Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 juli 2017
Naar aanleiding van uw verzoek van 23 mei jl. informeer ik uw Kamer hierbij over de
huidige stand van zaken met betrekking tot de experimenten in het kader van de Participatiewet
(Handelingen II 2016/17, nr. 78, item 16). U ontvangt hierbij het gevraagde inzicht in de stand van zaken van achtereenvolgens
de wet- en regelgeving, de aanvragen alsmede de beoordelingen en de besluitvorming.
Wet- en regelgeving
De basis voor de experimenteermogelijkheden ligt in artikel 83 van de Participatiewet.
De uitwerking van deze mogelijkheden heeft, in nauwe en waardevolle samenwerking met
de initiatiefgemeenten Groningen, Tilburg, Utrecht en Wageningen en in samenspraak
met uw Kamer, plaatsgevonden in het Tijdelijk besluit experimenten Participatiewet
(Stb. 2017, 69) en de Tijdelijke regeling experimenten Participatiewet (Stcrt. 2017, 10881). Deze nadere regelgeving is in werking getreden op 1 april 2017.
Op verzoek van het college van burgemeester en wethouders kan ik een gemeente aanwijzen
die in een periode van drie jaar maximaal twee jaar kan afwijken van de artikelen
9, eerste lid, en 31, tweede lid, onderdeel n, van de wet. Dit wil zeggen afwijken
van zowel de voor de bijstandsgerechtigde geldende verplichtingen als van de bepaling
omtrent de vrijlating van inkomsten uit arbeid.
Aanvragen
Tot op heden heb ik zeven aanvragen ontvangen tot aanwijzing als experimenteergemeente(n).
Vijf aanvragen zijn ingediend door gemeenten die zelfstandig een experiment willen
uitvoeren, te weten Tilburg, Wageningen, Amsterdam, Deventer en Nijmegen. Twee aanvragen
zijn ingediend door gemeenten die gezamenlijk met een of meer andere gemeenten het
experiment willen uitvoeren, namelijk de gemeente Groningen in samenwerking met de
gemeente Ten Boer en de gemeente Utrecht in samenwerking met de gemeenschappelijke
regeling «regionale sociale dienst Kromme Rijn Heuvelrug» (gemeenten De Bilt, Bunnik,
Utrechtse Heuvelrug, Wijk bij Duurstede en Zeist) en de gemeenten Bodegraven-Reeuwijk
en Woerden.
Beoordelingen en besluitvorming
Ingediende aanvragen worden beoordeeld op procedurele en wetenschappelijke aspecten.
Een door ZonMw ingestelde wetenschappelijke commissie beoordeelt of een experimenteervoorstel
voldoet aan het «Beoordelingskader voor onderzoek gericht op de evaluatie van experimenten
binnen de Participatiewet». Dit kader is op 3 maart 2017 gepubliceerd.
De stand van zaken rond de besluitvorming is als volgt:
-
• Op de aanvragen van de samenwerkende gemeenten Groningen en Ten Boer, de gemeente
Tilburg en de gemeente Deventer heb ik, mede op basis van de beoordeling door genoemde
wetenschappelijke commissie, inmiddels positief beslist.
-
• Op de aanvraag van Wageningen, die een van de initiatiefgemeenten is, heb ik ook positief
beslist. Ondanks dat Wageningen de minimale groepsgrootten die ZonMw adviseert vanwege
de relatief beperkte omvang van het aantal bijstandsgerechtigden niet kan realiseren,
zal Wageningen toch in de gelegenheid worden gesteld om te experimenteren. Het experiment
in Wageningen is een initiatief vanuit de stad, dat veel waardevolle informatie kan
opleveren over de ervaringen van deelnemers, klantmanagers en andere betrokkenen in
relatie tot uitstroom naar werk. In het onderzoek zal Wageningen samenwerken met andere
gemeenten waardoor uitkomsten van waarde kunnen zijn.
-
• De beoordeling van de aanvragen van de gemeenten Amsterdam, Nijmegen en Utrecht verwacht
ik in de zomer af te ronden.
Ik waardeer het zeer dat alle betrokken partijen, vanuit een gezamenlijk belang om
op innovatieve wijze de mogelijkheden te onderzoeken om de Participatiewet met betrekking
tot de arbeidsinschakeling doeltreffender uit te voeren, op constructieve manier bijdragen
aan het tot stand brengen van experimenten.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma