Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 juli 2017
In mijn brief aan uw Kamer van 10 juli 2017 (Kamerstuk 34 352, nr. 61) heb ik gemeld dat ik in navolging van de voorlichting van de Afdeling advisering
van de Raad van State, zoals gepubliceerd in de Staatscourant van 12 juli 2017, met
nummer 40367, in gesprek zou gaan met de gemeenten Amsterdam en Utrecht, en uw Kamer
de resultaten van deze gesprekken zou melden.
Op zowel bestuurlijk niveau alsook ambtelijk hebben constructieve gesprekken plaatsgevonden
over de bevindingen van de Afdeling advisering van de Raad van State. Geconstateerd
is dat de Raad van State stelt dat het verrichten van een tegenprestatie niet geheel
en al kan afhangen van de wensen en daarmee geheel en al afhangen van de vrijwillige
medewerking van de uitkeringsgerechtigde. De Raad van State constateert daarnaast
dat het college veel beleidsvrijheid heeft in de uitvoering van de tegenprestatie.
Derhalve is duidelijk dat uit de voorlichting van de Raad van State volgt dat de huidige
formulering van artikel 2 van de Verordening Tegenprestatie Participatiewet van de
gemeente Amsterdam en artikel 15 van de Verordening re-integratie, studietoeslag en
tegenprestatie Participatiewet 2015 van de gemeente Utrecht het nog niet mogelijk
maken om deze gemeenten aan te kunnen wijzen om te kunnen starten met het experiment
zoals zij dat hebben vormgegeven. Het is uiteraard van belang dat er een eenduidige
basis is voor de experimenten en dat deze allemaal gebaseerd zijn op verordeningen
die een heldere vertaling zijn van de wet.
Op het moment dat de gemeenteraad van Amsterdam respectievelijk Utrecht de verordening
in overeenstemming brengt met de Participatiewet is de laatste belemmering weggenomen
om positief te kunnen beslissen op de aanvraag om te kunnen experimenteren op grond
van het Tijdelijk besluit experimenten Participatiewet en de Tijdelijke regeling experimenten
Participatiewet.
Voor het experiment van de gemeente Utrecht zou dit dan tevens inhouden dat de gemeenten
Bodegraven-Reeuwijk en Woerden en de Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug
(bestaande uit de gemeenten De Bilt, Bunnik, Utrechtse Heuvelrug, Wijk bij Duurstede
en Zeist) het gezamenlijke experiment met de gemeente Utrecht kunnen starten.
De wetenschappelijke beoordelingscommissie van ZonMw heeft inmiddels positieve adviezen
afgegeven voor beide experimenten.
De wethouders van Amsterdam en Utrecht informeren hun gemeenteraad over de voorlichting
van de Raad van State en over de uitkomsten van ons overleg.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. Klijnsma