34 350 Najaarsnota 2015

Nr. 2 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 11 december 2015

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Financiën over de brief van 27 november 2015 inzake de Najaarsnota 2015 (Kamerstuk 34 350, nr. 1).

De Minister deze vragen beantwoord bij brief van 10 december 2015. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Duisenberg

De waarnemend griffier van de commissie, Van den Eeden

Vraag 1

Verticale toelichting Defensie: Hoe komt het dat de geplande uitgaven uit het investeringsbudget niet tot besteding zijn gekomen? Kunt u een toelichting geven op de (omvang van) onderuitputting bij defensie? Kan uitgesplitst worden waar de onderuitputting vandaan komt?

Vraag 38

Bij defensie blijven de investeringen wederom achter, om welke investeringen gaat het?

Vraag 94

Kunt u toelichten welke projecten uitgesteld worden met het doorschuiven van 142,3 miljoen euro aan investeringen naar 2016?

Antwoord op vraag 1, 38 en 94

De onderuitputting bij Najaarsnota heeft een omvang van 196 mln., waarvan 142,4 mln. op investeringen en 53,6 mln. aan uitgaven voor regelingen die in 2015 niet meer tot betaling komen.

Het bedrag van 142,4 mln. aan uitgaven op het investeringsartikel dat niet in 2015 tot besteding komt betreft onder andere de materieelprojecten: GPW Boxer, ICMS/CBRN, verwerving F-35, Joint Support Ship, IGV productie en training, de F-16 IR geleide luchtraketten en kapitale munitie die verbruikt is in Irak. Daarnaast komt 35 mln. aan uitgaven voor bandbreedte- en overige IT investeringen en 7,4 mln. aan NAVO bijdragen niet in 2015 tot besteding. Het realiseren van de investeringsuitgaven is onder meer afhankelijk van tijdige levering door leveranciers en een efficiënt en ongestoord verloop van het verwervingsproces.

De uitgaven aan regelingen die in 2015 niet meer tot besteding komen betreffen o.a. de regeling risico-inventarisaties en evaluaties (RI&E), veteranenuitkeringen, de participatiewet, het Nationaal Militair Museum, de regeling ereschulden, het Sociaal Beleidskader 2004 en wachtgelden & inactiviteitsgelden.

Vraag 2

HGIS: Kunnen negatieve BNI-aanpassingen die geparkeerd zijn op artikel 5 voor willekeurige doelen aangewend worden?

Antwoord op vraag 2

De omvang van ODA is gekoppeld aan de omvang van de economie (het BNI). In het verleden zijn de negatieve BNI-aanpassingen als gevolg van de krimpende economie in eerste instantie geparkeerd op artikel 5 van de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Ook de positieve BNI-aanpassingen als gevolg van de groeiende economie worden in eerste instantie geparkeerd op dat artikel. De negatieve BNI-aanpassing is derhalve geen budgettaire ruimte die aan willekeurige doelen aangewend kan worden.

Vraag 3

Kunt u aangeven hoe de bij het begrotingsakkoord 2015 afgesproken 375 miljoen euro voor de opvang van asielzoekers is aangewend in relatie tot de extra uitgaven voor opvang die nu worden aangekondigd?

Antwoord op vraag 3

Bij Miljoenennota 2015 heeft het kabinet 375 mln. extra beschikbaar gesteld voor de verhoogde asielinstroom 2014. Daarbij is aangegeven dat de asielinstroom in 2014 kosten met zich meebrengt die over de jaargrens heen kunnen lopen (240 mln.) en daarom konden worden meegenomen naar 2015 via de asielreserve. De asielinstroom 2015 is hoger dan in eerste instantie is geraamd. Daarom is de raming bijgesteld zowel bij Prinsjesdag (570 mln.) als nu bij najaarsnota (350 mln.) om de kosten voor opvang te dekken.

Vraag 4

Kunt u toelichten wat de gevolgen zijn voor de constatering dat nog 0,6 miljard euro. van de resterende in=uittaakstelling op te totale rijksbegroting moet worden gevonden?

Vraag 5

Kunt u een overzicht geven van de stand van zaken van de ingevulde en nog in te vullen in=uittaakstelling voor 2016?

Vraag 6, 41 en 66

Kunt u toelichten wat het effect voor 2015 en 2016 is van de constatering dat nog 0,6 miljard van de resterende in=uittaakstelling voor 2015 moet worden gevonden?

Vraag 7 en 52

Is het gebruikelijk dat een nog in te vullen resterende taakstelling op de totale rijksbegroting voor een begrotingsjaar wordt verwerkt in het Financieel Jaarverslag van dat begrotingsjaar of in de Voorjaarsnota van het volgende begrotingsjaar? Zo nee, kunt u toelichten waarom er voor het begrotingsjaar 2015 toch gekozen is voor deze constructie?

Vraag 50 en 67

Wanneer zal over de invulling van de resterende in=uittaakstelling van 0,6 miljard euro besloten worden?

Vraag 51

In welke budgettaire nota zal de resterende in=uittaakstelling van 0,6 miljard euro worden verwerkt?

Vraag 57

Hoe gaat u tegenvallende opbrengsten opvullen? Gebruikt hij daar de 600 miljoen euro in=uittaakstelling voor? Zo nee, wat gaat u doen met de 600 miljoen euro?

Vraag 58

Hoe wordt de resterende in uittaakstelling van 0,6 miljard euro ingevuld voor 2015?

Antwoord op vraag 4, 5, 6, 7, 41, 50, 51, 52, 57, 58, 66 en 67

Een begroting vormt het maximum aan uitgaven dat door de Kamers is geautoriseerd op een bepaald beleidsterrein. Het kan om verschillende redenen voorkomen dat aan het einde van het jaar middelen overblijven (onderuitputting). Om te voorkomen dat deze middelen aan het einde van het jaar ondoelmatig worden besteed, bestaat de systematiek van de eindejaarsmarge. Via de eindejaarsmarge kan (een deel van) het budget dat overblijft op een begroting aan het einde van het jaar worden meegenomen naar het volgende jaar. Deze eindejaarsmarge wordt dan in de Voorjaarsnota van dat volgende jaar aan de betreffende begroting toegevoegd.

Om te voorkomen dat deze systematiek het uitgavenkader belast, wordt bij Voorjaarsnota tegelijk met de toevoeging van de eindejaarsmarges aan de verschillende begrotingen, als technische tegenhanger de in=uittaakstelling ingeboekt op de aanvullende post. Deze in=uittaakstelling wordt vervolgens in de loop van het jaar ingevuld met onderuitputting op de begrotingen in het lopende jaar.

De in=uittaakstelling bedroeg in 2015 ca. 1,0 mld. (0,9 mld. op het deelkader Rijksbegroting-eng en 0,1 mld. op het deelkader sociale zekerheid). Hiervan is bij Najaarsnota ca. 0,4 mld. ingevuld (waarvan 0,3 mld op het deelkader Rijksbegroting-eng en de volledige 0,1 mld. op het deelkader sociale zekerheid). Om het resterende deel van de in=uittaakstelling in te vullen, dient nog ca. 0,6 mld. onderuitputting binnen te komen bij Financieel Jaarverslag Rijk. Dat is het moment waarop het invullen van het nog openstaande deel van de in=uittaakstelling zal worden verwerkt.

In onderstaand figuur is de toetsing van het uitgavenkader vanaf 2012 op verschillende momenten (Miljoenennota, Najaarsnota en Financieel Jaarverslag Rijk) in beeld gebracht. Een plus betekent dat het kader werd overschreden, een min betekent dat het kader werd onderschreden. Zichtbaar wordt dat vanaf 2012 de onderschrijding van het totale uitgavenkader bij FJR ieder jaar groter was dan bij Najaarsnota.

Figuur: kadertoetsing totaalkader bij verschillende begrotingsmomenten (Miljoenennota, Najaarsnota en Financieel Jaarverslag Rijk); (in miljarden euro, -/- is een onderschrijding)

Indien er onvoldoende onderuitputting optreedt om de in=uittaakstelling in te vullen, leidt dit tot een overschrijding van het uitgavenkader en een verslechtering van het EMU-saldo 2015. Het niet volledig invullen van de in=uittaakstelling heeft geen gevolgen voor het jaar 2016.

Vraag 5

Kunt u een overzicht geven van de stand van zaken van de ingevulde en nog in te vullen in=uittaakstelling voor 2016?

Antwoord op vraag 5

Zie het antwoord op vraag 4

Vraag 6

Kunt u toelichten wat het effect voor 2015 en 2016 is van de constatering dat nog 0,6 miljard van de resterende in=uittaakstelling voor 2015 moet worden gevonden?

Antwoord op vraag 6

Zie het antwoord op vraag 4

Vraag 7

Is het gebruikelijk dat een nog in te vullen resterende taakstelling op de totale rijksbegroting voor een begrotingsjaar wordt verwerkt in het Financieel Jaarverslag van dat begrotingsjaar of in de Voorjaarsnota van het volgende begrotingsjaar? Zo nee, kunt u toelichten waarom er voor het begrotingsjaar 2015 toch gekozen is voor deze constructie?

Antwoord op vraag 7

Zie het antwoord op vraag 4

Vraag 8

Het merendeel van de tabellen bevat cijfers met een cijfer voor de komma, de weergegeven cijfer worden weergegeven met slechts een cijfer achter de komma (enkele precisie). Met name bij overzichten waarbij de gegevens als % van het BBP worden weer gegevens levert dit een substantieel informatieverlies. Bij een BBP van 681 miljard euro worden alle posten van onder de 300 miljoen euro afgerond op nihil. Kan er in de toekomst in dergelijke gevallen met dubbele precisie worden gewerkt? Ook de presentatie van de cijfers in miljarden kan, met name, bij de kadertoetsen, door presentatie in miljoenen veel duidelijker.

Antwoord op vraag 8

Bij het presenteren van cijfers in bijvoorbeeld de Miljoenennota en de Najaarsnota moet een afweging worden gemaakt tussen de leesbaarheid en de precisie. Meestal wordt in tabellen in de hoofdtekst gebruik gemaakt van miljarden, met een cijfer achter de komma. In de meer technische bijlage(n) bij de Miljoenennota worden dezelfde bedragen in miljoenen gepresenteerd. In de departementale begrotingen worden de uitgaven in duizenden euro’s weergegeven.

In de Najaarsnota wordt eenzelfde werkwijze gehanteerd. Om de tabellen in de hoofdtekst leesbaar te houden worden deze weergegeven in miljarden euro’s. In bijlagen als de Verticale Toelichting worden de uitgavenmutaties in meer detail gepresenteerd, net zoals in de tweede suppletoire begrotingen die tegelijkertijd met de Najaarsnota naar de Tweede Kamer worden verstuurd.

Vraag 9

In EU-verband gaan we akkoord met de brugfinanciering: wanneer komt dat in een begrotingswet voor te liggen?

Antwoord op vraag 9

Zodra de Ecofinraad politieke overeenstemming bereikt over de vormgeving van brugfinanciering zal in Nederland de kredietlijn aan de SRB via de geëigende begrotingsprocedures als een garantie ten behoeve van brugfinanciering in begroting IX worden opgenomen. Bij het opnemen van een garantie ten behoeve van brugfinanciering in de begroting IX, zal daarbij conform de procedure vooraf goedkeuring van het parlement gevraagd worden voor de kredietlijn aan de SRB.

Vraag 10

Zijn de cijfers van de Najaarsnota 2015 gebaseerd op de macrocijfers van de MEV die ook de grondslag vormden voor de Miljoenennota 2016? Bestaat de actualisatie dan louter uit de gegevens van de ministeries?

Antwoord op vraag 10

De macro-economische veronderstellingen in de Najaarsnota zijn gebaseerd op de MEV-raming van het CPB. Ten tijde van het opstellen van de Najaarsnota is de MEV- raming de meest actuele raming. Daarmee vormt de Najaarsnota een actualisatie van de ontwikkeling van de inkomsten en uitgaven op basis van uitvoerings- en beleidsmatige mutaties.

Vraag 11

Op welke wijze en op welke termijn zal de 200 miljoen euro onderuitputting als gevolg van de Defensiebijdrage aan de immigratieproblematiek worden gecompenseerd?

Vraag 12

Welke concrete nadelige consequenties heeft de onderuitputting van 200 miljoen euro voor de al karige intensivering van Defensie in 2016?

Vraag 39

Wat is de doorwerking hiervan in de geraamde investeringen of andere posten in 2016 en verder?

Vraag 45

Bent u bereid om Defensie de gehele onderuitputting op haar begroting in 2015 te laten meenemen naar het volgende jaar?

Vraag 47

Kunt u aantonen dat de optelsom van de defensiebegrotingen van 2015 en 2016, niet in negatieve zin wordt beïnvloed door de onderuitputting in 2015 of kunt u bevestigen dat dit wél het geval is?

Antwoord op vraag 11, 12, 39, 45 en 47

Het bedrag van 196 mln. aan onderuitputting bij Defensie wordt via de eindejaarsmarge meegenomen naar 2016. De projecten of regelingen die in 2015 vertraging hebben opgelopen worden in 2016 alsnog uitgevoerd, zonder dat dit ten koste gaat van de intensivering in 2016. De eindejaarsmarge wordt bij Voorjaarsnota aan de begroting toegevoegd, omdat de definitieve omvang wordt bepaald op basis van de Slotwet. Op dit moment is daarom wel de onderuitputting in 2015 zichtbaar in de cijfers, maar de toevoeging aan de budgetten in 2016 nog niet. Dit is een reguliere werkwijze die voor alle departementen geldt.

Vraag 12

Welke concrete nadelige consequenties heeft de onderuitputting van 200 miljoen euro voor de al karige intensivering van Defensie in 2016?

Antwoord op vraag 12

Zie het antwoord op vraag 11

Vraag 13

Kunt u tabel 2.1 in miljoenen geven?

Vraag 20

Kunt u tabel 2.2 in miljoenen geven?

Vraag 65

Kunt u tabel 2.4 in miljoenen geven?

Vraag 76

Kunt u tabel 2.5 in miljoenen geven?

Antwoord op vraag 13, 20, 65 en76

Zie onderstaande tabellen.

Tabel 2.1 Kadertoetsing (in miljoenen euro; -/- is onderschrijding)
 

2015

Totaalkader Miljoenennota 2016

33

Totaalkader mutatie Najaarsnota 2015

– 38

Totaalkader Najaarsnota 2015

– 4

   

Rijksbegroting in enge zin Miljoenennota 2016

686

Rijksbegroting in enge zin mutatie Najaarsnota 2015

547

Rijksbegroting in enge zin Najaarsnota 2015

1234

   

Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid Miljoenennota 2016

– 423

Sociale Zekerheid mutatie Najaarsnota 2015

– 322

Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid Najaarsnota 2015

– 745

   

Budgettair Kader Zorg Miljoenennota 2016

– 230

Budgettair Kader Zorg mutatie Najaarsnota 2015

– 263

Budgettair Kader Zorg Najaarsnota 2015

– 493

Tabel 2.2 Kadertoetsing RBG-eng (in miljoenen euro; -/- is onderschrijding)
 

2015

Miljoenennota 2016

686

EU-afdrachten

860

Vrijval reservering EU-afdrachten

– 612

Migratie

377

Huwelijksportretten Rembrandt van Rhijn

80

Onderuitputting diverse begrotingen (inclusief HGIS)

– 550

Invullen taakstelling CAO Rijk

400

Invullen in=uit taakstelling

309

Kasschuiven

– 207

Overig

– 109

Najaarsnota 2015

1234

Tabel 2.4 Kadertoetsing SZA (in miljoenen euro; -/- is onderschrijding)
 

2015

Miljoenennota 2016

423

WW

– 225

Kinderopvangtoeslag

– 62

Overig

– 35

Najaarsnota 2015

745

Tabel 2.5 Kadertoetsing BKZ (in miljoenen euro; -/- is onderschrijding)
 

2015

Miljoenennota 2016

230

Actualisering zorguitgaven

– 335

Erasmus MC

81

Overig

– 9

Najaarsnota 2015

493

Vraag 14

Is het compenseren van mee- en tegenvallers over de kaders heen niet een overtreding van de begrotingsspelregels?

Vraag 15

In welke begrotingsspelregel staat dat het kabinet kan besluiten om mee- en tegenvallers tussen de 3 begrotingskaders te compenseren?

Antwoord op vraag 14 en 15

Begrotingsregel 10 geeft aan dat compensatie tussen de afzonderlijke budgetdisciplinesectoren (uitgavenkaders) mogelijk is indien de ministerraad daartoe besluit.

Vraag 15

In welke begrotingsspelregel staat dat het kabinet kan besluiten om mee- en tegenvallers tussen de 3 begrotingskaders te compenseren?

Antwoord op vraag 15

Zie het antwoord op vraag 14.

Vraag 16

Kunt u in een tabel de drie uitgavenkaders en de inkomstenraming van 2013–2017 weergeven in absolute zin (dus in totale uitgaven in plaats van alleen de afwijkingen op de kaders, zoals in bijlage 1 voor het jaar 2015 is weergegeven)?

Antwoord op vraag 16

Zie onderstaande tabel. Aangezien de Najaarsnota alleen betrekking heeft op 2015 zijn de ramingen voor 2016 en 2017 niet gewijzigd ten opzichte van de Miljoenennota 2016. Het gaat voor 2017 om een technische raming.

Tabel budgettaire kerngegevens (in miljarden euro)
 

2013

2014

2015

2016

2017

Inkomsten (belastingen en sociale premies)

227,0

235,6

240,0

247,8

256,3

           

Netto-uitgaven onder het uitgavenkader

241,1

246,6

248,0

253,5

256,5

Rijksbegroting in enge zin

103,2

106,5

107,2

108,1

109,1

Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid

73,2

75,0

75,6

77,5

78,2

Budgettair Kader Zorg

64,6

65,1

65,2

67,8

69,2

Overige netto-uitgaven

0,8

2,0

5,8

3,0

7,7

Gasbaten

– 13,3

– 10,5

– 6,8

– 5,7

– 5,3

Rentelasten

9,1

8,8

7,8

7,8

9,4

Zorgtoeslag

5,0

4,1

4,0

4,4

4,9

Overig

– 1,6

– 0,4

0,7

– 3,5

– 1,3

Totale netto-uitgaven

240,3

248,6

253,8

256,4

264,1

Vraag 17

Wat betekent de schuif van de terugbetalingen van 2015 naar 2016 voor het saldo in 2016?

Antwoord op vraag 17

Voor de terugbetaling van de naheffing over 2014 geldt dat het saldo-effect ook in 2014 valt. Dit betekent dat het doorschuiven van de terugbetaling van 2015 naar 2016 geen effect heeft op het EMU-saldo in 2016. Voor de restituties geldt het moment waarop het Europees Parlement de aanvullende begroting aanneemt (waarin de restituties zijn verwerkt) als transactiemoment en daarmee als moment waarop ze in het EMU-saldo worden verwerkt. Dit betekent dat de restituties in 2016 in de kas worden ontvangen, maar voor het EMU-saldo in 2015 vallen.

Vraag 18

Kunt u toelichten wat er wordt bedoeld met «valuta-effecten» bij de EU-terugbetaling?

Antwoord op vraag 18

Met valuta-effecten worden wisselkoerseffecten bedoeld. Als gevolg van de nacalculatie in 2014 kregen de lidstaten de mogelijkheid om een bruto nabetaling gespreid, doch uiterlijk 1 september 2015 te voldoen – de zogenoemde betalingsregeling. Enkele lidstaten hebben gebruik gemaakt van de betalingsregeling, waaronder het Verenigd Koninkrijk. Als gevolg van een wisselkoersverschil tussen het Britse pond en de euro, heeft het Verenigd Koninkrijk, omgerekend in euro, 0,3 miljard euro meer bruto afgedragen dan eind 2014 werd voorzien.

De nacalculatie is een herverdeling van de nationale bijdragen aan de Europese begroting; bruto nabetalingen worden terugbetaald aan de lidstaten op basis van het bni-aandeel. Dit geldt ook voor de hoger dan voorziene nabetaling van het Verenigd Koninkrijk, die is toegevoegd aan de tweede terugbetaling aan de lidstaten. De tweede terugbetaling aan Nederland werd geraamd op 252 miljoen euro; inclusief het wisselkoersverschil van het Verenigd Koninkrijk bedraagt de tweede terugbetaling 269 miljoen euro.

Vraag 19

Is er een juridische of politieke limiet aan het doorschuiven van een terugbetaling? Is er compensatie voor deze doorschuiving?

Vraag 24

Waarom is de terugbetaling over de naheffing 2014 gelinkt aan het aannemen van de 8e aanvullende begroting? Zonder aanvullende begroting zou Nederland haar geld wel in 2015 ontvangen?

Antwoord op vraag 19 en 24

Iedere wijziging in de omvang van de inkomsten, de uitgaven of de nomenclatuur wordt in de Europese begroting verwerkt door middel van een aanvullende begroting. Een aanvullende begroting is vergelijkbaar met een suppletoire begroting in de Nederlandse begrotingssystematiek.

Als gevolg van de nacalculatie 2014 is een betalingsregeling overeengekomen, waardoor lidstaten de mogelijkheid kregen om de nacalculatie 2014 gespreid te voldoen. Enkele lidstaten hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en hebben (een deel van) de nacalculatie 2014 in 2015 aan de Europese Commissie overgemaakt. Dit moest voor 1 september. Ten opzichte van de eerder vastgestelde begroting voor 2015, zorgde de gespreide betaling voor hoger dan geraamde inkomsten in 2015. Deze hogere inkomsten moeten worden verwerkt in de begroting voor 2015; de Europese Commissie heeft deze verwerking opgenomen in de achtste aanvullende begroting. De Europese Commissie heeft ook de terugbetaling van dit deel van de nacalculatie aan de andere lidstaten – de tweede terugbetaling – opgenomen in de achtste aanvullende begroting; hiermee werd immers in de begroting voor 2015 evenmin rekening gehouden. De tweede terugbetaling van de nacalculatie is daardoor verbonden aan de aanname van deze aanvullende begroting.

Zolang deze aanvullende begroting niet is aangenomen, blijven de middelen in kas bij de Europese Commissie (als gevolg van de betalingsregeling konden de lidstaten gespreid betalen, maar niet later dan 1 september 2015). Indien in het betreffende jaar geen overeenstemming wordt bereikt over de aanvullende begroting, is de Europese Commissie verplicht in het volgend jaar een nieuwe aanvullende begroting te presenteren om deze middelen aan de lidstaten uit te keren.

Vraag 20

Kunt u tabel 2.2 in miljoenen geven?

Antwoord op vraag 20

Zie het antwoord op vraag 13

Vraag 21

Zal de nabetaling van 512 miljoen euro. voor de Nederlandse afdrachten aan de EU-begroting nog dit jaar plaatsvinden?

Antwoord op vraag 21

Ja, deze afdracht heeft plaatsgevonden in de maandelijkse betaling in de maand december. Uw kamer is hierover eerder geïnformeerd.1

Vraag 22

Kunt u toelichten wat de reden is van de hogere raming van de invoerrechten voor 2015 door de EU? Heeft dit louter te maken met een hogere dan voorziene invoer door Nederland of zijn er ook andere oorzaken te noemen? Hoe hoog wordt die invoer geschat? Wie raamt de hoogte van de Nederlandse invoer?

Vraag 23

Is het gebruikelijk dat de EU in november van een begrotingsjaar de ramingen van de invoerrechten aanpast voor het lopende begrotingsjaar?

Vraag 91

De EU heeft de raming voor de invoerrechten voor 2015 verhoogd. Kan hier verdere toelichting op worden gegeven?

Antwoord op vraag 22, 23 en 91

De Europese Commissie raamt de omvang van de invoerrechten van de lidstaten en van de Europese Unie als geheel. De raming voor het jaar t+1 is gebaseerd op de omvang van de invoerrechten in voorgaande jaren, het gemiddelde invoertarief en jaarlijkse importgroei. Tijdens het jaar wordt de raming van de invoerrechten op twee momenten geactualiseerd. Eenmaal in het voorjaar, samenhangend met de Spring Forecast, en eenmaal in het najaar, op basis van realisaties van de eerste drie kwartalen. De opwaartse bijstelling van de raming van de invoerrechten in de achtste aanvullende begroting is het gevolg van een aanpassing van de jaarraming op basis van realisaties.

In de begroting voor 2015 raamde de Europese Commissie 16.701,2 miljoen euro invoerrechten. In het voorjaar heeft de Europese Commissie de raming bijgesteld naar 17.834,7 miljoen euro. In de achtste aanvullende begroting is de raming wederom opwaartse bijgesteld: 18.634,7 miljoen euro.

Vraag 23

Is het gebruikelijk dat de EU in november van een begrotingsjaar de ramingen van de invoerrechten aanpast voor het lopende begrotingsjaar?

Antwoord op vraag 23

Zie het antwoord op vraag 22

Vraag 24

Waarom is de terugbetaling over de naheffing 2014 gelinkt aan het aannemen van de 8e aanvullende begroting? Zonder aanvullende begroting zou Nederland haar geld wel in 2015 ontvangen?

Antwoord op vraag 24

Zie het antwoord op vraag 19

Vraag 25

Hoeveel geld is er nodig om de wet in overeenstemming te brengen met het arrest van de Hoge Raad van 27 maart 2015 (nr. 13/02667, BNB 2015/117)?

Antwoord op vraag 25

De budgettaire derving als gevolg van dit arrest (uitbreiding btw vrijstelling voor paramedische diensten) bedraagt 28 miljoen structureel. Deze derving is bij de augustusbesluitvorming gedekt binnen het lastenkader.

Vraag 26 en 89

Kunt u een nadere onderbouwing geven van de ophoging van het budget van de IND met 50 mln. euro in 2016? Op welke wijze worden de extra kosten die de IND in 2015 maakt opgevangen?

Antwoord op vraag 26 en 89

Het kabinet heeft additioneel 50 mln. voor de IND beschikbaar gesteld, bijvoorbeeld voor meer personeel, om de verhoogde asielinstroom 2016 op te kunnen vangen. Voor 2015 wordt de verhoogde instroom opgevangen binnen het beschikbare budget en capaciteit.

Vraag 27 en 90

Kunt u een nadere onderbouwing geven van de ophoging van het budget van het NIDOS met 11 miljoen euro in 2016? Op welke wijze worden de extra kosten die de IND in 2015 maakt opgevangen?

Antwoord op vraag 27 en 90

Het kabinet heeft additioneel 10,5 mln. voor de opvang van alleenstaande minderjarige vreemdelingen (NIDOS) beschikbaar gesteld voor de verhoogde asielinstroom 2016. Met dit budget worden alleenstaande minderjarige vreemdelingen kleinschalig opgevangen. Voor 2015 wordt de verhoogde instroom opgevangen binnen de beschikbare budgetten en capaciteit.

Vraag 28

Kunt u het bedrag van 350 miljoen euro aan onderuitputting dat gebruikt wordt voor eerstejaarsasiel in 2015 specificeren naar afkomst van begroting?

Vraag 97

Kunt u het bedrag van 350 miljoen euro aan onderuitputting dat gebruikt wordt voor eerstejaarsasielopvang in 2015 specificeren inclusief dekking in de begroting(en)?

Antwoord op vraag 28 en 97

De onderuitputting die wordt ingezet voor de uitgaven voor migratie is niet te specificeren omdat gekeken wordt naar het totaal aan onderuitputting. Op pagina 1 van de Najaarsnota is te lezen dat de budgettaire consequenties van de extra instroom van vluchtelingen in 2015 zijn gedekt binnen het totale uitgavenkader. Het totale uitgavenkader wordt niet overschreden.

Vraag 29, 30, 99 en 100

Hoe verklaart u het verschil tussen 2015 en 2016 aan toegerekende kosten eerstejaarsopvang asielzoekers, terwijl de raming voor het aantal asielzoekers voor beide jaren 58.000 is? Hoe verklaart u de toename van het bedrag voor toerekening aan eerstejaarsopvang asielzoekers in 2017 terwijl de raming gelijk is gebleven?

Antwoord op vraag 29, 30, 99 en 100

Het kabinet heeft besloten om de bekostiging van het COA vanaf 2016 meer in lijn te brengen met de uitgaven. Het gaat hier om een technische aanpassing. Tot 2016 wordt bij de bekostiging van de asielinstroom geen rekening gehouden met het moment van instroom in enig jaar. Echter het moment van binnenkomst van een vluchteling en aanvang van de procedure is wel degelijk relevant voor de kosten en in welk jaar de kosten uiteindelijk vallen. Hier wordt vanaf 2016 in de raming rekening mee gehouden. De kosten voor 2015 zijn daardoor in de begroting hoger, omdat hier de kosten voor een heel jaar worden toegerekend, die vervolgens deels worden meegenomen naar het volgende jaar. De raming voor 2016 is lager, omdat de overlopende kasuitgaven naar het volgende jaar reeds in dat jaar (2017) zijn geraamd. Dit verklaart ook de hogere uitgaven in 2017 zonder bijstelling van de instroomraming.

Vraag 30

Hoe verklaart u het verschil tussen 2015 en 2016 aan toegerekende kosten eerstejaarsopvang asielzoekers, terwijl de raming voor het aantal asielzoekers voor beide jaren 58.000 is? Hoe verklaart u de toename van het bedrag voor toerekening aan eerstejaarsopvang asielzoekers in 2017 terwijl de raming gelijk is gebleven?

Antwoord op vraag 30

Zie het antwoord op vraag 29

Vraag 31 en 101

Hoe verhouden de bij de Voorjaarsnota 2016 te bepalen dekkingen van de intensiveringen als gevolg van het bestuursakkoord met medeoverheden van 112 miljoen euro in 2016 en 2017, tot de toerekenbare kosten voor eerstejaarsopvang asielzoekers?

Antwoord op vraag 31 en 101

Het bestuursakkoord met de medeoverheden is grotendeels gericht op de uitstroom van vergunninghouders, waardoor de toerekening aan ODA slechts beperkt meespeelt. Dat geldt daarmee ook voor de in de Voorjaarsnota 2016 in te vullen dekking van de 112 miljoen euro in 2016 en 2017.

Vraag 32

Voor de aanschaf van de schilderijen van Rembrandt was een private bijdrage van 50% voorzien, wat is de inschatting van de private bijdrage?

Antwoord op vraag 32

Het kabinet heeft maximaal 80 mln. beschikbaar voor de financiering van de huwelijksportretten van Rembrandt. Voor de aankoop van de huwelijksportretten van in totaal 160 mln. waren twee opties. De eerste optie was fondsenwerving voor de overige 80 mln. door het Rijksmuseum. De andere optie was gezamenlijke aankoop met de Franse overheid.

Op 24 september jl. maakte de Franse Minister van Cultuur en Communicatie bekend dat Frankrijk ook 80 mln. beschikbaar heeft voor de financiering van de huwelijksportretten. Hierop heeft het kabinet besloten de huwelijksportretten gezamenlijk met de Fransen te verwerven om op relatief korte termijn de aankoop veilig stellen en de kosten van de verwerving te delen. In deze optie was eigendom verwerven door derden niet mogelijk. Het Rijksmuseum zal (samen met het Louvre) de kosten op zich nemen voor restauratie en de uitwerking van een educatief programma rond de huwelijksportretten van Rembrandt.

Vraag 33

Klopt het dat er ten opzichte van de stand Miljoenennota 2016 154 miljoen euro meer huurtoeslag is aangevraagd en 44 miljoen euro meer is gevorderd?

Antwoord op vraag 33

Ja dat klopt. De tegenvaller bij de uitgaven huurtoeslag en de meevaller bij de ontvangsten huurtoeslag zijn ten opzichte van de standen miljoenennota 2016.

Vraag 34

Kunt u een langjarig overzicht geven van de mee- en tegenvallers. Wat is de gemiddelde mee- of tegenvaller?

Antwoord op vraag 34

Onderstaand overzicht geeft de tegenvallers ten opzichte van de ontwerpbegroting voor de periode 2010 – 2014. De gemiddelde overschrijding over deze periode bedraagt € 187 miljoen.

Tabel: Verschillen realisatie ten opzichte van ontwerpbegroting (cijfers x 1 miljoen)

Begrotingsjaar

2010

2011

2012

2013

2014

Netto overschrijding huurtoeslag

154

74

159

194

354

Vraag 35

Kunt u toelichten welke factoren onderdeel uitmaken van de raming van de huurtoeslag?

Antwoord op vraag 35

De basis voor de raming van het huurtoeslag budget betreft de bij de belastingdienst bekende gegevens over het gebruik van de regeling, en de gerealiseerde kasuitgaven in het laatst afgeronde jaar. Vanwege de systematiek van de AWIR, waarbij tot twee jaar na afloop van het toeslagjaar nog wijzigingen in de toekenningen kunnen plaatsvinden (het definitief toekennen loopt tot twee jaar na afloop van het toeslagjaar) is een betrouwbare onderbouwing van de samenstelling van deze uitgaven per definitie enkele jaren oud.

Op grond van macro-economische ramingen van onder andere het Centraal Planbureau wordt een inschatting gemaakt van de ontwikkeling in latere jaren van de inkomens van de populatie, de huurontwikkeling en de inkomens en huurgrenzen binnen de huurtoeslag. Voor de raming van de aantallen huurtoeslagontvangers wordt rekening gehouden met een geobserveerde lange termijntrend en de doorwerking van ontwikkelingen in de werkloosheid. Met effecten van beleidswijzigingen wordt separaat rekening gehouden.

Vraag 36

Kunt u kwantificeren in welke mate verschillende factoren in de raming van de huurtoeslag afweken van de verwachting en in welke mate deze hebben bijgedragen aan de 110 miljoen euro overschrijding?

Antwoord op vraag 36

Aan de overschrijding liggen twee oorzaken ten grondslag:

De eerste oorzaak is de grotere instroom van aanvragers in de huurtoeslag waardoor de voorschotten in 2015 € 120 miljoen hoger uitvallen dan geraamd.

De tweede oorzaak is de snellere uitvoering van de definitieve bijdragevaststellingen voor toeslagjaar 2014 waardoor enerzijds de nabetalingen in 2015 € 34 miljoen hoger uitvallen maar anderzijds ook € 44 miljoen meer wordt ontvangen dan geraamd.

Vraag 37

Waarom wordt er binnen het Infrastructuurfonds op het artikel spoor gewerkt met een onderprogrammering terwijl op het artikel hoofdwegen wordt gewerkt met overprogrammering?

Antwoord op vraag 37

Het Ministerie van IenM streeft ernaar om via overprogrammering op alle aanlegbudgetten binnen het Infrastructuurfonds en Deltafonds voldoende spanning te zetten om zo de jaarlijkse middelen te putten. Ervaring leert namelijk dat er bij infrastructuurprojecten gemiddeld genomen vertragingen optreden. Bij Wegen en Vaarwegen wordt er sinds enkele jaren met een overprogrammering gewerkt. In de begroting 2016 heeft het Kabinet de eerste stappen genomen om dit instrument ook meerjarig bij Spoor en het Deltafonds te introduceren. Indien uit de actuele cijfers blijkt dat er onderprogrammering op een artikel ontstaat, dan verschuift IenM niet onmiddellijk budget naar achteren, maar gaat het departement eerst bekijken of het kansrijk is om projecten of programma onderdelen te versnellen. In de begroting kan er zo lopende zo’n onderzoek toch tijdelijk sprake zijn van onderprogrammering. Dit was bijvoorbeeld in het afgelopen jaar bij Spoor het geval.

Vraag 38

Bij defensie blijven de investeringen wederom achter, om welke investeringen gaat het?

Antwoord op vraag 38

Zie het antwoord op vraag 1

Vraag 39

Wat is de doorwerking hiervan in de geraamde investeringen of andere posten in 2016 en verder?

Antwoord op vraag 39

Zie het antwoord op vraag 11

Vraag 40

Wat is de verwachting voor uitgaven in het kader van de investeringsagenda bij de Belastingdienst in 2016? Treedt daar ook vertraging op?

Antwoord op vraag 40

In de begroting 2016 zijn de verwachte uitgaven van de investeringsagenda bij de Belastingdienst opgenomen. Mocht hier gedurende het jaar verandering in komen dan wordt u hierover geïnformeerd bij de eerste en/of tweede suppletoire begroting 2016.

Vraag 41

Kunt u toelichten wat het effect voor 2015 en 2016 is van de constatering dat nog 0,6 miljard van de resterende in=uittaakstelling voor 2015 moet worden gevonden?

Antwoord op vraag 41

Zie het antwoord op vraag 4

Vraag 42

Wat is het percentage ODA uitgaven in 2015, 2016 en 2017?

Vraag 103

Wat is het effect van de kasschuif van de ODA-gelden op het ODA-percentage in de jaren 2018–2020? Hoe hoog is het ODA-percentage in 2018–2020?

Antwoord op vraag 42 en 103

In onderstaande tabel staat de ODA-prestatie voor de jaren 2015 tot en met 2020. Hierin zijn de effecten van de bijlage 3 van de Najaarsnota meegenomen. Ook het effect van de kasschuif op de ODA-prestatie in de jaren 2018–2020 is in onderstaand tabel weergegeven.

Netto ODA-prestatie (in procent bni)

2015

2016

2017

2018

2019

2020

HGIS nota 2016 (Miljoenennota 2016)

0,69

0,56

0,57

0,51

0,49

0,49

Najaarsnota 2015

0,74

0,66

0,61

0,49

0,48

0,47

Vraag 43

Kunt u aangeven in hoeverre in deze NJN-cijfers een structurele doorwerking van de meevallers van 2013–2014 in de medicijnen is opgenomen?

Antwoord op vraag 43

De Najaarsnota 2015 actualiseert de ontwikkeling van de inkomsten en uitgaven van het lopende begrotingsjaar 2015. De mutaties worden ten opzichte van de stand Miljoenennota 2016 gepresenteerd. De structurele doorwerking van de meevallers uit 2013 en 2014 zijn in de stand Miljoenennota 2016 verwerkt.

Vraag 44

Bent u voornemens om de defensiebegroting te vrijwaren van een bijdrage aan het invullen van de resterende in=uittaakstelling?

Antwoord op vraag 44

Voor zover bekend is de onderuitputting bij Defensie in 2015 196 mln. Dit bedrag staat als bijdrage aan de in=uittaakstelling genoteerd en wordt via de eindejaarsmarge meegenomen naar 2016. Een verdere onderuitputting is niet voorzien.

Vraag 45

Bent u bereid om Defensie de gehele onderuitputting op haar begroting in 2015 te laten meenemen naar het volgende jaar?

Antwoord op vraag 45

Zie het antwoord op vraag 11

Vraag 46

Leiden de hogere uitgaven aan de huurtoeslag dit jaar, door de snellere vaststelling, volgend jaar tot lagere uitgaven?

Antwoord op vraag 46

Door de snellere vaststelling van de definitieve bijdragen toeslagjaar 2014 is een deel van de nabetalingen toeslagjaar 2014 die in 2016 waren geraamd in de tijd naar voren verschoven, naar 2015. Partieel gezien zullen hierdoor de nabetalingen voor toeslagjaar 2014 in 2016 lager uitvallen.

Maar het totaal van de nabetalingen in 2016 zal naar verwachting niet lager uitvallen omdat de snellere vaststelling van de definitieve bijdrage ook voor toeslag jaar 2015 zal gelden. Daardoor zal een deel van de voor 2017 geraamde nabetalingen ook naar voren verschuiven, naar 2016.

Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 36 hangt het grootste deel van de hogere uitgaven huurtoeslag samen met hogere voorlopige toekenningen. Als deze hogere instroom over 2015 ook in 2016 huurtoeslag aanvraagt zal daardoor ook over 2016 sprake zijn van hogere uitgaven.

Vraag 47

Kunt u aantonen dat de optelsom van de defensiebegrotingen van 2015 en 2016, niet in negatieve zin wordt beïnvloed door de onderuitputting in 2015 of kunt u bevestigen dat dit wél het geval is?

Antwoord op vraag 47

Zie het antwoord op vraag 11

Vraag 48

Voor de CAO Rijk waren toch al middelen in de begroting beschikbaar, waarom is er 400 miljoen euro benodigd uit meevallers?

Antwoord op vraag 48

Het additionele bedrag van 400 mln dat structureel binnen de begroting benodigd was voor de cao’s van de sectoren Rijk, Defensie, Politie, Onderwijs en Rechterlijke Macht, kwam pas beschikbaar per 2016.Dat maakt dat er nog incidenteel 400 mln benodigd was voor 2015.

Vraag 49

Welk alternatief voor de bekostiging van de Huwelijksportretten van Rembrandt van Rhijn treft u mochten de verwachte hogere dividendontvangsten uit staatsdeelnemingen in Gasunie en Schiphol niet uitkomen?

Antwoord op vraag 49

De bekostiging van de Huwelijksportretten van Rembrandt van Rhijn wordt deels gefinancierd uit een kasschuif op de begroting van Financiën. Met deze kasschuif worden hogere verwachte dividendontvangsten van de staatsdeelnemingen in 2016 naar voren gehaald. Voor de dividendontvangsten en afdrachten staatsdeelnemingen wordt op portefeuilleniveau rekening gehouden met risico’s in de raming, waarmee tegenvallers kunnen worden gedekt. Op dit moment heb ik geen aanwijzingen dat de dividendontvangsten in 2016 op portefeuilleniveau lager zullen zijn dan de raming.

Vraag 50

Wanneer zal over de invulling van de resterende in=uittaakstelling van 0,6 miljard euro besloten worden?

Antwoord op vraag 50

Zie het antwoord op vraag 4.

Vraag 51

In welke budgettaire nota zal de resterende in=uittaakstelling van 0,6 miljard euro worden verwerkt?

Antwoord op vraag 51

Zie het antwoord op vraag 4.

Vraag 52

Is het gebruikelijk dat een nog in te vullen resterende taakstelling op de totale rijksbegroting voor een begrotingsjaar wordt verwerkt in het Financieel Jaarverslag van dat begrotingsjaar of in de Voorjaarsnota van het volgende begrotingsjaar? Zo nee, kunt u toelichten waarom er voor het begrotingsjaar 2015 toch gekozen is voor deze constructie?

Antwoord op vraag 52

Zie het antwoord op vraag 4

Vraag 53

Wat was de dollarkoers bij het opstellen van de najaarsnota?

Antwoord op vraag 53

Het opstellen van de Najaarsnota gebeurt niet binnen een dag. Hieronder vindt u daarom de euro/dollarkoers op de eerste werkdag van de afgelopen drie maanden. Overigens wordt voor budgettaire ramingen de dollarkoers uit de MEV gebruikt (1,10 voor 2015).

Datum

Dollarkoers (Dollar per Euro)

1 september 2015

1.1236

1 oktober 2015

1.1153

2 november 2015

1.1032

Vraag 54

Wat voor effect heeft een dalende dollarkoers op de Rijksbegroting, vooral op het punt van het project vervanging F-16 op de begroting van Defensie?

Vraag 55

Hoe gaat u om met het feit dat het project vervanging F-16 door een dalende dollarkoers (met 1 euro kun je minder dollars kopen) alleen maar duurder gaat worden?

Antwoord op vraag 54 en 55

Wanneer de euro ten opzichte van de dollar in waarde daalt, betekent dit dat uitgaven in dollars (bijvoorbeeld aan producten uit de Verenigde Staten) relatief gezien duurder worden. Specifiek voor het verwerven van de F-35 betekent dit dat de prijs per toestel relatief duurder kan worden. Dit is echter van meerdere factoren afhankelijk, waaronder de ontwikkeling van het toestel en het moment van aanschaf. Door het sluiten van valutatermijncontracten wordt het risico beperkt.

Vraag 55

Hoe gaat u om met het feit dat het project vervanging F-16 door een dalende dollarkoers (met 1 euro kun je minder dollars kopen) alleen maar duurder gaat worden?

Antwoord op vraag 55

Zie het antwoord op vraag 54.

Vraag 56

Wat is de reden dat de middelen voor de investeringsagenda Belastingdienst naar 2016 worden doorgeschoven?

Antwoord op vraag 56

Een gedeelte van de voor 2015 beschikbare middelen ten behoeve van noodzakelijke uitgaven in het kader van de Investeringsagenda komt in 2016 tot besteding. Een belangrijke oorzaak hiervoor is gelegen in de langere doorlooptijd o.a. als gevolg van aanbestedingstrajecten.

Vraag 57

Hoe gaat u tegenvallende opbrengsten opvullen? Gebruikt hij daar de 600 miljoen euro in=uittaakstelling voor? Zo nee, wat gaat u doen met de 600 miljoen euro?

Antwoord op vraag 57

Zie het antwoord op vraag 4.

Vraag 58

Hoe wordt de resterende in uittaakstelling van 0,6 miljard euro ingevuld voor 2015?

Antwoord op vraag 58

Zie het antwoord op vraag 4.

Vraag 59

Het RFEIII wordt niet naar verwachting benut. Welke bijstelling is er in de verwachting voor 2016 en verder gedaan?

Antwoord op vraag 59

Op dit moment zijn de verwachtingen ten opzichte van de Najaarsnota ongewijzigd. Nader bezien wordt of deze naar 2016 doorgeschoven middelen eventueel (deels) kunnen worden ingezet voor een mogelijk op te richten fonds voor funderingsherstel. Dit zal onderdeel uitmaken van de Voorjaarsnotabesluitvorming.

Vraag 60

Kunt u inzichtelijk maken in welke mate de onderliggende factoren in realisatie afwijken van de raming voor de KOT?

Antwoord op vraag 60

Zoals in de verticale toelichting staat aangegeven betreft het een samengesteld effect. De totale bijstelling bestaat uit een lager geraamde volumeontwikkeling en uit lagere uitgaven vanwege een betere aansluiting van de voorschotten op het actuele recht op kinderopvangtoeslag. Het geraamde totaal aantal uren opvang is naar beneden bijgesteld. Dit is een saldo van meer kinderen in de opvang en een lager gemiddeld aantal uren opvang per kind. De bijstelling vanwege de volumeontwikkelingen bedraagt € 27 miljoen. Daarnaast worden de uitgaven en ontvangsten bijgesteld zonder dat dit een volumecomponent heeft, maar vooral te maken heeft met het moment van betalen. Dit leidt tot het neerwaarts bijstellen van de uitgaven met € 18 miljoen en een opwaartse bijstelling van de ontvangsten met € 17 miljoen. In totaal leidt dit tot een bijstelling van € 62 miljoen.

Vraag 61

Kunt u inzichtelijk maken in welke mate de onderliggende factoren in realisatie afwijken van de raming voor de WW?

Antwoord op vraag 61

De bijstellingen van de WW zijn gebaseerd op realisatiecijfers van de eerste 6 maanden van dit jaar. Het volume is neerwaarts bijgesteld (-€ 58 miljoen) en de gemiddelde jaaruitkering is naar beneden bijgesteld (–€ 105 miljoen). Het restant van de bijstelling (–€ 52 miljoen) volgt uit de overige lasten WW, zoals faillissementsuitkeringen.

Vraag 62

In welke mate worden deze afwijkingen structureel verondersteld naar 2016 en verder?

Antwoord op vraag 62

Op basis van realisatiecijfers van het UWV en de Belastingdienst zijn de uitgaven geactualiseerd. Er wordt in het voorjaar van 2016 beoordeeld of de meevallers een structurele doorwerking hebben naar het jaar 2016 en verder.

Vraag 63

Kunt u nader toelichten wat de oorzaak is van de neerwaarste bijstelling van de uitgaven die vallen onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) van 335 miljoen euro? Komt dit doordat er minder gebruik wordt gemaakt van de zorg dan verwacht of zijn de kosten voor zorg gedaald?

Vraag 72

Er zijn voor 2015 nieuwe meevallers opgetreden in de zorg, kunt u een uitsplitsing geven van de posten waar de onderschrijding optreedt? Is er wederom sprake van een meevaller in de geneesmiddelen?

Vraag 73

Wat zijn de voornaamste kosten die leiden tot de neerwaartse bijstelling van de uitgaven die vallen onder de zorgverzekeringswet?

Vraag 74

Kunt u nader toelichten wat de oorzaak is van de neerwaarste bijstelling van de uitgaven die vallen onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) van 335 miljoen euro? Komt dit doordat er minder gebruik wordt gemaakt van de zorg dan verwacht of zijn de kosten voor zorg gedaald?

Vraag 78

Waarom is een bijgestelde raming en tevens een verwachting over de realisatie van de cijfers van het Zorginstituut Nederland (ZiNL) over geheel 2015 niet meegenomen in de najaarsnota, als met beseft dat ten tijde van de verschijning van de najaarsnota 2015 te 27 november 2015 de 2e helft van 2015 reeds bijna verlopen is?

Antwoord op vraag 63, 72, 73, 74 en 78

Op basis van in oktober ontvangen realisatiecijfers van het Zorginstituut Nederland (ZiNL) zijn de zorguitgaven geactualiseerd. Deze realisatiecijfers zijn gebaseerd op bij verzekeraars gedeclareerde uitgaven van zorg in de eerste zes maanden van 2015 plus een inschatting van de zorgverzekeraars van wat in de komende tijd nog met betrekking tot het jaar 2015 gedeclareerd gaat worden. Deze cijfers hebben een voorlopig karakter.

Bij de actualisatie worden de schadelastcijfers van de zorgverzekeraars (Zvw) en de uitgaven van de zorgkantoren (Wlz) over de eerste twee kwartalen van het jaar 2015 vergeleken met het bij VWS beschikbare budgettair kader. Het voorlopige beeld dat hieruit naar voren komt, is dat in een aantal Zvw-sectoren naar verwachting een onderschrijding op zal treden, onder meer bij de eerstelijnszorg, de hulpmiddelen en het ziekenvervoer. Het is nog niet mogelijk om een conclusie te trekken over de ontwikkeling bij de verpleging en verzorging omdat er over de periode tot en met het tweede kwartaal van 2015 nog te weinig declaraties zijn ontvangen.

Over de actualisatie over het gehele jaar 2015 wordt u bij jaarverslag 2015 (per sector) nader geïnformeerd.

Vraag 64

Waarvoor zijn de beschikbare middelen voor de CAO's bestemd? Kunt u hier voorbeelden van noemen?

Antwoord op vraag 64

De middelen zijn voor de volgende onderdelen van de cao’s van de verschillende overheidssectoren beschikbaar gesteld in 2015:

  • Loonstijging van 1,25% per 1 september 2015

  • Eenmalige bruto uitkering van € 500,– per FTE.

Vraag 65

Kunt u tabel 2.4 in miljoenen geven?

Antwoord op vraag 65

Zie het antwoord op vraag 13

Vraag 66

Kunt u toelichten wat het effect voor 2015 en 2016 is van de constatering dat nog 0,6 miljard van de resterende in=uittaakstelling voor 2015 moet worden gevonden?

Antwoord op vraag 66

Zie het antwoord op vraag 4

Vraag 67

Wanneer zal over de invulling van de resterende in=uittaakstelling van 0,6 miljard euro besloten worden?

Antwoord op vraag 67

Zie het antwoord op vraag 4

Vraag 68

Budgettair kader SZA. Kunt u toelichten wat de oorzaak is dat het aantal uitkeringen in sectoren met een hoge gemiddelde uitkering lager uitkomt dan geraamd?

Antwoord op vraag 68

De hoogte van de gemiddelde jaaruitkering wordt beïnvloed door de gemiddelde uitkeringshoogte en het volume aan uitkeringsjaren in de verschillende sectoren. Op basis van realisatiecijfers over de eerste 6 maanden van 2015 blijkt dat de samenstelling van het WW-volume over de verschillende sectoren is gewijzigd. Uit realisatiecijfers blijkt dat het volume in sommige sectoren relatief sterker is afgenomen dan gemiddeld. Per saldo leidt dit samenstellingseffect tot een lagere gemiddelde jaaruitkering dan waar in de ramingen van werd uitgegaan.

Vraag 69

Kunt u toelichten wat de oorzaak is van de sterkere daling van de faillissementsuitkeringen?

Antwoord op vraag 69

De raming van UWV van faillissementsuitkeringen is naar beneden bijgesteld op grond van uitvoeringsinformatie tot en met juli 2015. Achtergrond is een gunstiger ontwikkeling van faillissementen die samenhangt met verbeterde economische omstandigheden.

Vraag 70

Kunt u toelichten wat de reden is dat er gemiddeld een lager aantal uren opvang wordt afgenomen per kind? Wat zijn de gevolgen daarvan voor de arbeidsparticipatie van met name vrouwen?

Antwoord op vraag 70

Het gemiddelde aantal uren per kind is om meerdere redenen afgenomen. Enerzijds betreft dit de flexibele contracten (bijvoorbeeld een 40-weken pakket) waarmee ouders geen uren meer afnemen die zij niet echt nodig hebben, zoals in vakanties. Anderzijds betreft het een samenstellingseffect, waarbij een steeds groter deel van de kinderopvangtoeslag gaat naar de ouders van kinderen in de BSO. Doordat het aantal uren in de BSO gemiddeld gezien lager ligt, druk dit ook op het gemiddelde aantal uren opvang. De arbeidsparticipatie is van vele factoren afhankelijk, dus een harde conclusie is niet mogelijk.

Wel blijkt uit de «Cijfers kinderopvang derde kwartaal 2015», die staat op www.rijksoverheid.nl, dat de arbeidsparticipatie van vrouwen ten opzichte van derde kwartaal vorig jaar is toegenomen. Het betreft onder andere een toename in de arbeidsparticipatie van alleenstaande moeders en moeders met jonge kinderen.

Vraag 71

Waarom is er voor gekozen om ten aanzien van de Erasmusuitspraak geen voorziening te treffen?

Antwoord op vraag 71

Binnen het BKZ is een reservering getroffen voor de schadevergoeding aan het Erasmus MC. Het gaat met name om middelen voor de garantieregeling kapitaallasten (jaarlijks circa € 77,5 miljoen) die beschikbaar komen na afloop van de regeling (die loopt tot en met 2016). Daarnaast is specifiek voor een toezegging aan Erasmus MC een bedrag van € 4 miljoen in 2015 en 2016 en € 10 miljoen vanaf 2017 gereserveerd. Door middel van een kasschuif wordt mogelijk gemaakt dat VWS in 2015 en 2016 een bedrag van € 85 miljoen betaalt en het restant in 2017.

Aangezien de schadevergoeding die VWS aan Erasmus MC moet betalen wordt betaald vanuit de VWS-begroting, worden de hiervoor gereserveerde middelen overgeheveld naar de VWS-begroting. Ze blijven behoren tot het BKZ (begrotingsgefinancierde BKZ-uitgaven).

Vraag 72

Er zijn voor 2015 nieuwe meevallers opgetreden in de zorg, kunt u een uitsplitsing geven van de posten waar de onderschrijding optreedt? Is er wederom sprake van een meevaller in de geneesmiddelen?

Antwoord op vraag 72

Zie het antwoord op vraag 63

Vraag 73

Wat zijn de voornaamste kosten die leiden tot de neerwaartse bijstelling van de uitgaven die vallen onder de zorgverzekeringswet?

Antwoord op vraag 73

Zie het antwoord op vraag 63

Vraag 74

Kunt u nader toelichten wat de oorzaak is van de neerwaarste bijstelling van de uitgaven die vallen onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) van 335 miljoen euro? Komt dit doordat er minder gebruik wordt gemaakt van de zorg dan verwacht of zijn de kosten voor zorg gedaald?

Antwoord op vraag 74

Zie het antwoord op vraag 63

Vraag 75

Kunt u nader toelichten wat de oorzaken zijn voor de onderuitputting bij de transitieregeling medisch specialisten (–9,0 miljoen euro) en de regeling Wtcg (–7,5 miljoen euro) en de meerkosten voor de PGB trekkingsrechten (7,7 miljoen euro)?

Antwoord op vraag 75

Transitieregeling medisch specialisten

De invoering van integrale bekostiging in de medisch specialistische zorg per 1 januari 2015 wijzigde de verhouding tussen vrijgevestigde medisch specialisten en het ziekenhuis of zelfstandig behandelcentrum. Om de keuze voor de overstap naar loondienst een reële keuzemogelijkheid te laten zijn, is in 2015 de Subsidieregeling «overgang integrale tarieven medisch specialistische zorg» ingevoerd. Voor de subsidieregeling is in 2015 € 125 miljoen gereserveerd. Op basis van de ingediende voorlopige aanvragen in het voorjaar is de raming bij eerste suppletoire wet € 80 miljoen neerwaarts bijgesteld. Dit bedrag is toen gereserveerd voor de jaren 2016 en 2017. Op basis van de uiteindelijk verleende subsidies is sprake van aanvullende onderuitputting van € 9,0 miljoen in 2015.

Ruimte tegemoetkomingen Wtcg

Van het CAK zijn nadere gegevens ontvangen over toe te kennen tegemoetkomingen Wtcg over 2014 en eerdere jaren. Uit deze gegevens blijkt dat de uitgaven in 2015 naar verwachting € 7,5 miljoen lager zullen zijn dan geraamd.

Meerkosten zorgkantoren pgb-trekkingsrechten

In november 2014 is bestuurlijk overeengekomen dat VWS in redelijkheid zal voorzien in de compensatie van extra kosten die partijen uit hoofde van een terugvalscenario maken en hebben gemaakt. Het gaat hier om extra kosten bij zorgkantoren onder andere om aanvullende bemensing van de frontoffice, herstelacties ter correctie van budgetten en tarieven, beoordelingen en herbeoordelingen van zorgovereenkomsten en zorgbeschrijvingen en de beëindiging van Wlz-Wmo-combinatiecontracten. Daarnaast hebben de huisbezoeken pgb geleid tot procedures waarbij externe juridische hulp vereist was. In totaal wordt incidenteel € 7,7 miljoen extra beschikbaar gesteld.

Vraag 76

Kunt u tabel 2.5 in miljoenen geven?

Antwoord op vraag 76

Zie het antwoord op vraag 13

Vraag 77

Kunt u de actuele tabellen 2.2.1., 2.5.1. en 2.5.2. geven zoals deze ook staan vermeld in bijlage 3 van de miljoenennota 2016? Zou een dergelijke uniformiteit ook in de toekomstige budgettaire nota’s kunnen worden betracht?

Vraag 81

Kunt u tabel 3.2 in miljoenen geven?

Antwoord op vraag 77 en 81

In onderstaande update van tabel 2.2.1 uit Miljoenennota wordt de nieuwe raming voor 2015 bij Najaarsnota vergeleken met de stand bij Miljoenennota 2016. De mutaties in de laatste kolom komen tevens overeen met de mutaties in tabel 3.2 uit de Najaarsnota in miljoenen euro’s.

Tabel 2.2.1 Raming belasting- en premieontvangsten 2015 op EMU-basis (in miljoenen euro's)
 

Vermoedelijke uitkomsten 2015 (Miljoenennota 2016)

Najaarsnota 2015

Verschil

Indirecte belastingen

75.056

75.060

4

Invoerrechten

2.916

2.967

51

Omzetbelasting

44.589

44.589

0

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.344

1.344

0

Accijnzen

11.074

11.094

20

Overdrachtsbelasting

1.791

1.791

0

Assurantiebelasting

2.399

2.367

-33

Motorrijtuigenbelasting

4.009

4.009

0

Belastingen op een milieugrondslag

4.719

4.662

-58

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

225

225

0

Belasting op zware motorrijtuigen

141

141

0

Verhuurderheffing

1.394

1.394

0

Bankbelasting

453

477

24

       

Directe belastingen en premies volksverzekeringen

111.411

111.411

0

Loon- en inkomensheffing

90.866

90.866

0

Dividendbelasting

3.125

3.125

0

Kansspelbelasting

450

450

0

Vennootschapsbelasting

15.353

15.353

0

Successierechten

1.616

1.616

0

       

Overige belastingontvangsten

224

224

0

       

Totaal belastingen en premies volksverzekeringen

186.691

186.695

4

       

Premies werknemersverzekeringen

53.265

53.265

0

wv zorgpremies

34.739

34.739

0

       

Totaal belasting- en premieontvangsten (EMU-basis)

239.955

239.960

4

Onderstaande update van tabel 2.5.1 uit Miljoenennota bevat een gedetailleerd overzicht van de raming van de belasting- en premieontvangsten 2015 en 2016 op EMU-basis. Voor 2015 betreft het een update op basis van de Najaarsnota. Voor 2016 betreft het de Miljoenennotaraming 2016. De Najaarsnota betreft een update van de raming het lopende jaar. Bij Voorjaarsnota 2016 volgt een update van de raming voor 2016.

Tabel 2.5.1 Overzicht van belasting- en premieontvangsten 2015–2016 op EMU-basis (in miljoenen euro's)
 

Vermoedelijke uitkomsten 2015 (Najaarsnota 2015)

Ontwerpbegroting 2016

(Miljoenennota 2016)

Indirecte belastingen

75.060

78.367

Invoerrechten

2.967

3.177

Omzetbelasting

44.589

46.748

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.344

1.388

Accijnzen

11.094

11.283

– Accijns van lichte olie

4.048

4.047

– Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie

3.723

3.723

– Tabaksaccijns

2.214

2.416

– Alcoholaccijns

314

301

– Bieraccijns

434

426

– Wijnaccijns

362

369

Belastingen van rechtsverkeer

4.158

4.505

– Overdrachtsbelasting

1.791

2.035

– Assurantiebelasting

2.367

2.470

Motorrijtuigenbelasting

4.009

4.071

Belastingen op een milieugrondslag

4.662

4.750

– Afvalstoffenbelasting

82

92

– Energiebelasting

4.098

4.387

– Waterbelasting

276

269

– Brandstoffenheffingen

206

1

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

225

254

Belasting op zware motorrijtuigen

141

146

Verhuurderheffing

1394

1.592

Bankbelasting

477

453

     

Directe belastingen

71.163

69.783

Inkomstenbelasting kas

-1.345

-3.078

Loonbelasting kas

51.964

51.542

Dividendbelasting

3.125

3.115

Kansspelbelasting

450

468

Vennootschapsbelasting

15.353

16.068

– Gassector kas

1.050

800

– Niet-gassector kas

14.303

15.268

Successierechten

1.616

1.668

     

Overige Belastingontvangsten

224

242

wv Belasting- en premieontvangsten Caribisch Nederland

128

133

     

Totaal belastingen

146.448

148.392

     

Premies volksverzekeringen (EMU)

40.248

42.291

Premies werknemersverzekeringen

53.265

57.142

wv zorgpremies

34.739

36.670

     

Totaal belasting- en premieontvangsten op EMU-basis

239.960

247.825

Tabel 2.5.2 bevat een gedetailleerd overzicht van de raming van de belasting- en premieontvangsten 2015 en 2016 op kasbasis met op de laatste regels de aansluiting naar de totaalraming op EMU-basis. Voor 2015 betreft de Najaarsnotaraming. Bij Voorjaarsnota 2016 volgt een update van de raming voor 2016.

Tabel 2.5.2. Overzicht van belasting- en premieontvangsten 2015 – 2016 op kasbasis (in miljoenen euro's)
 

Vermoedelijke uitkomsten 2015 (Najaarsnota 2015)

Ontwerpbegroting 2016

(Miljoenennota 2016)

Indirecte belastingen

74.876

77.721

Invoerrechten

2.943

3.161

Omzetbelasting

44.210

46.159

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.341

1.389

Accijnzen

11.350

11.275

– Accijns van lichte olie

4.072

4.043

– Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie

3.753

3.720

– Tabaksaccijns

2.412

2.414

– Alcoholaccijns

315

303

– Bieraccijns

435

427

– Wijnaccijns

363

369

Belastingen van rechtsverkeer

4.102

4.475

– Overdrachtsbelasting

1.741

2.009

– Assurantiebelasting

2.362

2.465

Motorrijtuigenbelasting

4.006

4.064

Belastingen op een milieugrondslag

4.689

4.752

– Afvalstoffenbelasting

80

92

– Energiebelasting

4.113

4.387

– Waterbelasting

274

269

– Brandstoffenheffingen

222

4

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

223

254

Belasting op zware motorrijtuigen

142

147

Verhuurderheffing

1394

1.592

Bankbelasting

477

453

     

Directe belastingen

70.623

69.939

Inkomstenbelasting kas

-1.345

-3.078

Loonbelasting kas

51.423

51.701

Dividendbelasting

3.125

3.115

Kansspelbelasting

451

465

Vennootschapsbelasting

15.353

16.068

– Gassector kas

1.050

800

– Niet-gassector kas

14.303

15.268

Successierechten

1.616

1.668

     

Overige Belastingontvangsten

241

242

wv Belasting- en premieontvangsten Caribisch Nederland

128

133

 

Totaal belastingen

145.740

147.902

     

Premies volksverzekeringen kas

40.566

42.275

Premies werknemersverzekeringen

53.265

57.142

wv zorgpremies

34.739

36.670

Aansluiting naar EMU-basis

389

505

 

Totaal belasting- en premieontvangsten op EMU-basis

239.960

247.825

Vraag 78

Waarom is een bijgestelde raming en tevens een verwachting over de realisatie van de cijfers van het Zorginstituut Nederland (ZiNL) over geheel 2015 niet meegenomen in de najaarsnota, als met beseft dat ten tijde van de verschijning van de najaarsnota 2015 te 27 november 2015 de 2e helft van 2015 reeds bijna verlopen is?

Antwoord op vraag 78

Zie het antwoord op vraag 63

Vraag 79

Hoe komt het, in vergelijking met voorgaande jaren, dat er zo weinig mutaties optreden bij de belastingontvangsten?

Antwoord op vraag 79

De Najaarsnota 2015 biedt een update van de raming van de inkomsten over 2015 ten opzichte van de ramingstand 2015 bij de Miljoenennota 2016. De Najaarsnotaraming is voornamelijk gebaseerd op de gerealiseerde ontvangsten over 2015 tot en met de maand oktober. Deze realisaties geven slechts aanleiding tot enkele beperkte mutaties. Dat betekent dat de ontvangsten over 2015 zich ontwikkelen conform verwachting bij Miljoenennota 2016.

Vraag 80

Welke groei zat er voor het derde kwartaal in de MEV?

Antwoord op vraag 80

Bij de MEV2016 ging het CPB uit van een groei van 2,3% voor het 3e kwartaal 2015 ten opzichte van hetzelfde kwartaal vorig jaar.

Vraag 81

Kunt u tabel 3.2 in miljoenen geven?

Antwoord op vraag 81

Zie het antwoord op vraag 77.

Vraag 82

Wat gaat u doen wanneer de uitkomst van het winningsbesluit eind december regelt dat er minder gas wordt gewonnen en daarmee de gasbaten verder afnemen?

Antwoord op vraag 82

In de communicatie hierover met de Kamer eind december zullen ook de verwachte financiële consequenties inzichtelijk worden gemaakt. Eventuele gevolgen voor de gasbaten voor 2016 zullen vervolgens in de begroting worden verwerkt.

Vraag 83

Wat is de aanname voor de gasproductie in 2015?

Antwoord op vraag 83

De begroting gaat uit van een totale gasproductie van ca. 54 miljard m3, waarbij rekening wordt gehouden met een maximale productie van 30 miljard m3 uit het Groningenveld, aangevuld met 3 miljard m3 die eenmalig beschikbaar zijn uit de gasopslag Norg. De overige productie komt voor rekening van de kleine velden.

Vraag 84

Komt de lagere raming van de aardgasbaten voor 2015 enkel door de lager dan geraamde prijzen of is hier ook sprake van een volume-effect?

Antwoord op vraag 84

Zoals gemeld in de Najaarsnota is de lagere raming het gevolg van lagere prijzen.

Vraag 85

Welke instellingen worden nu door het CBS tot de sector overheid gerekend waardoor de EMU-schuld stijgt?

Antwoord op vraag 85

De sector overheid is voor de bepaling van de EMU-schuld uitgebreid met bijna 400 instellingen. Dit betreft onder meer enkele lokale openbaar-vervoerbedrijven, afvalverwerkingsbedrijven, lokale culturele instellingen, lokale ontwikkelingsbedrijven en gemeenschappelijke regelingen. Daarnaast zijn ook enkele nationale instellingen nu tot de (centrale) overheid gerekend zoals de NOS en Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten.

Vraag 86

Kunt u een verklaring geven waarom decentrale overheden zoveel meer gebruik maken van schatkistbankieren dan eerder werd voorzien? Zijn er bepaalde deelnemers van schatkistbankieren die voor deze stijging zorgen of is er een brede stijging in gebruik waarneembaar?

Antwoord op vraag 86

Sinds eind 2013 geldt voor ruim 700 decentrale overheden de verplichting om hun overtollige middelen in de schatkist aan te houden. In 2013 is op basis van toen actuele CBS cijfers een meerjarige raming opgesteld van de verwachte instroom aan middelen tot het jaar 2019 en de totaal verwachte daling van de EMU-schuld. De verwachting was dat door de deelname van decentrale overheden uiteindelijk de schuld met € 17 tot € 20 mld. zou dalen.

Bij de Najaarsnota is bekend geworden dat de instroom van middelen in 2015 tot nu toe hoger uitvalt dan geraamd. De instroom gedurende 2015 werd geraamd op 1,1 miljard euro. Deze raming is nu naar boven bijgesteld tot 2,7 miljard euro. Het CBS presenteert op haar website een onderverdeling van de gestalde middelen per soort deelnemer, per eind juni 20152. Daar is te zien dat in 2015 alle soorten decentrale overheden meer financiële middelen in de schatkist hebben gestald. Deze ontwikkeling heeft zich in de tweede helft van het jaar voortgezet.

De instroom in de schatkist weerspiegelt de totale omvang van de middelen van decentrale overheden en de beslissingen die decentrale overheden nemen omtrent de aanwending daarvan.

Daarmee kennen de ramingen een significante mate van onzekerheid. Er zijn tal van factoren die van invloed zijn op het totaalbedrag aan gestalde middelen. Zo is de instroom van middelen afhankelijk van de looptijd van de uitzettingen die decentrale overheden zijn aangegaan voordat ze begonnen met schatkistbankieren. Het is onbekend wat de gemiddelde looptijd van deze tegoeden en vorderingen is. Daarnaast is lastig voorspelbaar of decentrale overheden hun overtollige middelen in de schatkist aanhouden, aanwenden voor investeringen of gebruiken om onderling aan elkaar te lenen. Ze zijn immers vrij om hun middelen aan te wenden naar eigen inzicht. Ten slotte is de stand van de Najaarsnota een momentopname die tijdelijke vertekeningen kan laten zien. Dat wil zeggen dat de instroom nu tijdelijk hoger kan zijn ten koste van een geringere instroom in latere jaren.

Vraag 87

Kunt u de wijzigingen in de overige netto-uitgaven ten opzichte van de miljoenennota 2016 nader toelichten met name de verschuiving in overig van –0,2 miljard euro naar 0,7 miljard euro, een verschuiving van bijna 1 miljard euro.

Antwoord op vraag 87

In onderstaande tabel staan de ramingen voor 2015 ten tijde van de Miljoenennota 2016 en de Najaarsnota. De veranderingen in de uitgaven onder de kaders, en de verandering in de gasbaten worden toegelicht in de Najaarsnota

Tabel budgettaire kerngegevens 2015 (in miljarden euro)
 

MN 2016

NJN 2015

verschil

Inkomsten (belastingen en sociale premies)

240,0

240,0

0,0

       

Netto-uitgaven onder het uitgavenkader

248,0

248,0

0,0

Rijksbegroting in enge zin

106,6

107,2

0,5

Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid

75,9

75,6

– 0,3

Budgettair Kader Zorg

65,5

65,2

– 0,3

Overige netto-uitgaven

4,9

5,8

0,9

Gasbaten

– 6,9

– 6,8

0,1

Rentelasten

7,9

7,8

– 0,1

Zorgtoeslag

4,0

4,0

0,0

Overig

– 0,2

0,7

0,9

waarvan:

     

KTV Erasmus MC

 

0,2

0,2

KTV gasraming

0,6

0,8

0,3

ZVW uitgaven

0,2

0,5

0,3

Totale netto-uitgaven

253,0

253,8

0,8

De veranderingen in de post «overig» onder de overige netto uitgaven zijn meer technisch van aard. Dit betreft onder andere kas-transverschillen. Omdat de uitgaven onder de kaders op kasbasis worden weergegeven maar het EMU-saldo op transactiebasis wordt berekend is er sprake van kas-transverschillen. In de Najaarsnota is er bijvoorbeeld sprake van een verschil bij de betaling aan het Erasmus MC (zie de toelichting bij het Budgettair Kader Zorg). Hoewel er in 2015 op kasbasis maar een deel van de schikking wordt betaald, telt het hele verschuldigde bedrag van 235,9 miljoen euro op transactiebasis mee voor het EMU-saldo van 2015. Ook bij de gasbaten is sprake van een kas-transverschil dat in 2015 zorgt voor een verslechtering van het EMU-saldo. Ook dit telt mee in de post «overig». Tot slot zijn de geraamde ZVW-uitgaven onder het budgettair kader zorg naar beneden bijgesteld. Omdat deze lagere uitgaven in 2015 niet meer kunnen zorgen voor een lagere zorgpremie is er in 2015 geen effect op het EMU-saldo. Het positieve effect treedt in latere jaren op. Ook dit verschil is geboekt onder de post «overig».

Vraag 88

Wat ontbreekt is een duidelijk inzicht wat deze ongebreidelde instroom de burger gaat kosten. Kunt u een beeld schetsen wat de totale kosten zijn die met deze meerjarige vluchtelingenstroom gemoeid zijn? Dus ook de verhoogde uitgaven voor bijstand, «huisvesting, zorg, onderwijs, integratie, politie-inzet etc.? graag een bedrag per jaar per asielzoeker?

Antwoord op vraag 88

In bijlage 3 bij de Najaarsnota is een beeld geschetst van de directe kosten van de verhoogde instroom. Deze kosten zijn bijvoorbeeld de directe opvangkosten van vluchtelingen in het COA. Naast deze directe kosten krijgen statushouders op termijn recht op maatschappelijke voorzieningen. Deze effecten treden echter met vertraging op en worden daarom, conform reguliere systematiek, meegenomen bij voorjaarsbesluitvorming.

Vraag 89

Kunt u een nadere onderbouwing geven van de ophoging van het budget van de IND met 50 mln. euro in 2016? Op welke wijze worden de extra kosten die de IND in 2015 maakt opgevangen?

Antwoord op vraag 89

Zie het antwoord op vraag 26

Vraag 90

Kunt u een nadere onderbouwing geven van de ophoging van het budget van het NIDOS met 11 miljoen euro in 2016? Op welke wijze worden de extra kosten die de IND in 2015 maakt opgevangen?

Antwoord op vraag 90

Zie het antwoord op vraag 27.

Vraag 91

De EU heeft de raming voor de invoerrechten voor 2015 verhoogd. Kan hier verdere toelichting op worden gegeven?

Antwoord op vraag 91

Zie het antwoord op vraag 22.

Vraag 92

Blijven de doorgeschoven middelen «cao politie» in 2016 beschikbaar voor de «cao politie»?

Antwoord op vraag 92

Ja, deze middelen blijven beschikbaar voor de COA politie in 2016.

Vraag 93

Klopt het dat we moeten uitgaan van een verdere forse afname van de rente inkomsten op studieleningen, omdat het rentepercentage op individuele basis slechts eens in de 5 jaar wordt vastgesteld?

Antwoord op vraag 93

Nee, dit klopt niet. Elk jaar wordt voor een deel van de studieleningen het rentepercentage opnieuw vastgesteld. Voor 2016 en volgende jaren is de ontvangstenraming geactualiseerd bij de Ontwerpbegroting 2016. Daarbij is rekening gehouden met de actuele (en de afgelopen jaren sterk gedaalde) rentetarieven.

Vraag 94

Kunt u toelichten welke projecten uitgesteld worden met het doorschuiven van 142,3 miljoen euro aan investeringen naar 2016?

Antwoord op vraag 94

Zie het antwoord op vraag 1

Vraag 95

Hoe wordt de 27 miljoen euro van de EU-vergoeding die beschikbaar is voor de begroting Buha/OS in 2016 besteed?

Vraag 109

Waarom komt de helft van de Europese vergoeding voor de relocatie van vluchtelingen ten goede aan de begroting BHOS?

Vraag 110

Wanneer krijgt Nederland de Europese vergoeding voor relocatie? Is dit afhankelijk van de daadwerkelijk gerealiseerde relocaties?

Vraag 111

Kunt u een schatting geven van de totale kosten per jaar van de te herplaatsen asielzoekers uit de EU die naar Nederland worden gehaald?

Antwoord op vraag 95, 109, 110 en 111

In Europees verband is afgesproken dat over een periode van twee jaar (2016 en 2017) in totaal 160.000 asielzoekers met een hoge kans op erkenning van het vluchtelingenstatus worden herplaatst van Griekenland en Italië naar andere EU-lidstaten. De Europese vergoeding voor deze relocatie van vluchtelingen ontvangt VenJ zodra Nederland start met de relocatie. Omdat de eerstejaaropvang van vluchtelingen uit DAC-landen toegerekend kan worden aan ODA, is besloten om een deel van deze tegemoetkoming ten gunste te laten komen aan de begroting van BHOS. De aanwending van deze middelen zal in de loop van 2016 bezien worden. Uitgangspunt is dat deze middelen ten gunste komen van het asiel- en migratiebudget. Vanwege de hoge kans op erkenning is het aannemelijk dat de asielprocedure van deze vluchtelingen sneller zal verlopen dan gemiddeld.

Vraag 96

Hoeveel vrije ruimte is beschikbaar binnen het ODA-budget tot aan 2020 als gevolg van hogere economische groei (BNI-bijstelling)?

Antwoord op vraag 96

In 2015 is de vrije ruimte binnen het ODA-budget als gevolg van hogere economische groei (BNI-bijstelling) aangewend als dekking van de eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen en een intensivering voor de opvang van vluchtelingen in de regio van Syrië. Na de Najaarsnota (inclusief bijlage 3) resteert van deze BNI-bijstelling cumulatief ca. 110 mln. tot en met 2020.

Vraag 97

Kunt u het bedrag van 350 miljoen euro aan onderuitputting dat gebruikt wordt voor eerstejaarsasielopvang in 2015 specificeren inclusief dekking in de begroting(en)?

Antwoord op vraag 97

Zie het antwoord op vraag 28.

Vraag 98

De Minister gebruikt in 2016 vrije ruimte die binnen toekomstig ODA-budget (tot aan 2020) ontstaat als gevolg van mogelijke toekomstige hogere economische groei (BNI-bijstelling), ten opzichte van welke eerdere verwachting is deze economische groei gestegen?

Antwoord op vraag 98

Het Centraal Planbureau actualiseert de meerjarenraming van de omvang van de Nederlandse economie periodiek, deze update wordt gepubliceerd in de Macro Economische Verkenningen en het Centraal Economisch Plan. Omdat de omvang van ODA is gekoppeld aan de omvang van de Nederlandse economie, heeft een wijziging van de meerjarenraming (economische groei dan wel krimp) van het CPB direct effect op de omvang van het ODA-budget.

Vraag 99

Hoe verklaart u het verschil tussen 2015 en 2016 aan toegerekende kosten eerstejaarsopvang asielzoekers, terwijl de raming voor het aantal asielzoekers voor beide jaren 58.000 is? Hoe verklaart u de toename van het bedrag voor toerekening aan eerstejaarsopvang asielzoekers in 2017 terwijl de raming gelijk is gebleven?

Antwoord op vraag 99

Zie het antwoord op vraag 29

Vraag 100

Hoe verklaart u het verschil tussen 2015 en 2016 aan toegerekende kosten eerstejaarsopvang asielzoekers, terwijl de raming voor het aantal asielzoekers voor beide jaren 58.000 is? Hoe verklaart u de toename van het bedrag voor toerekening aan eerstejaarsopvang asielzoekers in 2017 terwijl de raming gelijk is gebleven?

Antwoord op vraag 100

Zie het antwoord op vraag 29

Vraag 101

Hoe verhouden de bij de Voorjaarsnota 2016 te bepalen dekkingen van de intensiveringen als gevolg van het bestuursakkoord met medeoverheden van 112 miljoen euro in 2016 en 2017, tot de toerekenbare kosten voor eerstejaarsopvang asielzoekers?

Antwoord op vraag 101

Zie het antwoord op vraag 31.

Vraag 102

Kan een overzicht worden gegeven van alle kasschuiven die gedaan zijn door dit kabinet ten behoeve van de begrotingen VenJ en BHOS?

Antwoord op vraag 102

VenJ

Tabel: Kasschuiven begroting VenJ tijdens kabinetsperiode, in mln.

Begrotingsjaar

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2013

Uitgaven

43,9

58,25

35,35

– 18,7

– 81,3

– 108,2

   

2014

Uitgaven

 

– 46,1

51,6

20,1

– 15,4

– 10,2

   

2014

Ontvangsten

 

– 70

     

35

35

 

2015

Uitgaven

   

16,9

22,3

5,6

– 19,9

– 5,3

– 9,6

2015

Uitgaven

   

– 54,1

54,1

       

Totaal

Uitgaven

43,9

12,15

49,75

77,8

91,1

138,3

5,3

9,6

Totaal

Ontvangsten

 

70

     

35

35

 

2013 – Uitgaven

Deze kasschuif bestaat uit diversie kasschuiven, zoals een kasschuif op het begrotingsartikel nominaal en onvoorzien, welke is toegelicht bij ontwerpbegroting 2014. Daarnaast hebben er bij 1e suppletoire wet 2013 nog kasschuiven plaatsgevonden o.a. voor DJI, Rechtspraak en Rechtsbijstand.

2014 – Uitgaven

Deze kasschuif bestaat uit verschillende kleinere kasschuiven, waaronder een kasschuif voor DJI en een kasschuif t.b.v. de asielreserve. Beide kasschuiven zijn aan uw Kamer gemeld bij de 1e suppletoire wet 2014.

2014 – Ontvangsten

Deze kasschuif voor Boeten en Transacties is toegelicht bij 2de suppletoire wet in 2014.

2015 – Uitgaven

Deze kasschuif bestaat uit verschillende kleinere kasschuiven, zoals een kasschuif t.b.v. de strafrechtketen en t.b.v. DJI, welke zijn toegelicht in de ontwerpbegrotingbegroting 2015.

2015 – Uitgaven

Deze kasschuif heeft betrekking op de onlangs afgesloten CAO voor Politie, Rechterlijke Macht en Rijksambtenaren en is toegelicht bij 2de suppletoire wet in 2015.

BHOS

Tabel: Kasschuiven begroting BHOS tijdens kabinetsperiode, in mln.

Begrotingsjaar

Uitgaven

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2014

DGGF

50

50

– 100

       

2014

Asiel

88

– 25

– 63

       

2015

Asiel

 

486

– 115

– 67

– 69

– 71

– 163

Totaal

 

138

511

279

67

69

71

163

2014 DGGF

Het kasritme van het Dutch Good Growth Fund is in 2014 aangepast, waardoor een deel van de beschikbare middelen in eerdere jaren beschikbaar komt. Dit is aan de Kamer gemeld in de eerste suppletoire begroting 2014

2014 Asiel

Om de stijgende kosten voor de opvang van eerstejaars asielzoekers te kunnen inpassen in 2014, is een kasschuif toegepast op de begroting van BHOS. Dit is aan de Kamer gemeld in de eerste suppletoire begroting 2014.

2015 Asiel

Om de stijgende kosten voor de opvang eerstejaars asielzoekers te kunnen inpassen in 2014, is een kasschuif toegepast op de begroting van BHOS. Dit is aan de Kamer gemeld in de eerste suppletoire begroting 2015. Tevens zijn middelen uit 2016 en 2020 naar voren gehaald ten behoeve van opvang van vluchtelingen in de regio van Syrie. Dit is aan de Kamer gemeld in de Miljoenennota 2016.

Vraag 103

Wat is het effect van de kasschuif van de ODA-gelden op het ODA-percentage in de jaren 2018–2020? Hoe hoog is het ODA-percentage in 2018–2020?

Antwoord op vraag 103

Zie het antwoord op vraag 42.

Vraag 104

Hoe werkt dat: ramingen van het aantal vluchtelingen wel bijstellen maar de uitgaven niet?

Antwoord op vraag 104

In bijlage 3 bij de Najaarsnota zijn de bijgestelde uitgaven opgenomen als gevolg van de hogere geraamde instroom. Dit betreft de directe budgettaire gevolgen voor het COA, de IND en het Nidos. Overige uitgaven aan bijvoorbeeld voorzieningen voor vergunninghouders treden met vertraging op omdat eerst de asielprocedure moet zijn doorlopen. Deze worden conform de reguliere systematiek in het voorjaar meegenomen.

Vraag 105

Waarop worden de asielramingen gebaseerd?

Vraag 106

Kunt u inzicht geven in deze methodiek?

Vraag 107

Waarom wordt er voor 2017 weer van de lage asielraming uitgegaan? Waar is dit op gebaseerd?

Vraag 108

Op welk moment zullen de asielramingen voor 2017 worden aangepast naar meer realistische ramingen? Op basis van welke informatie?

Antwoord op vraag 105, 106, 107 en 108

Het meerjarenproductieprognose (MPP) model van VenJ levert de belangrijke input voor de asielraming. Samen met de instroomcijfers wordt de raming zowel bij voorjaars- als bij najaarsnota geactualiseerd. De instroom voor 2016 en latere jaren is met veel onzekerheden omgeven. De onzekerheid is er bijvoorbeeld vanwege de onvoorspelbaarheid van de omvang van de stroom asielzoekers die Nederland kiezen als bestemmingsland. Alles overziend heeft het kabinet gekozen om de raming 2016 van 26.000 naar 58.000 op te hogen en de raming voor 2017 niet aan te passen. Conform gebruikelijke systematiek zal bij voorjaarsnota het kabinet nader bezien of de raming een aanpassing behoeft.

Vraag 106

Kunt u inzicht geven in deze methodiek?

Antwoord op vraag 106

Zie het antwoord op vraag 105.

Vraag 107

Waarom wordt er voor 2017 weer van de lage asielraming uitgegaan? Waar is dit op gebaseerd?

Antwoord op vraag 107

Zie het antwoord op vraag 105.

Vraag 108

Op welk moment zullen de asielramingen voor 2017 worden aangepast naar meer realistische ramingen? Op basis van welke informatie?

Antwoord op vraag 108

Zie het antwoord op vraag 105.

Vraag 109

Waarom komt de helft van de Europese vergoeding voor de relocatie van vluchtelingen ten goede aan de begroting BHOS?

Antwoord op vraag 109

Zie antwoord op vraag 95

Vraag 110

Wanneer krijgt Nederland de Europese vergoeding voor relocatie? Is dit afhankelijk van de daadwerkelijk gerealiseerde relocaties?

Antwoord op vraag 110

Zie antwoord op vraag 95

Vraag 111

Kunt u een schatting geven van de totale kosten per jaar van de te herplaatsen asielzoekers uit de EU die naar Nederland worden gehaald?

Antwoord op vraag 111

Zie antwoord op vraag 95

Vraag 112

Waarom worden de kosten in de NJN 2015 per asielzoeker op 19.400 gesteld en in de begroting voor 2016 op 22.100 euro?

Antwoord op vraag 112

In de begroting is de kostprijs opgenomen van 22.100 per vluchteling per jaar. Er wordt bij de berekening van de opvangkosten van vluchtelingen rekening gehouden met zowel het aantal vluchtelingen als met een gemiddelde verblijfsduur van deze vluchtelingen in het COA. Op dit moment is de gemiddelde verblijfsduur in het COA van vluchtelingen bijna 11 maanden. Dit maakt de prijs in de NJN lager dan de opgenomen kostprijs voor opvangkosten in de begroting voor een geheel jaar.

Naar boven