34 459 Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met aanvullingen bij het toekomstbestendig maken van de landelijke publieke mediadienst

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gezien de meer sturende rol van de NPO wenselijk is verduidelijking aan te brengen in de verhouding tussen de NPO en de omroeporganisaties, het organiseren van representatieve publieksvertegenwoordiging als taak van de NPO toe te voegen en de benoemingsprocedures voor de bestuurders en toezichthouders van de NPO aan te passen en de benoemingsprocedures bij de RPO op vergelijkbare wijze te regelen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Mediawet 2008 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 2.2 wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

  • 3. Bij de uitvoering van haar taken stuurt de NPO en bevordert zij de samenwerking vanuit de kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen voor het media-aanbod en het publieksbereik van de landelijke publieke mediadienst, vervat in het concessiebeleidsplan, de prestatieovereenkomst, bedoeld in artikel 2.22, de profielen van de aanbodkanalen, de afspraken, bedoeld in artikel 2.55, de regeling, bedoeld in artikel 2.57, en de begroting, bedoeld in artikel 2.147, en neemt zij bij de verzorging van het media-aanbod door de landelijke publieke media-instellingen artikel 2.88 in acht.

B

Artikel 2.5 komt te luiden:

Artikel 2.5

  • 1. De raad van toezicht bestaat uit een voorzitter en ten hoogste zes andere leden die op voordracht van Onze Minister bij koninklijk besluit worden benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 2. Bij een vacature stelt de raad van toezicht een functieprofiel op waarover hij in ieder geval de raad van bestuur, het college van omroepen, de representatieve maatschappelijke adviesraad, bedoeld in artikel 2.10, tweede lid, onderdeel i, en de gezamenlijke ondernemingsraden van de NPO, de NOS, de NTR en de omroeporganisaties die een erkenning als bedoeld in artikel 2.23, eerste lid, hebben verkregen, in de gelegenheid stelt binnen een redelijke termijn zienswijzen te geven.

  • 3. Na betrekking van de zienswijzen stelt de raad van toezicht het functieprofiel vast en maakt dit openbaar.

  • 4. Voor de selectie van kandidaten stelt de raad van toezicht een onafhankelijke benoemingsadviescommissie in. De benoemingsadviescommissie geeft een zwaarwegend advies aan Onze Minister voor de voordracht, bedoeld in het eerste lid.

  • 5. Onze Minister neemt het advies over, tenzij het in strijd is met:

    • a. deze wet;

    • b. eisen van zorgvuldigheid; of

    • c. andere zwaarwegende belangen.

  • 6. Indien Onze Minister het advies niet overneemt, verzoekt hij onder opgave van een schriftelijke motivering de raad van toezicht ervoor te zorgen dat tot een nieuw advies wordt gekomen en informeert hij de Tweede Kamer dat een advies niet is overgenomen en de grond hiervoor.

  • 7. Ten behoeve van de ondersteuning bij het opstellen van het functieprofiel door de raad van toezicht en de selectie van kandidaten door de benoemingsadviescommissie, schakelt de raad van toezicht een wervingsadviesbureau in.

  • 8. Voor een van de andere leden als bedoeld in het eerste lid kunnen de gezamenlijke ondernemingsraden van de NPO, de NOS, de NTR en de omroeporganisaties die een erkenning als bedoeld in artikel 2.23, eerste lid, hebben verkregen, personen voor benoeming aanbevelen aan de benoemingsadviescommissie.

  • 9. Benoeming geschiedt voor vijf jaar en herbenoeming voor een aansluitende periode is eenmaal mogelijk.

C

Aan artikel 2.7 wordt een lid toegevoegd dat luidt:

  • 6. De raad van toezicht stelt een rooster van aftreden voor zijn leden op waarin wordt voorzien dat de leden niet allen gelijktijdig aftreden.

D

Artikel 2.8, derde lid, vervalt.

E

Artikel 2.10, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd

1. Aan het slot van onderdeel g vervalt «en».

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door «; en» wordt een onderdeel toegevoegd dat luidt:

  • i. het organiseren van representatieve publieksvertegenwoordiging, waaronder een representatieve maatschappelijke adviesraad, ter bevordering van de publieksbetrokkenheid bij de invulling van het media-aanbod van de landelijke publieke mediadienst.

F

Artikel 2.52 komt te luiden:

Artikel 2.52

Bij de coördinatie en ordening op en tussen de aanbodkanalen kan de raad van bestuur voorstellen voor programma’s toetsen aan de kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen voor het media-aanbod en het publieksbereik van de landelijke publieke mediadienst, vervat in het concessiebeleidsplan, de prestatieovereenkomst, bedoeld in artikel 2.22, de profielen van de aanbodkanalen, de afspraken, bedoeld in artikel 2.55, de regeling, bedoeld in artikel 2.57, en de begroting, bedoeld in artikel 2.147, en neemt zij artikel 2.88 in acht.

G

Artikel 2.60c komt te luiden:

Artikel 2.60c

  • 1. De raad van toezicht van de RPO bestaat uit een voorzitter en ten hoogste vier andere leden die op voordracht van Onze Minister bij koninklijk besluit worden benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 2. Bij een vacature stelt de raad van toezicht een functieprofiel op waarover hij in ieder geval het bestuur van de RPO en de gezamenlijke ondernemingsraden van de regionale publieke media-instellingen in de gelegenheid stelt binnen een redelijke termijn zienswijzen te geven.

  • 3. Na betrekking van de zienswijzen stelt de raad van toezicht het functieprofiel vast en maakt dit openbaar.

  • 4. Voor de selectie van kandidaten stelt de raad van toezicht een onafhankelijke benoemingsadviescommissie in. De benoemingsadviescommissie geeft een zwaarwegend advies aan Onze Minister voor de voordracht, bedoeld in het eerste lid.

  • 5. Onze Minister neemt het advies over, tenzij het in strijd is met:

    • a. deze wet;

    • b. eisen van zorgvuldigheid; of

    • c. andere zwaarwegende belangen.

  • 6. Indien Onze Minister het advies niet overneemt, verzoekt hij onder opgave van een schriftelijke motivering de raad van toezicht ervoor te zorgen dat tot een nieuw advies wordt gekomen en informeert hij de Tweede Kamer dat een advies niet is overgenomen en de grond hiervoor.

  • 7. Ten behoeve van de ondersteuning bij het opstellen van het functieprofiel door de raad van toezicht en de selectie van kandidaten door de benoemingsadviescommissie, schakelt de raad van toezicht een wervingsadviesbureau in.

  • 8. De gezamenlijke ondernemingsraden van de regionale publieke media-instellingen kunnen voor benoeming van een van de andere leden als bedoeld in het eerste lid, personen aanbevelen aan de benoemingsadviescommissie.

  • 9. Benoeming geschiedt voor vijf jaar en herbenoeming voor een aansluitende periode is eenmaal mogelijk.

H

Aan artikel 2.60e wordt een lid toegevoegd dat luidt:

  • 4. De raad van toezicht stelt een rooster van aftreden voor zijn leden op waarin wordt voorzien dat de leden niet allen gelijktijdig aftreden.

I

Artikel 2.60f, derde lid, vervalt.

J

Aan artikel 2.172 wordt een lid toegevoegd dat luidt:

  • 4. Regels over de wijze waarop inzicht wordt gegeven in de kosten van de programmering of wijzigingen van die regels worden niet eerder vastgesteld dan vier weken nadat een ontwerp daarvan aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

ARTIKEL II

De onderdelen D en O van artikel I van de Wet van 16 maart 2016 tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst vervallen.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. In dat besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel 12 van de Wet raadgevend referendum.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Naar boven