Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 oktober 2016
Met mijn brief van 6 oktober jl. heb ik de schriftelijke vragen van de vaste commissie
voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid beantwoord over het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen
(hierna: Dagloonbesluit) en de Tijdelijke regeling eenmalige tegemoetkoming Dagloonbesluit
(hierna: Tijdelijke regeling) (Kamerstuk 34 351, nr. 20).
In de beantwoording heb ik toegelicht dat het niet mogelijk is om de groep herlevers
– of om specifieker te zijn de werknemers voor wie in een kalendermaand een WW-recht
ontstaat of zou zijn ontstaan en een ander recht op WW-uitkering loopt of herleeft
– op te nemen in de voor 2017 in werking tredende Tijdelijke regeling. Deze groep
wordt niet direct, maar kan wel indirect geconfronteerd worden met de gevolgen van
de wijziging van het Dagloonbesluit per 1 juli 2015. Dit is het geval wanneer zowel
het beroep op WW-uitkering langer duurt dan de maximumduur van het eerste WW-recht
en bovendien de toepassing van het Dagloonbesluit (zoals dat per 1 juli 2015 luidt)
voor het tweede recht negatief uitpakt.
Gezien het bovenstaande is compensatie voor deze specifieke groep vanaf het moment
van het aflopen van het eerste recht tot aan het moment van het aflopen van het (lagere)
tweede recht, gewenst. Daarin is nog niet voorzien. Redenen hiervoor liggen op het
vlak van de uitvoerbaarheid. Zoals al duidelijk wordt uit bovenstaande beschrijving
gaat het hier om specifieke omstandigheden, waaronder mogelijk sprake is van een lagere
WW-uitkering dan zou zijn genoten, wanneer deze was berekend volgens de nieuwe berekeningswijze
van het Dagloonbesluit. Door de specifieke omstandigheden per geval zijn dit in essentie
complexe zaken. In de uitvoeringstoets heeft het UWV aangegeven dat dit in combinatie
met de compensatie voor eerste WW-rechten tot onaanvaardbare risico’s voor de uitvoering
zou leiden1. Tot en met eind 2017 heeft het UWV de handen vol aan de Tijdelijke regeling voor
de compensatie van de andere doelgroepen.
Ik zie desgevraagd in overleg met het UWV wel mogelijkheden om aan de groep herlevers
compensatie te verstrekken niet eerder dan vanaf het eerste kwartaal 2018. Ik besef
dat dit laat is en niet in lijn met de motie Vermeij waarin de regering werd verzocht
te onderzoeken of eerdere invoering dan 1 januari 2017 mogelijk is2. Ik zie echter geen mogelijkheden voor snellere uitvoering. Verder gaat het hier
om WW-uitkeringen waarbij het eerste WW-recht correct is vastgesteld of al wordt gecompenseerd
en waarbij werknemers na verloop van tijd geconfronteerd worden met de dagloondaling.
Alles overziend stel ik voor deze groep compensatie te verstrekken na afloop van de
uitvoering van de compensatieregeling voor de overige doelgroepen.
Tevens heb ik het UWV verzocht om op basis van de ervaringen die opgedaan zullen worden
met het verstrekken van voorschotten op de binnenkort te publiceren Tijdelijke regeling,
te bezien wat de mogelijkheden zijn voor het verstrekken van voorschotten aan herlevers
na publicatie van de regeling waarmee de tegemoetkoming voor de herlevers wordt geregeld.
In zijn algemeenheid geldt op grond van de Algemene wet bestuursrecht dat het bestuursorgaan
een voorschot kan verstrekken indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een
verplichting tot betaling zal worden vastgesteld. Het UWV kan zodoende niet eerder
een voorschot verstrekken dan wanneer de regeling gepubliceerd is en van een inwerkingtredingsdatum
is voorzien (daarvoor staat immers niet redelijkerwijs vast dat er een verplichting
tot betaling is). Daarnaast is het UWV terughoudend met het verstrekken van een voorschot
omdat dit een bewerkelijk proces is. Wanneer veel verzoeken tot voorschot dienen te
worden beoordeeld en afgehandeld kan dit ten koste gaan van de voortgang van de uitvoering
van de compensatieregeling.
Ik tref een compensatieregeling voor de herlevers. Deze regeling werk ik uit in afstemming
met de sociale partners. Ik zal het UWV vragen deze regeling op uitvoerbaarheid te
beoordelen. Deze uitvoeringstoets geeft inzicht in de uitvoerbaarheid en de precieze
invoeringsdatum. Deze regeling staat los van de reeds voorziene aanpassing van het
Dagloonbesluit en de in werking tredende Tijdelijke regeling. Deze treden ongewijzigd in werking per 1 december 2016 respectievelijk 1 april 2017.
De exacte financiering van de compensatie voor de groep herlevers wordt bij voorjaarsbesluitvorming
bezien. Hierbij worden onder meer de resterende middelen kraamverlof (met name als
gevolg van vertraagde invoering) betrokken.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher