34 369 Initiatiefnota van het lid Bruins Slot: «Vrijwilligers zijn kampioenen»

Nr. 13 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 maart 2017

Vrijwilligerswerk beschouw ik als waardevol voor de maatschappij en voor de vrijwilliger zelf. De vrijwilligers kunnen hiermee immers nuttige ervaringen opdoen en het biedt kansen om hun netwerk uit te breiden. Dit kan ook weer helpen bij het vinden en verkrijgen van betaald werk.

Op 4 juli 2016 heeft u de kabinetsreactie op de initiatiefnota «Vrijwilligers zijn kampioenen» van het lid Bruins Slot (CDA) ontvangen (Kamerstuk 34 369, nr. 3). Een van de aanbevelingen uit de initiatiefnota is om de vrijwilligersvergoeding van mensen met een bijstandsuitkering te uniformeren tot € 150 per maand en € 1.500 per jaar. Initiatiefnemer noemt een aantal redenen om tot deze aanbeveling te komen.

Een aanleiding is dat tussen de Participatiewet en de Werkloosheidswet verschil is in de vrij te laten vergoedingen. Volgens initiatiefnemer is dit niet stimulerend voor bijstandgerechtigden om vrijwilligerswerk te doen. Ook noemt initiatiefnemer dat het vaak niet is uit te leggen dat de vrijlating van een kostenvergoeding verschillend kan zijn afhankelijk van de reden dat een bijstandgerechtigde vrijwilligerswerk doet. De Staatssecretaris van VWS heeft in de kabinetsreactie aangegeven dat ik u zal informeren over of en zo ja in hoeverre de vrijlatingregeling vrijwilligersvergoeding in de bijstand zal worden aangepast.

Vanuit mijn bovenstaande overtuiging en de argumenten uit de initiatiefnota zoals hiervoor aangegeven, ben ik tot het besluit gekomen dat ik de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ, zal aanpassen. Vorengaande laat onverlet dat de bijstand een vangnet is met als doel te voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan en het ondersteunen naar werk van bijstandgerechtigden die dat nodig hebben.

De aanpassing van de regeling zal inhouden dat de vrijlating van een kostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk naast een uitkering wordt geüniformeerd tot een vrij te laten bedrag van ten hoogste € 150,– per maand met een maximum van € 1.500,- per kalenderjaar. Dit vrij te laten bedrag is ongeacht of het vrijwilligerswerk wordt verricht in het kader van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Dit bedrag is gelijk aan de vrijlatingregeling van de belastingdienst. De aanpassing van de regeling betekent ook dat het vrij te laten bedrag wordt gelijk getrokken aan de maximale vrij te laten vergoeding in de vrijwilligersregeling in de Werkloosheidswet. De uniformering komt daarenboven tegemoet aan een vereenvoudiging van de uitvoering doordat die een individuele toets door gemeenten op het al dan niet bijdragen aan de re-integratie van het vrijwilligerswerk overbodig maakt.

Tegelijkertijd laat het voldoende ruimte voor beleidsvrijheid van gemeenten.

Ik ben voornemens deze aanpassing in werking te laten treden op 1 april 2017 na publicatie in de Staatscourant.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

Naar boven