Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 april 2016
Tijdens het Algemeen Overleg over de Wwz van 9 maart jl. heb ik toegezegd de vraag
van het lid Voortman (GroenLinks) over de problematiek bij vrouwelijke wetenschappers
die door zwangerschap zestien weken (of langer) afwezig zijn en voor wie dan geen
verlenging van het contract mogelijk zou zijn, schriftelijk te beantwoorden. Hierbij
doe ik deze toezegging gestand.
De ketenbepaling regelt wanneer elkaar opvolgende tijdelijke contracten overgaan in
een vast contract. Dat is het geval bij meer dan drie elkaar opvolgende contracten
of (bij een minder aantal) als een periode van twee jaar wordt overschreden. Tijdelijke
contracten worden als opeenvolgend gezien als zij elkaar met een tussenpoos van zes
maanden of minder opvolgen. Bij cao van kan het aantal tijdelijke contracten worden
verhoogd van drie tot maximaal zes contracten, en de periode worden verlengd van twee
naar maximaal vier jaar, voordat een contract voor onbepaalde tijd ontstaat.
In de cao Universiteiten is van deze afwijkingsmogelijkheid bij cao gebruik gemaakt
en is geregeld dat ten hoogste vier jaar gebruik kan worden gemaakt van elkaar opvolgende
tijdelijke contracten. Na die periode ontstaat een contract voor onbepaalde tijd.
Zoals ik ook heb aangegeven in mijn antwoorden op Kamervragen van de leden Anne Mulder
en Duisenberg1 kan daar waar als gevolg van het sluiten van een tweede tijdelijk contract een contract
voor onbepaalde tijd ontstaat, een dergelijk contract met toestemming van UWV, of
met wederzijds goedvinden, worden beëindigd als een project afloopt en er geen mogelijkheden
zijn een werknemer langer in dienst te houden. Hierdoor hoeven er voor vrouwelijke
wetenschappers die tijdens hun onderzoek een periode afwezig zijn vanwege zwangerschap,
net als voor anderen die een periode afwezig zijn (bijvoorbeeld wegens ziekte) geen
problemen te ontstaan bij het afronden van hun onderzoek.
Aanvullend merk ik op dat ook de mogelijkheid bestaat om een contract voor bepaalde
tijd overeen te komen voor de duur van het onderzoek. Omdat het hier een enkel contract
betreft is de ketenbepaling hier niet op van toepassing zodat ook bij een langere
periode dan vier jaar niet een contract voor onbepaalde tijd ontstaat. De arbeidsovereenkomst
voor bepaalde tijd loopt dan niet af door verloop van tijd, maar door het intreden
van een objectief bepaalbare gebeurtenis, in dit geval het – al dan niet met onderbrekingen
– afronden van het onderzoek.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher