanvaard en -indien dat het geval is- of
de uitvoerende diensten ook feitelijk in staat worden gesteld om de noodzakelijke
verbeteringen door te voeren.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk