34 389 Wijziging van de Wet op de Raad van State, de Algemene wet bestuursrecht, de Wet op de rechterlijke organisatie en enkele andere wetten in verband met de scheiding van taken binnen de Raad van State en de opheffing van de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven (Wet organisatie hoogste bestuursrechtspraak)

Nr. 18 AMENDEMENT VAN DE LEDEN SWINKELS EN VAN NISPEN

Ontvangen 6 oktober 2016

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

Artikel XXXIV wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de huidige tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. In het eerste lid (nieuw) wordt «Deze wet treedt» vervangen door «De artikelen I tot en met III treden» en vervalt: dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. De artikelen IV tot en met XXXIII treden gelijktijdig in werking met het voorstel van wet zoals aangekondigd in Kamerstukken II 2016/17, 34 389, nr. 7, p. 30.

Toelichting

De Wet organisatie hoogste bestuursrechtspraak gaat niet in op de rechtspositionele aspecten van de rechters van het CBb en de CRvB die al dan niet overgaan naar een andere college. In het bijzonder gaat het daarbij om de acht rechters van het CBb die niet over zou kunnen gaan naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Gegeven artikel 117 Grondwet, waaruit bijzondere terughoudendheid blijkt aangaande het ontslaan of feitelijke varianten daarop, ontstaat daarmee een situatie die knelt. Op het moment van stemming over de voorliggende Wet organisatie hoogste bestuursrechtspraak bestaat over de rechtspositie van de rechters bij deze colleges nog geen duidelijkheid. Die komt pas met de invoeringswet. Om te voorkomen dat het parlement voor voldongen feiten komt te staan, achten de indieners het nodig de inwerkingtredingsbepaling van onderhavige wet aan te passen. Artikel XXXIV wordt daartoe gewijzigd. Waar het nu nog regelt dat deze wet in werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, wordt dat met dit amendement beperkt. Er wordt ruimte gelaten om de bepalingen aangaande de dubbelbenoemingen bij de Raad van State direct in werking te laten treden, maar voor alle overige bepalingen wordt vastgelegd dat het tijdstip het moment van inwerkingtreden van de invoeringswet van de Wet organisatie hoogste bestuursrechtspraak zal zijn.

Swinkels Van Nispen

Naar boven