De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de hoofdlijnennotitie Loondispensatie heeft geleid tot zorgen bij
zowel mensen die er mogelijk mee te maken krijgen als organisaties en gemeenten die
de nieuwe regeling moeten gaan uitvoeren;
constaterende dat bij de hoorzitting kritisch is gereageerd op een aantal punten,
zoals de positie van niet-uitkeringsgerechtigden, de werking van de partner- en vermogenstoets
en het verschil met loondispensatie in de Wajong, maar dat er ook op constructieve
wijze alternatieve uitwerkingen binnen de uitgangspunten van het regeerakkoord zijn
aangedragen;
overwegende dat het wenselijk is dat de voorgenomen verandering van loonkostensubsidie
naar loondispensatie kan rekenen op een breed draagvlak;
overwegende dat het wenselijk is dat (1) de voorgenomen verandering daadwerkelijk
leidt tot meer banen voor mensen met een arbeidshandicap of afstand tot de arbeidsmarkt
en (2) gaan werken of meer gaan werken vanaf het eerste uur lonend is voor mensen;
roept de regering op, in de aanloop naar de totstandkoming van het wetsvoorstel blijvend
overleg te voeren met werkgevers, werknemers, maatschappelijke organisaties en de
gemeenten, en daartoe ook, naar het idee van De Normaalste Zaak, praktijktafels met
deze betrokkenen te organiseren, en deze inbrengen zo veel mogelijk te gebruiken bij
de definitieve totstandkoming van het wetsvoorstel;
roept de regering op, bij de verdere uitwerking van het wetsvoorstel te onderzoeken
op welke manier tegemoet gekomen kan worden aan de bezwaren die in de hoorzitting
naar voren zijn gekomen, zonder de doelstelling om meer mensen aan het werk te helpen
en werken vanaf het eerste uur lonend te maken, los te laten,
en gaat over tot de orde van de dag.
Raemakers
Nijkerken-de Haan