34 398 Initiatiefnota van het lid Rudmer Heerema: «Lichamelijke opvoeding is een vak, juist in het basisonderwijs: Een pleidooi voor beter bewegingsonderwijs op de basisschool gegeven door vakleerkrachten»

Nr. 8 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 februari 2017

Naar aanleiding van de initiatiefnota van het lid Heerema omtrent bewegingsonderwijs in het primair onderwijs (po)1, en het overleg dat ik hierover in april 2016 met de Kamer heb gevoerd, heb ik onderzoek laten uitvoeren naar de verwachte gevolgen van de voorstellen die in de initiatiefnota zijn gedaan2. In deze brief reageer ik op de bevindingen van het bijgevoegde onderzoeksrapport3, en informeer ik u over de resultaten van de overige toezeggingen die ik naar aanleiding van de initiatiefnota heb gedaan.

Allereerst wil ik benadrukken dat ik de doelstelling en de stevige ambitie van de initiatiefnota van harte onderschrijf: alle kinderen zijn gebaat bij beter bewegingsonderwijs. Het bevordert de gezondheid, draagt bij aan een actieve leefstijl en stimuleert de cognitieve, sociale en motorische ontwikkeling van kinderen. Dit zijn dan ook de belangrijkste redenen dat ik met de sector tot het plan van aanpak bewegingsonderwijs ben gekomen.4 Hoewel mijn focus ligt op 100 procent bevoegd gegeven gymlessen, sluit ik me aan bij het streven dat deze gymlessen zoveel mogelijk door vakleerkrachten worden gegeven.5 6

Tegelijkertijd blijkt uit het voorliggende onderzoeksrapport dat een verplichte inzet van vakleerkrachten bewegingsonderwijs in het po, zoals in de initiatiefnota wordt voorgesteld, financiële consequenties heeft. Het gaat hier om jaarlijkse kosten uiteenlopend van € 48 miljoen tot € 204 miljoen, afhankelijk van de uitvoeringsvariant waarvoor gekozen zou worden. Hiervoor bestaat op dit moment geen dekking, waardoor nu geen nadere stappen ten aanzien van dit voorstel kunnen worden gezet.

De overige bevindingen van het rapport zijn in lijn met de signalen die ik van de sector krijg in het kader van de uitvoering van het plan van aanpak bewegingsonderwijs. Een groot deel van de oplossing voor eventuele knelpunten ligt in samenwerking op lokaal en regionaal niveau tussen scholen, sportverenigingen en gemeenten, waarbij creatief gebruik wordt gemaakt van ruimte, tijd en middelen. Vakleerkrachten, groepsleerkrachten met een brede bevoegdheid en combinatiefunctionarissen kunnen elkaar in teamverband versterken. Ik denk dat hier veel kansen liggen om het bewegingsonderwijs in Nederland op een hoger niveau te brengen. Gelukkig zie ik dat deze kansen ook steeds beter worden benut.

In de volgende paragrafen ga ik in op de conclusies en bevindingen van het rapport, evenals aanvullende acties die zijn ondernomen naar aanleiding van de initiatiefnota.

Conclusies en aanbevelingen onderzoeksrapport Bewegingsonderwijs en vakleerkrachten

Het voorliggend onderzoeksrapport doet een aantal aanbevelingen om de kwaliteit van het bewegingsonderwijs op scholen verder te verbeteren. In deze paragraaf reageer ik op de conclusies en aanbevelingen die worden gedaan

Het rapport maakt er melding van dat in peiljaar 2014/2015 op 73 procent van de po-scholen de beweegnorm van 2 uur bewegingsonderwijs per week wordt gehaald. Op 87 procent van de po-scholen worden alle lessen bewegingsonderwijs bevoegd gegeven. We zien een proportioneel grotere inzet van vakleerkrachten in de G5- en G37-gemeenten. Daarbuiten, en vooral in de krimpregio’s, is dit minder. Scholen geven aan dat het niet voldoen aan de beweegnorm vaak door de tijd en afstand tot de gymlocatie komt. Ook bestaat er soms een tekort aan beschikbare ruimte of bevoegde docenten.

Tegelijkertijd wordt in het onderzoeksrapport ook geconstateerd dat veel scholen er met creativiteit in slagen om ruimte en beschikbare middelen te vinden voor bewegingsonderwijs. Er wordt aanbevolen om meer informatie over deze onderwerpen te verzamelen en deze kennis te verspreiden onder schooldirecteuren.

De hierboven vermelde cijfers zijn een verbetering ten opzichte van de startsituatie. Hiermee zijn we er nog niet, omdat we de ambitie hebben uitgesproken dat beide normen door alle scholen worden behaald. Daarom wordt in het kader van het plan van aanpak bewegingsonderwijs op regionaal niveau nog hard gewerkt, om scholen te helpen om ook met hun specifieke situatie aan de norm te voldoen. Zo worden bijvoorbeeld goede voorbeelden gedeeld om meer aanvullende middelen te vinden, of bewegingsonderwijs te integreren met andere doelen. Ook helpt NOC*NSF sportverenigingen en scholen om meer samen te werken bij het matchen van vraag en aanbod van sportaccommodaties. Eind 2017 zal opnieuw worden gepeild of het is gelukt om onze gedeelde ambitie te realiseren.

In het rapport wordt geconcludeerd dat er zowel structureel als incidenteel kosten voortvloeien uit het doorvoeren van de voorgestelde maatregelen ten aanzien van de inzet van vakleerkrachten en het aantal uren bewegingsonderwijs.

(€ x 1 mln.)

2017

2018

2019

2020

2021

struc.

2 LU, 80%

20

23

35

41

48

32

2 LU, 100%

20

29

39

55

78

45

3 LU, 80%

120

131

141

152

164

134

3 LU, 100%

121

131

153

180

204

152

Hierbij zou het gaan om tussen de 2.050 en 5.800 fte aan extra in te zetten en op te leiden vakleerkrachten, evenals 180 of 2.200 bij te bouwen gymlokalen. Om tot deze toename van het aantal vakleerkrachten in het po te komen, dient niet alleen het aantal instromers op alo’s te worden vergroot, maar ook het aandeel alo-afgestudeerden dat in het po aan de slag zou gaan.

Incidentele kosten doen zich voor in de vorm van een intensivering van de opleidingskosten, omscholing en wervingskosten. Structurele kosten worden gemaakt door «dubbele bezetting», waarbij groepsleerkrachten door praktische en logistieke oorzaken niet 1-op-1 kunnen worden vervangen door vakleerkrachten: de groepsleerkracht is tijd kwijt aan reis- en omkleedtijd van de leerlingen, die hij of zij bijvoorbeeld niet kan besteden aan het onderwijzen van een andere klas. Ook is er sprake van structurele instandhoudingskosten van aanvullende sportaccommodaties die nodig zullen zijn. Bij deze berekeningen zijn de eventuele reorganisatiekosten voor scholen overigens niet meegenomen, omdat deze, afhankelijk zijn van een groot aantal factoren die per school en regio sterk kunnen variëren, zoals het verwachte lerarentekort in de regio. Hiermee zijn ze erg lastig te voorspellen. Het onderzoeksrapport meldt wel dat deze kosten op macroniveau aanzienlijk kunnen zijn.

Het onderzoeksrapport constateert dat de baten van de inzet van vakleerkrachten inzichtelijker kunnen worden gemaakt, en dat vervolgonderzoek hiernaar wenselijk is. Met het oog op een zorgvuldige afweging in de toekomst zal ik dit onderzoek laten uitvoeren.

Overige toezeggingen naar aanleiding van de initiatiefnota-Heerema

Het lid Ypma heeft mij verzocht om het Jeugdsportfonds onder de aandacht te brengen bij de buurtsportcoaches die in de gemeenten actief zijn. Tweemaal per jaar wordt door de Vereniging Sport en Gemeenten een evenement voor de buurtsportcoaches georganiseerd: hier is het Jeugdsportfonds extra onder de aandacht gebracht, evenals andere beschikbare fondsen.

Zoals toegezegd in mijn brief d.d. 20 april 2016 is een gesprek gevoerd met de landelijke vertegenwoordigers van de pabo’s en alo’s over hoe zij hun rol zien om tot kwalitatief zo goed mogelijk bewegingsonderwijs te komen.7 Hieruit komt naar voren dat er terughoudendheid is bij de pabo’s om hun inspanningen ten aanzien van de brede bevoegdheid bewegingsonderwijs terug te brengen. In de afgelopen jaren is hier juist in geïnvesteerd, en wordt er goed gebruik gemaakt van de Leergang Vakbekwaamheid Bewegingsonderwijs op de pabo. Scholen geven aan tevreden te zijn over de kwaliteit. Eventuele afbouw zou ook tot onnodig verlies van kapitaal en expertise leiden. Dit, evenals de inzet die ik pleeg om juist zoveel mogelijk lessen bewegingsonderwijs bevoegd te laten geven, zorgt ervoor dat ik het eventueel afschaffen van de leergang, zoals de initiatiefnota voorstelt, op dit moment niet wenselijk acht.

De betrokkenen wijzen erop dat het van belang is dat leraren met een brede bevoegdheid ook daadwerkelijk voor minstens 0,2 fte worden ingeroosterd om deze op niveau te houden. Ook melden zij dat het reeds mogelijk is voor pabo-afgestudeerden om via een verkorte route de alo te doorlopen, maar dat dit relatief weinig gebeurt. Dit laatste geldt ook voor alo-afgestudeerden die in het po aan de slag gaan.

Er bestaat brede overeenstemming tussen partijen over de wens om op lokaal en regionaal niveau meer samenwerking aan te moedigen in zogenoemde «beweegteams» van vakleerkrachten bewegingsonderwijs en groepsleerkrachten met een brede bevoegdheid, eventueel aangevuld met combinatiefunctionarissen. Hiernaast wordt het zinvol geacht om elkaars specifieke expertise te erkennen en er gebruik van te maken, bijvoorbeeld door samenwerking bij het opleiden van leraren. De bovengenoemde aanpak wordt bijvoorbeeld ook toegepast bij Méér Muziek In De Klas, een initiatief om het muziekonderwijs op scholen te verbreden en te verbeteren.8

Tot slot

Sport draagt bij aan de gezondheid van mensen, stimuleert talentontwikkeling en bevordert gemeenschapszin. Dat alle kinderen hier voldoende mee in aanraking komen door allemaal kwalitatief goed bewegingsonderwijs te genieten, is dus van groot belang. Het is goed om te zien dat dit in alle scholen steeds meer lijkt te gebeuren, en het doet mij deugd dat in de Kamer wordt onderschreven. Eind 2017 worden in een eindmeting de behaalde resultaten van het plan van aanpak bewegingsonderwijs in kaart gebracht. De Kamer zal daar dan over worden geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Kamerstuk 34 398, nr. 7.

X Noot
2

Kamerstuk 34 398, nr. 3.

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Kamerstuk 30 234, nr. 120.

X Noot
5

Met bevoegd wordt bedoeld door een a) leerkracht met oude brede bevoegdheid (afgestudeerd voor 2005); b) leerkracht met een nieuwe brede bevoegdheid (leergang bewegingsonderwijs afgerond); c) leerkracht met tijdelijke brede bevoegdheid (volgt voornoemde leergang) of d) vakleerkacht.

X Noot
6

Vakleerkracht: een afgestudeerde van een academie voor lichamelijke opvoeding (alo).

X Noot
7

Kamerstuk 34 398, nr. 3.

Naar boven