34 477 Sociaal domein

Nr. 38 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juli 2018

Publieke aanbestedingen van gemeenten bij overheidsopdrachten in het sociale domein kunnen bijdragen aan goede en betaalbare ondersteuning en kansen bieden voor nieuwe toetreders en innovatieve vormen van ondersteuning. In de praktijk echter kan de ratio van het aanbestedingsrecht, gericht op brede toegang, transparantie en concurrentie, op een aantal fronten botsen met de ratio van jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning in het sociaal domein, gericht op lokaal maatwerk waarin continuïteit, samenwerking en lange termijn-partnerschap tussen gemeenten en aanbieders van belang zijn. De huidige wet- en regelgeving bevat ruimte om specifieke eisen te stellen aan hetgeen door een aanbieder geleverd moet worden. Gemeenten kunnen die ruimte beter benutten in hun aanbestedingen. Met gemeenten en aanbieders wil ik die betere benutting bewerkstelligen. Samen met hen wil ik daarvoor een aanpak hanteren die gericht is op de meest voorkomende knelpunten. De exacte inhoud van die aanpak zal in gezamenlijkheid worden bepaald. Daarin krijgen het praktisch ondersteunen van gemeenten en aanbieders, het ontwikkelen van standaarden en het stimuleren van innovatieve vormen van inkoop een plaats. Daarnaast zal ik in Europa de ruimte zoeken om aanbesteden in het sociaal domein op passende wijze vorm te kunnen geven.

De volgorde in deze brief is het schetsen van de kern van de problematiek bij het aanbesteden en inkopen van jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning, gevolgd door een beschrijving van de wijze waarop ik samen met gemeenten en aanbieders aan de slag ga om die problematiek aan te pakken en tot slot de aanpak richting Europa. Met deze brief voldoe ik aan mijn toezegging1 in te gaan op de aanpak van de problemen rond het aanbesteden in het sociaal domein. Hierbij betrek ik ook mijn voorgenomen uitvoering van de motie Peters van 12 december 20172.

1. De problematiek achter het inkopen en aanbesteden

Een aanbesteding kan – mits goed geregisseerd en uitgevoerd en in gevallen die daarvoor geschikt zijn – bijdragen aan een goede balans tussen kwaliteit en prijs. Een aanbesteding waarborgt een transparante besteding van overheidsgeld en creëert concurrentie en gelijke kansen voor aanbieders. Een aanbesteding biedt bovendien de mogelijkheid aanbieders uit te dagen tot innovatie en concrete afspraken te maken over de invulling van jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning, inclusief de onderlinge samenwerking. In de praktijk werkt dit echter nog niet altijd zo uit en ervaren gemeenten en aanbieders de aanbestedingen in het sociaal domein regelmatig als niet passend en als een arbeidsintensieve administratieve last. Ik heb uw Kamer hierover recent geïnformeerd bij het aanbieden van de evaluatie van de Jeugdwet.3 Ook in deelrapportages over de evaluatie van de Wmo 2015 komt deze problematiek aan de orde.4 Tevens komt in bijgevoegd rapport – dat de stand van zaken van het inkopen voor Jeugdwet en Wmo 2015 beziet – naar voren dat gemeenten het inkoopproces als complex ervaren, onder meer doordat zij het juridisch kader als onduidelijk ervaren, maar ook doordat de transformatie van de gedecentraliseerde taken nog lastig in inkoop is te vertalen5.

De achtergrond van deze discrepantie tussen de potentiële voordelen van aanbesteden en het niet passend ervaren van deze procedure in de praktijk, ligt in het feit dat de beweegredenen achter de aanbestedingsregels en die achter het sociaal domein duidelijk verschillen. Dit leidt ertoe dat aanbesteden als een (administratieve) last wordt gezien en ook als complex wordt ervaren. Ik deel deze redenering met de fractie van GroenLinks, die dit benoemt in haar initiatiefvoorstel. De Aanbestedingswet 2012, die voortkomt uit de Europese aanbestedingsrichtlijnen, is gebaseerd op de grondgedachte dat gezorgd moet worden voor een eerlijke toegang tot overheidsopdrachten voor alle ondernemingen binnen de EU. Hoewel voor het sociaal domein een verlicht regime geldt, waarbij er meer ruimte is de aanbestedingsprocedure naar eigen inzicht in te richten, moeten ook hier overheidsopdrachten boven de 750.000 euro (en daarmee vrijwel alle opdrachten in het sociaal domein) openbaar worden aangekondigd. De ratio is hier gericht op transparantie en concurrentie, binnen één grensoverschrijdende markt in Europa. Het sociaal domein kent een andere grondgedachte en is gericht op lokaal maatwerk, waarbij waarden centraal staan zoals continuïteit, samenwerken en lange termijn investeren in lokaal partnerschap tussen gemeenten en aanbieders. Waarden die bijdragen aan een gezamenlijke maatschappelijk verantwoordelijkheid voor het oplossen van maatschappelijke opgaven die veelal gebiedsgebonden (lokaal, regionaal) en integraal aangepakt moeten worden. Dit verschil in ratio tussen het sociaal domein en de aanbestedingsregels kan schuren.

Dit is ook terug te zien in de praktijk. Van de veronderstelde Europese markt is vrijwel geen sprake: in de praktijk is er niet of nauwelijks interesse van buitenlandse partijen voor opdrachten in het sociaal domein. Dit is overigens ook goed voorstelbaar in een omgeving waar lokale binding zo van belang is. Gemeenten en aanbieders zien het belang van kennis van lokale omstandigheden en van partnerschap. Men wil samen optrekken om ingewikkelde maatschappelijke problemen te lijf te gaan in plaats van in te zetten op concurrentie. Zo prevaleert de wens tot continuïteit en stabiliteit bijvoorbeeld boven de behoefte aan concurrentie. En is complexe hoog specialistische ondersteuning schaars en moet de stabiliteit hiervan gekoesterd worden. Bovendien zijn investeringen voor de lange termijn onontbeerlijk voor een goed functionerende lokale structuur. Een terugkerende aanbesteding wordt dan gezien als een arbeidsintensieve administratieve last en een risico voor investeringen en samenwerking, in plaats van als een versterking van de kwaliteit, betaalbaarheid en innovatie.

Door de wens te kunnen sturen op levering, de wens te kunnen selecteren en door de omvang van de opdracht wordt de uitvoering van de Wmo 2015 en de Jeugdwet door gemeenten in de vorm van aanbestedingsplichtige overheidsopdrachten weggezet. Dit ondanks dat andere opties soms mogelijk zijn, namelijk inbesteding, subsidie of open house. Voor inbesteding en daarmee het zelf uitvoeren van de taken door een gemeente wordt in de praktijk zelden gekozen.

Ook subsidie blijkt (zie ook bijgevoegd rapport), gezien de beperkte(re) sturingsmogelijkheden (niet rechtens afdwingbaar) van gemeenten op een aanbieder en de bijbehorende regels betreffende staatssteun, een minder logische keuze bij gemeenten6. De VNG adviseert de subsidieprocedure wel voor de jeugdbescherming en jeugdreclassering.7 De leverplicht is hier voldoende geborgd door specifieke wetgeving.8

Gemeenten kiezen wel met enige regelmaat voor een open house constructie. Het bijgevoegde rapport laat zelfs zien dat veel van de door gemeenten gevoerde aanbestedingen mogelijk als open house geclassificeerd zouden kunnen worden, waardoor in dat geval de Aanbestedingswet niet van toepassing zou zijn. Het kenmerk van een open house constructie is dat alle aanbieders die aan de criteria van de gemeente voldoen, aanspraak kunnen maken op een contract en vergoeding van geleverde jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning. Deze manier van inkopen is daarom bijvoorbeeld geschikt in het geval cliënten veel keuzevrijheid wordt en kan worden gegund. Recente jurisprudentie9 laat zien dat het in deze procedure ook mogelijk is aanbieders te verplichten zich binnen een bepaalde periode (bijvoorbeeld in het eerste halfjaar) bij de gemeente te melden, waarna toetreding niet meer mogelijk is. De gemeente weet in dat geval na deze eerste openstelling wie de aanbieders zijn die actief zijn binnen de gestelde periode (bijvoorbeeld een periode van vier jaar). Een open house constructie kent echter ook nadelen, omdat een gemeente bij deze constructie geen keuzes toe kan passen tussen aanbieders. Vooral bij grote gemeenten kan dit leiden tot honderden contracten, hetgeen goed contractmanagement lastig maakt en een risico op versnippering met zich meebrengt. Een ander nadeel is dat het sluiten van contracten op basis van een open house constructie de aanbieders geen zekerheid biedt dat zij ook daadwerkelijk omzet kunnen genereren, terwijl zij hiervoor wel moeten investeren. Naast consequenties voor stabiliteit, kwaliteit en innovatie kan dit ertoe leiden dat aanbieders voortdurend moeten concurreren om de cliënten, hetgeen de onderlinge samenwerking in de weg kan staan. De wens een mogelijkheid te hebben om tot gerichte keuzes voor aanbieders te komen en andere aanbieders uit te sluiten, kan daarom een goede reden zijn voor een gemeente om te kiezen voor een aanbesteding. Een keuze voor een open house is bovendien geen antwoord op vragen over bijvoorbeeld de administratieve last van het contracteren en inkopen, aangezien ook in dit geval contracten gesloten zullen worden en criteria opgesteld moeten worden. Het inkoopproces als geheel blijft daarom een belangrijk onderwerp dat ik met gemeenten en aanbieders zou willen adresseren.

Het is mijn ambitie om de praktijk van de inkoop beter aan te laten sluiten bij de aard van het sociale domein en de praktijk van de jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning. Dit ten dienste van de beoogde transformatie en goede ondersteuning van de cliënten in het sociaal domein. Daartoe wil ik gemeenten en aanbieders ondersteunen bij het oplossen van de hierboven geschetste problematiek door een tweesporenbeleid:

  • 1. Met aanbieders en gemeenten vormgeven van oplossingen binnen de huidige regelgeving;

  • 2. In Europa verkennen van de ruimte om aanbesteden in het sociaal domein op passende wijze vorm te kunnen geven.

Ik werk deze twee sporen hieronder uit.

2. Aanpak voor oplossingen binnen de huidige regelgeving

Veel van de knelpunten die gemeenten en aanbieders ervaren bij het inkopen en aanbesteden zijn waarschijnlijk hanteerbaar te maken binnen de huidige wet- en regelgeving. Gemeenten en aanbieders werken hier ook hard aan. Daar ligt wat mij betreft dan ook een startpunt om samen met gemeenten en aanbieders aan de slag te gaan om op korte termijn resultaten te kunnen boeken. Gezamenlijkheid – samen werken en leren – is hier wat mij betreft het uitgangspunt.

Met gemeenten en aanbieders wil ik komen tot een aanpak om de meest voorkomende knelpunten bij de inkoop op te lossen. Naar verwachting komen de hierboven genoemde onderliggende waarden zoals continuïteit, lokale binding, samenwerking en lange termijninvesteringen hierin terug. Om te komen tot een dergelijke aanpak is het belangrijk knelpunten en mogelijke oplossingen goed in beeld te hebben. Bijgevoegd onderzoek is hiervoor één van de bouwstenen. Ook organiseren diverse koepels van aanbieders met hun achterban sessies om zowel knelpunten als oplossingen met elkaar te delen. Ik wil die aanpak deze zomer nog verbreden door regionale sessies te organiseren met gemeenten en aanbieders gezamenlijk. De uitkomst van deze inventarisaties kan in de al bestaande werkgroep aanbesteden Jeugdwet en Wmo 2015, waarin zowel aanbieders als gemeenten als VNG en het Rijk zitting hebben, worden omgezet tot een aanpak van de meest dringende knelpunten en oplossingen. Ik verwacht dat deze aanpak nog voor het einde van het jaar gereed is. In deze aanpak krijgen naar verwachting in ieder geval het praktisch ondersteunen van het inkoopproces, het ontwikkelen van standaarden en handreikingen en het stimuleren van innovatieve vormen van inkoop een plaats.

2a. Praktisch ondersteunen van het inkoopproces

Met gemeenten en aanbieders wil ik de bestaande ondersteuning in het inkoopproces uitbreiden door informatie beter vindbaar te maken, door opleidingen en door te verkennen of een meer praktisch gerichte helpdesk noodzakelijk is. Dit om gemeenten te helpen de bestaande mogelijkheden in de regelgeving beter te benutten en de praktijk van de inkoop bij gemeenten en aanbieders te verbeteren.

Op dit moment is er op diverse plekken ondersteuning beschikbaar voor gemeenten die worstelen met vragen over de inkoop. Zo kan informatie worden verkregen via onder andere PIANOo (inkoop), Europa Decentraal (Europees recht en beleid met betrekking tot inkoop) en de Autoriteit Consument en Markt (mededinging). Voorbeelden worden gedeeld via onder andere de VNG, de koepels van aanbieders en de werkgroep aanbesteden Jeugdwet en Wmo 2015. Ik wil alle informatie die beschikbaar is over aanbesteden en andere vormen van inkoop in het sociaal domein bundelen op één vindplaats, waar zowel aanbieders als gemeenten terecht kunnen voor zowel juridische vragen als goede voorbeelden, standaarden en knelpunten.

Bij PIANOo is sinds begin 2017 het Kennis- en Ontwikkelcentrum Inkoop Sociaal Domein ingericht om gemeenten te ondersteunen en voorlichting te geven10 (uiteraard in samenspraak met gemeenten, aanbieders en andere betrokken kennisinstituten). Hier kunnen gemeenten terecht met (juridische) vragen over aanbesteden en is onder andere een handreiking over het aanbesteden in het kader van de Jeugdwet en de Wmo 2015 beschikbaar, die het afgelopen jaar met gemeenten en aanbieders gezamenlijk is ontwikkeld. Deze handleiding ondergaat binnenkort met gemeenten en aanbieders een praktische evaluatie. Ik wil aan de hand van de hierboven genoemde knelpuntenanalyse met gemeenten en aanbieders bovendien bezien of de huidige ondersteuning van PIANOo voldoende is of dat een bredere en meer praktijkgerichte gerichte helpdesk wenselijk is, waar vooral ook kennis van inkoop en van het sociaal domein samen komen. Een dergelijke helpdesk zou ertoe kunnen bijdragen dat de inkoop een nog wezenlijker bijdrage levert aan de beoogde transformatie in het sociaal domein.

Omdat een deel van de taken die gemeenten hebben gekregen in het sociaal domein relatief nieuw zijn voor gemeenten en de transitie voor gemeenten en aanbieders nog volop in ontwikkeling is, is leren van elkaar in deze fase onontbeerlijk. Het brede programma sociaal domein ziet op het verder verbeteren van het sociaal domein in partnerschap tussen Rijk en gemeenten, waarbij de lerende praktijk centraal staat. Opdrachtgeverschap is hier gedefinieerd als één van de thema’s. Onder verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van EZK loopt bovendien het traject «Beter Aanbesteden». Dit traject richt zich op het verbeteren van de aanbestedingen die gemeenten doorlopen in alle domeinen, waaronder het sociaal domein, en benadrukt het belang van communicatie tussen opdrachtgevers en opdrachtnemers voor verbetering van de aanbestedingspraktijk.11 Daarnaast heeft de ambassadeur Zorglandschap specialistische Jeugdhulp voor enkele jeugdzorg regio’s een leertraject contractering gestart ter voorbereiding op de aanbesteding van (specialistische) jeugdhulp voor 2019. De inzichten uit deze leertrajecten resulteren in een landelijk stappenplan voor de contractering van (specialistische) jeugdhulp dat deze zomer zal verschijnen. Dit stappenplan bevat een uitwerking en toelichting op modellen, tools, instrumenten en werkvormen, die antwoord kunnen geven op de vragen die gesteld moeten worden om de rol van opdrachtgever en opdrachtnemer te verhelderen en een weloverwogen keuze te maken voor een passend inkoopinstrument. Vervolgens zullen tijdens en na de aanbesteding resultaten en ervaringen met de aanbesteding van jeugdhulp worden gevolgd en gedeeld. De ambassadeur Zorglandschap specialistische Jeugdhulp levert op verzoek van gemeenten en aanbieders ook directe ondersteuning bij de aanpak van knelpunten.

Om het onderling leren en de deskundigheid bij het inkopen nog verder te versterken, wil ik inzetten op opleidingen voor de inkoop in het sociaal domein. Daarom zal ik al deze zomer met gemeenten en aanbieders een «zomerschool» over inkoop in het sociaal domein organiseren. Voor de lange termijn wil ik met gemeenten en aanbieders verkennen of er behoefte is om te komen tot een opleiding waarin zowel de juridische kennis als de kennis en kunde over inkoop en over het sociaal domein bij elkaar komen.

2b. Ontwikkelen van standaarden en handreikingen

Met gemeenten en aanbieders wil ik de administratieve last van het inkopen verminderen en het inkopen minder arbeidsintensief maken door modellen te ontwikkelen voor de niet-beleidsmatige onderdelen van de inkoop en handreikingen aan te reiken voor de beleidsmatige onderdelen. Dit draagt bij aan meer uniformiteit en kwaliteit in de inkoopprocessen.

Vooral landelijk of bovenregionaal werkende aanbieders hebben te maken met grote aantallen gemeenten waarvoor offertes worden gemaakt en waarbij de contractering op eigen wijze vorm is gegeven, zowel in vorm als in inhoud. Dit is gedeeltelijk inherent aan een decentraal stelsel, waarbij gemeenten beleidsvrijheid hebben de jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning in te vullen op een manier die past bij de lokale situatie. Op de inhoud van jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning mogen en moeten dus verschillen verwacht worden. De vraag is of deze verschillen zich ook uit moeten strekken tot de meer praktische zaken in de contractering, zoals de formulieren, de standaardbedingen over privacy of de eisen die gesteld worden aan bijvoorbeeld solvabiliteit van een organisatie of het feit dat een organisatie geen criminele antecedenten heeft. In deze niet-beleidsmatige onderdelen van de contractering kan standaardisatie leiden tot een aanzienlijke reductie van administratieve lasten bij zowel gemeenten als aanbieders. Met gemeenten en aanbieders wil ik de ontwikkeling en het gebruik van modellen en standaarden daarom stimuleren. Daarbij is een belangrijk aandachtspunt ook de meerwaarde van stabiele, (boven)regionale inkoop van onder meer de specialistische jeugdhulp.

Voor de contractering zijn door het programma informatievoorziening sociaal domein (i-sociaal domein) al standaarduitvoeringsvarianten ontwikkeld, met informatiestandaarden voor de administratieve afhandeling van toewijzing en facturatie in het sociaal domein. Voor het doelgroepenvervoer is een stap verder gegaan en is een modelbestek ontwikkeld.12 Ik wil met gemeenten en aanbieders bezien of het mogelijk is verdere modelartikelen voor de inkoop te ontwikkelen, niet zozeer voor de inhoudelijke invulling van de aanbesteding, maar juist voor de meer procedurele vereisten. Dit uiteraard in aanvulling op wat reeds beschikbaar is voor het sociaal domein, waarbij ook geleerd kan worden van andere domeinen.

Standaarden en modellen zijn vooral geschikt waar geen beleidsmatige keuzes aan de orde zijn. Ook waar wel keuzes worden gemaakt van beleidsmatige aard, kunnen hulpmiddelen ontwikkeld worden om deze keuzes te ondersteunen. Met gemeenten en aanbieders wil ik daarom aan de slag om te komen tot een handreiking inkoopvormen, waarin wordt bekeken welke vorm van inkoop (inclusief alternatieven voor aanbesteden) past bij welke vormen van jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning, als aanvulling op de bestaande handleiding aanbesteden. Ook een overzicht over de verschillende kwaliteitscriteria die gemeenten hanteren in hun inkoop, kan als hulpmiddel voor gemeenten bijdragen aan meer inzicht in de praktische mogelijkheden van het inkoopproces gericht op kwaliteit.

2c. Stimuleren van innovatieve vormen van inkoop

Gemeenten en aanbieders ontwikkelen gezamenlijk de inkoop, waarbij innovatie in zowel de inhoud als de aanpak een plaats krijgen. Met een kopgroep van gemeenten en aanbieders wil ik graag meer innovatieve vormen van inkoop stimuleren, om zo de inkoop nog beter aan te laten sluiten bij de beoogde transformatie naar een nieuwe praktijk in het sociaal domein. De huidige wet- en regelgeving biedt al veel mogelijkheden om op meer innovatieve wijze in te kopen. Daarom wil ik samenwerken met de gemeenten die reeds van deze mogelijkheden gebruik maken. Bovendien vind ik het belangrijk dat gemeenten en aanbieders die hierin voorop lopen, hun kennis en ervaringen delen met gemeenten die minder ver zijn. Daarvoor wil ik met deze koplopergroep een platform opzetten om dit mogelijk te maken. Als basis voor dit platform voorzie ik in ieder geval een rol voor de werkgroep aanbesteden Jeugdwet en Wmo 2015 in het delen en verzamelen van voorbeelden. Daarnaast vind ik het belangrijk dat deze informatie ook breder ter beschikking wordt gesteld aan gemeenten en aanbieders, onder andere op de eerder genoemde vindplaats die ik samen met gemeenten en aanbieders wil creëren voor informatie over inkoop in het sociaal domein.

Een belangrijk onderdeel van innovatie naar een nieuwe praktijk is het gesprek dat gemeenten en aanbieders gezamenlijk voeren, zowel voor als tijdens als na afloop van een aanbesteding of andere vorm van inkoop. Met gemeenten en aanbieders wil ik daarom bezien hoe dialooggericht inkopen een grotere plaats kan krijgen door gebruik te maken van procedures zoals de mededingingsprocedure met onderhandeling, de concurrentiegerichte dialoog of een innovatiepartnerschap. Verder zou ik met partijen in willen zetten op meerjarige contracten en contracteren in regioverband. Meerjarige contracten kunnen leiden tot een forse reductie van de administratieve lasten, omdat het inkoopproces dan minder vaak doorlopen hoeft te worden. Hetzelfde geldt indien gemeenten samen inkopen. Bovendien kan de stabiliteit van een meerjarig contract ruimte scheppen voor innovatie. Het bijgevoegde onderzoek naar de stand van inkoop in de jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning laat zien dat een ruim aantal gemeenten nu al meerjarig contracteren en voor welke termijn. Op basis hiervan ga ik graag met gemeenten en aanbieders het gesprek aan over de meerwaarde van meerjarige contracten en contracteren in regioverband.

3. Europees traject

Met de genoemde maatregelen zullen veel knelpunten in de inkooppraktijk kunnen worden verminderd. Dat wil niet zeggen dat er in de praktijk geen enkele spanning meer zal worden ervaren tussen enerzijds de wens om de beste jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning in het sociaal domein te bewerkstelligen en, anderzijds, de verplichtingen die (bij een overheidsopdracht) voortvloeien uit de aanbestedingsregels. Zaken die ook na implementatie van de bovenstaande maatregelen blijven knellen, wil ik daarom bespreken met andere lidstaten en, binnen het krachtenveld van de Europese Unie, ook met de Europese Commissie. Onderliggende waarden als lokaal partnerschap en samenwerking, continuïteit van jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning en lange termijn investeringen staan daarbij voor mij centraal. Met de Europese Commissie en andere lidstaten wil ik verkennen welke ruimte er is om binnen de aanbestedingskaders die elementen voorop te stellen. Daarbij moet de transparantie gewaarborgd blijven. Gemeenten moeten immers kunnen uitleggen waaraan geld doelmatig en doeltreffend wordt uitgegeven en hoe tot een keuze voor een bepaalde aanbieder is gekomen.

Afhankelijk van de belangrijkste knelpunten zijn er diverse mogelijke gremia waar deze dialoog gevoerd en ook aan gekoppeld kan worden:

  • De Europese Agenda Stad

    Eén van de twaalf thema’s van de EU-partnerschappen onder de EU Urban Agenda die zich met de identificatie en aanpak van sociale opgaven bezighouden, betreft aanbesteden. De gemeente Haarlem is trekker van het partnerschap op dit thema, getiteld Innovative and Responsible Procurement.

  • De evaluatie van de aanbestedingsrichtlijnen

    De Europese Commissie moet uiterlijk 18 april 2019 verslag uitbrengen aan het Europees parlement en de Raad over de effecten van de huidige Europese aanbestedingsrichtlijnen op de interne markt. Het grensoverschrijdend plaatsen van overheidsopdrachten, de transactiekosten en onder meer de drempelwaarde (waaronder de drempelwaarde die geldt voor de verlichte aanbestedingsprocedure voor opdrachten in het sociaal domein) behoren tot die evaluatie.

  • Better Regulation

    EU-Commissaris Timmermans is belast met deze portefeuille. Zijn agenda voor betere regelgeving kent vier doelstellingen: (i) open en transparante besluitvorming, (ii) meer betrokkenheid van burgers en belanghebbenden bij besluitvorming en wetgeving, (iii) EU-beleid dat uitgaat van objectieve gegevens en rekening houdt met de gevolgen en (iv) minimale regeldruk voor bedrijven, burgers en overheidsdiensten. In deze doelstellingen herken ik factoren die sterk kunnen bijdragen aan het verminderen van de wrijving tussen de hierboven geschetste ratio’s.

Door ook binnen de Europese context het gesprek aan te gaan, wordt het mogelijk alle ruimte te benutten om het aanbesteden een optimale bijdrage te laten leveren aan het realiseren van goede jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning zonder overbodige administratieve lasten. Bovenstaande gremia bieden daartoe een mogelijkheid.

4. Slot

Samen met gemeenten en aanbieders verwacht ik de komende periode een forse verbeterslag te kunnen maken in de ervaren knelpunten met betrekking tot inkoop en aanbesteding in het sociaal domein, zowel door de praktische aanpak als door inzet op het zoeken van ruimte in Europa. Op basis van de activiteiten van partijen verwacht ik nog voor het einde van het jaar met gemeenten en aanbieders tot een aanpak te komen.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge


X Noot
1

Toezegging AO Wmo 15 maart 2018 (Kamerstukken 29 538 en 30 169 en 32 805, nr. 259).

X Noot
2

Kamerstuk 34 775 XVI, nr. 52.

X Noot
3

Kamerstuk 34 880, nr. 1.

X Noot
4

Kamerstuk 34 104, nr. 204.

X Noot
5

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
6

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
7

Zie ook Kamerstuk 31 839, nr. 605.

X Noot
8

Kamerstuk 31 839, nr. 605.

X Noot
9

Arrest van het HvJEU van 1 maart 2018 in zaak C-9/17 (Tirkkonen).

X Noot
10

Zie ook Aanhangsel Handelingen II 2016/17, nr. 2041.

X Noot
11

Zie ook Kamerstuk 34 252, nr. 4.

Naar boven