34 352 Uitvoering en evaluatie Participatiewet

Nr. 69 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 september 2017

In het AO over de Bedrijfsvoering Rijk van 5 juli 2017 (Kamerstuk 31 490, nr. 227) heeft u gevraagd waar het Rijk staat met de realisatie van de doelstellingen uit de banenafspraak voor mensen met een arbeidsbeperking, uitgesplitst naar ministeries. Ik stuur u hierbij de beschikbare cijfers met een korte analyse (zie de bijlage1) over de realisatie van de banenafspraak binnen de sector Rijk.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft u, mede namens mij, op 8 september 20172 een brief gestuurd over de activering van de quotumregeling nu de overheid als geheel de banenafspraak 2016 niet heeft behaald. In deze brief deelt zij mee dat het kabinet heeft besloten over te gaan tot activering van de quotumregeling voor de overheid, zij het met uitstel van de heffing van één jaar.

In deze brief spreekt het kabinet zijn teleurstelling uit over het feit dat de overheid is achtergebleven met de baancreatie voor de doelgroep, maar toont ook begrip voor de knelpunten en bijzondere omstandigheden waarmee overheden te maken hebben. De overheidswerkgevers hebben zichzelf in vergelijking tot de marktsectorwerkgevers voor een relatief grotere opgave gesteld, door af te spreken dat er 25.000 banen voor mensen met een arbeidsbeperking worden gecreëerd, ten opzichte van de 100.000 banen bij de markt. De overheid moet daardoor naar verhouding een groter aantal banen leveren dan de markt. Dit hoge ambitieniveau is versterkt door het feit dat voor de sector overheid een sneller tijdpad is afgesproken dan voor de sector markt.

Dit heeft bijgedragen aan de opgelopen achterstand. Het kabinet constateert verder dat de ervaringen van de afgelopen twee jaren nadere inzichten geven in de redenen achter de tegenvallende resultaten bij de overheid. Uit deze inzichten heeft het kabinet een aantal conclusies getrokken, die leiden tot wijzigingen in Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten, alsmede tot nader onderzoek.

Wegens de bijzondere positie van een aantal specifieke functiegroepen in het veiligheidsdomein van de overheid zullen deze worden uitgezonderd van de quotumregeling. Deze bijzondere positie van de functies in het veiligheidsdomein gaat ook de sector Rijk aan, te weten de Dienst Justitiële Inrichtingen van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

Overheidswerkgevers hebben aangegeven dat zij er profijt van zouden hebben als inkoop van diensten mee zou tellen voor de realisering van de banenafspraak; zij besteden immers veel facilitaire werkzaamheden uit aan de markt. Wanneer mensen met een arbeidsbeperking deze werkzaamheden uitvoeren, tellen zij mee bij de sector markt. Dit is een van de punten die zullen worden meegenomen in het brede onderzoek, waartoe is besloten.

Naar aanleiding van uw vraag tijdens het AO3 heb ik de afgelopen tijd onderzoek gedaan naar de realisatiecijfers bij de ministeries en taakorganisaties. Deze cijfermatige analyse is, zoals ik heb toegelicht in het AO, lastig omdat alleen de formele indiensttredingen van mensen met een arbeidsbeperking bij de ministeries bekend zijn. Voor de zogenaamde inleenverbanden, waarvan de registratie complex is, zijn alleen gegevens beschikbaar op het niveau van de sector overheid en sector markt als totaliteit.

De banenafspraak uit het Sociaal Akkoord 2013 is immers een landelijke afspraak. De marktsector moet in totaal 100.000 extra banen realiseren, de overheid in totaal 25.000, bovenop de nulmeting van eind 2012. De (jaarlijkse) monitor van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, uitgevoerd door UWV sluit aan op deze landelijke afspraak en zorgt voor landelijke gegevens van de extra banen in de overheidsector en de marktsector.

De monitor meet bij een reguliere werkgever het aantal dienstverbanden voor mensen uit de doelgroep. De inleenverbanden daarentegen worden via een representatieve steekproef verdeeld tussen markt en overheid. In opdracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voert SEO4 deze steekproef jaarlijks uit. Die levert een procentuele verdeelsleutel op als basis voor de verdeling. Ik verwijs u hierover in het bijzonder naar de brieven van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 juli 2016 over de resultaten van de eenmeting5 en van 30 juni 2017 over de resultaten van de tweemeting6.

Vanwege de gebruikte methode kunnen geen betrouwbare uitspraken over inleenverbanden worden gedaan op een lager niveau dan de totale overheid, dus ook niet voor de sector Rijk, of de ministeries. In de gehanteerde steekproef wordt immers alleen gekeken naar de landelijke verdeling tussen de sector markt en de sector overheid.

Om toch iets te weten te komen over de inleenverbanden houden de ministeries deze zoveel mogelijk zelf bij. Een inventarisatie onder de ministeries levert op dat zij eind 2016 tezamen ruim 230 inleenverbanden hebben gerealiseerd. In het eerste kwartaal 2017 is dit opgelopen tot ruim 260.

Omdat diverse definitie-, registratie- en privacyaspecten een rol spelen, zijn deze cijfers niet betrouwbaar te noemen. Deze cijfers zijn dus indicatief.

In de bijlage treft u de informatie aan waarover ik beschik.

Tabel 1 laat de ontwikkeling van de dienstverbanden bij de ministeries zien, vanaf de nulmeting eind 2012 tot en met het eerste kwartaal van 2017. Uit tabel 1 blijkt dat er vanaf de nulmeting sprake is van een gestage groei van het aantal dienstverbanden.

Tabel 2 laat de ontwikkeling zien van de dienstverbanden en inleenverbanden van alle overheden tezamen tot en met jaar 2016; over het eerste kwartaal van 2017 zijn alleen dienstverbanden bekend. Hier is zichtbaar dat het aantal dienstverbanden overheidsbreed is gedaald ten opzichte van de nulmeting.

In tabel 3 is de stijging van het aantal dienstverbanden te zien bij het Rijk, afgezet tegen het aantal dienstverbanden overheidsbreed, uitgedrukt in percentages.

Ondanks dat precieze gegevens over de stand van zaken niet bekend zijn, blijven de ministeries en taakorganisaties volop aan de slag met de uitvoering van de banenafspraak, die deel uit maakt van het bredere inclusieve personeelsbeleid bij het Rijk. Ik verwijs u voor een overzicht van specifieke activiteiten in het kader van de banenafspraak graag naar mijn brief van 29 mei 20177.

Zoals aangekondigd in de eerdergenoemde brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 september 2017 zal het kabinet de komende periode kijken hoe de prestaties in de sector overheid verbeterd kunnen worden. De ministeries zullen in antwoord op mijn verzoek aan het Verbond Sectorwerkgevers Overheid een meerjarig plan van aanpak opstellen, dat in het najaar van 2017 aan de ministerraad zal worden voorgelegd. Uw Kamer zal op de hoogte worden gehouden van de voortgang. Ook zullen zij bijdragen aan het brede onderzoek, waarin ruimte is voor kansrijke oplossingen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Zie Kamerstuk 34 352, nr. 65

X Noot
3

Zie Kamerstuk 31 490, nr.227

X Noot
4

Zie: Verdeling detacheringen en uitzendingen over inlenende werkgevers. Tweemeting in verband met de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten, SEO, juli 2017, rapportnr 2017–40.

X Noot
5

Kamerstuk 34 352, nr. 34

X Noot
6

Kamerstuk 34 352, nr. 60

X Noot
7

Kamerstuk 29 544, nr. 785

Naar boven