Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 34313 nr. 6 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 34313 nr. 6 |
Vastgesteld 19 september 2016
De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over de brief van 3 maart 2016 over de kabinetsreactie op de initiatiefnota van de leden Van Gerven, Grashoff en Koşer Kaya over wei voor de koe (Kamerstuk 34 313, nr. 4).
De vragen en opmerkingen zijn op 15 juli 2016 aan de Staatssecretaris van Economische Zaken voorgelegd. Bij brief van 16 september 2016 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Vermeij
Adjunct-griffier van de commissie, De Vos
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie willen de Staatssecretaris danken voor zijn reactie op de initiatiefnota van de leden Van Gerven, Grashoff en Koşer Kaya met betrekking tot een wettelijke verplichting voor weidegang. Deze leden zijn blij te constateren dat de Staatssecretaris ook geen wettelijke verplichting voorstaat, maar naar aanleiding van de kabinetsreactie hebben zij nog wel enkele vragen en zorgen. De leden van de VVD-fractie willen de Staatssecretaris vragen of er een precieze duiding gegeven kan worden van de ontwikkeling van weidegang. Wat zijn de meest recente cijfers? Verschillende instanties rekenen met verschillende getallen. Kan de Staatssecretaris een ontwikkeling van weidegang schetsen in het aantal dieren en in het aantal bedrijven? Kan de Staatssecretaris een internationale vergelijking maken?
De meest recente gegevens van het CBS over het aantal koeien met weidegang betreffen het jaar 2014. Door de sector (Duurzame Zuivelketen) wordt jaarlijks het aantal bedrijven dat weidegang toepast gepubliceerd. De meest recente cijfers hiervan betreffen het jaar 2015. In onderstaande tabel is het percentage koeien weergegeven met weidegang (minimaal 720 uur en/of 120 dagen per jaar en 6 uur per etmaal).
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
---|---|---|---|---|
74 |
71 |
70 |
70 |
69% |
Bron: CBS
In de tabel hieronder treft u de ontwikkeling van het percentage melkveebedrijven aan met volledige weidegang en deelweidegang1.
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
|
---|---|---|---|---|
Totaal |
81,3 |
80% |
77,8 |
78,2 |
Volledige weidegang |
73,6 |
72,2 |
70,1 |
69,8 |
Deelweidegang |
7,7 |
7,8 |
7,7 |
8,4 |
Bron: Duurzame Zuivelketen
Exacte gegevens over het toepassen van beweiding in het buitenland zijn niet voorhanden. Wel is een indicatie te geven over beweiding in de diverse Europese landen, geclusterd naar regio’s:
– In de regio Noord (Zweden, Finland, Noorwegen) wordt veel beweiding toegepast door de wettelijke verplichting dat alle koeien naar buiten moeten.
– In de regio West (Ierland, Engeland) is veel beweiding, vooral vanuit kostprijsoverwegingen
– In de regio Midden-West (Nederland, Luxemburg, Frankrijk, Zwitserland) is sprake van een afname van beweiding in de afgelopen jaren. Er is nog wel sprake van meer dan 50% beweiding.
– In de regio Midden-Oost (Denemarken, Duitsland) is er een sterke afname van beweiding in de laatste jaren. Er is sprake van minder dan 50% beweiding.
– In de regio Oost (Oostenrijk, Tsjechië, Hongarije, Bosnië-Herzegovina, Slovenië) en Zuid (Spanje en Griekenland) wordt weinig weidegang toegepast.
Bron: Kijken met een weide blik, 2016, A. van den Pol-van Dasselaar
De Staatssecretaris geeft in de kabinetsreactie aan dat de zuivelketen haar verantwoordelijkheid heeft genomen door middel van het Convenant Weidegang, waarbinnen 66 partijen samenwerken op het behoud en bevorderen van weidegang. Daar zijn onlangs nog eens extra afspraken over gemaakt. Hoewel de afspraken in december 2015 zijn gepubliceerd blijkt uit berichtgeving dat de samenwerking binnen het Convenant Weidegang nu al vruchten afwerpt. Dan is het jammer dat een partij niet tot samenwerking bereid lijkt. Kan de Staatssecretaris een reactie geven op de recente berichtgeving dat Milieudefensie uit het convenant is gestapt?
In december 2015 heeft Milieudefensie een aantal eisen gesteld, met de voorwaarde dat die voor 1 juli 2016 ingewilligd moesten worden. Milieudefensie is van mening dat de beoogde eisen niet volledig zijn gerealiseerd.
In het afgelopen half jaar zijn echter belangrijke resultaten geboekt op diverse punten die Milieudefensie naar voren heeft gebracht. Een van die punten was dat er dit jaar 125 nieuwe weiders bij zouden komen. Op 28 juni 2016 is door de Duurzame Zuivelketen via een persbericht aangegeven dat ruim 350 veehouders dit seizoen een vorm van weidegang op hun bedrijf zijn gaan toepassen, terwijl zij eerder nog de koeien het hele jaar op stal hielden.
Verder wilde Milieudefensie dat alle boeren die nu aan weidegang doen hiervoor een premie ontvangen van minimaal € 1,– per 100 kilogram. Op dit moment hanteren de meeste zuivelverwerkers deze toeslag van € 1,–. Gemiddeld over Nederland is dit nog een fractie lager. Eind juni is door zuivelfabriek Cono aangekondigd dat zij per 1 januari 2017 € 2,– per 100 kg weidemelk gaat betalen.
Milieudefensie heeft verder aangegeven dat er meer weidekaas in de schappen van de supermarkten moet komen te liggen. Over weidekaas zijn begin dit jaar afspraken gemaakt tussen de zuivelsector en de retailers. De kaas ligt nu te rijpen in de kaaspakhuizen. In het 3e kwartaal komt de weidekaas in grote hoeveelheden in de schappen van de supermarkten te liggen. Een eis van Milieudefensie die niet gerealiseerd is, betreft het afschaffen van de kwantumtoeslag.
Het blijft de verantwoordelijkheid van de partijen zelf om zich aan te sluiten bij het convenant of daar ook weer uit te stappen. Ik ben van mening dat er wel degelijk vooruitgang wordt geboekt, mede door inbreng van organisaties als Milieudefensie. In die zin betreur ik de stap van Milieudefensie om uit het convenant te stappen.
Kan de Staatssecretaris een reactie geven op de zinsnede in de inleiding bij de initiatiefnota dat weidegang verder terug zal lopen (pagina 2) en de volgende zin in de kabinetsreactie; «Er lijkt een einde te zijn gekomen aan de dalende trend van weidegang.»? Is de Staatssecretaris het met de leden van de VVD-fractie eens dat de initiatiefnemers zich baseren op oude cijfers en dat de zin in de kabinetsreactie meer recht doet aan de actuele stand van zaken?
In de kabinetsreactie (Kamerstuk 34 313, nr. 4) is aangegeven dat er een einde lijkt te zijn gekomen aan de dalende trend van weidegang. In 2015 is het aantal bedrijven dat aan weidegang doet voor het eerst sinds jaren licht toegenomen. De recente cijfers over het aantal nieuwe weiders in 2016 (zie mijn reactie op de voorgaande vraag) lijken deze omslag in weidegang inderdaad te bevestigen.
De leden van de VVD-fractie willen de Staatssecretaris vragen naar de opmerkingen bij het onderzoek van Wageningen University & Research centre (WUR). De kabinetsreactie geeft aan dat bij een maximum van 6 melkkoeien per hectare beweidbare oppervlakte er voldoende gras groeit om deze koeien gedurende 120 dagen per jaar minimaal 6 uur per dag te laten weiden. Een hogere veebezetting per hectare zou onrendabel voor bedrijven zijn. Althans, zonder dat er rekening wordt gehouden met subsidies, premies, extra investeringen of hogere kosten die weer doorberekend dienen te worden. In hoeverre is dit haalbaar? In hoeverre is dit financieel haalbaar en wenselijk, zonder dat dit grote financiële gevolgen gaat hebben voor bedrijven, overheid of de consument?
Een maximum van 6 melkkoeien per hectare beweidbare oppervlakte is niet voor elke veehouder haalbaar. In de publicatie «Beweidbare oppervlakte en weidegang op melkveebedrijven in Nederland» (WUR, Wageningen, november 2015) (bijlage bij Kamerstuk 34 313, nr. 4) is aangegeven dat circa 74% van alle melkveebedrijven minder dan 6 melkkoeien per ha huiskavel heeft. Voor de overige bedrijven levert weidegang financieel minder op, maar de mate waarin is sterk afhankelijk van de specifieke bedrijfssituatie, zoals de omvang van de huiskavel en het gehanteerde melksysteem (conventioneel of automatisch melken). Voor bedrijven die meer dan 12 melkkoeien per ha bedrijfskavel hebben (3,2%) is rendabele weidegang volgens deze studie van de WUR moeilijk, gezien de te beperkte mogelijkheid van grasopname in de wei. De genoemde norm is sowieso niet haalbaar voor de bedrijven die helemaal geen huiskavel (1,9%) hebben.
Deze leden constateren dat door verschillende getallen en berekeningen te hanteren er een divers beeld ontstaat. Actiegroepen grijpen dit aan om de ontwikkeling weidegang in een kwaad daglicht te zetten. Dat is zeer ongewenst omdat dit soort organisaties een dubbele agenda heeft. Enerzijds willen zij weidegang maar tegelijkertijd willen zij de lat zo hoog leggen dat de hoeveelheid dieren in dit land moet worden teruggebracht. Kan de Staatssecretaris de sector en de verschillende belangenorganisaties en milieuclubs een eenduidige berekening gaan laten hanteren, waarbij het CBS of een andere organisatie die rapporteert op dezelfde wijze zijn rapport uitbrengt?
Door het CBS wordt jaarlijks het aantal weidende koeien in beeld gebracht. Ik vind het gewenst om ook in de toekomst deze gegevens te publiceren. Het verzamelen van deze gegevens vindt plaats bij de jaarlijkse Landbouwtelling en heeft betrekking op het daaraan voorafgaande jaar. Door de zuivelsector wordt jaarlijks het aantal bedrijven dat weidegang toepast gepubliceerd. Jaarlijks worden in december de gegevens over het betreffende jaar gepubliceerd. Op verzoek van de maatschappelijke organisaties zal de zuivelsector daarnaast het aantal koeien met de mogelijkheid tot weidegang in beeld proberen te brengen. De zuivelsector onderzoekt of het mogelijk is om bestaande data aan elkaar te koppelen van dieraantallen (identificatie & registratie) en de gegevens van zuivelondernemingen over weidende bedrijven. Zij onderzoekt of dit mogelijk is met behulp van de database van ZuivelNL die ook wordt gebruikt voor de KringloopWijzer.
De Staatssecretaris onderschrijft het belang van weidegang. Kan de Staatssecretaris ingaan welk belang hij bij weidegang prefereert? Is dit het belang voor de koe of voor de mens? En indien hij voor het belang van de koe gaat, speelt diergezondheid en dierwelzijn dan een rol? Steeds meer publicaties schrijven over een besmetting van koeien die vers gras eten met leverbot. Een besmetting kan leiden tot verminderende weerstand, lagere melkproductie, slechter groeiende kalfjes en jongvee en afgekeurde levers van geslachte dieren. Dit probleem wordt door vernatting steeds groter. Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen een verplichte weidegang voor de koe en een besmetting van leverbot of andere ziekten of besmettingen, zoals bijvoorbeeld salmonella, die op koeien overgedragen kan worden of waar koeien mee worden besmet welke een risico voor dier en of mens zijn?
Koeien die geweid worden kunnen in aanraking komen met kiemen die in de stal niet voorkomen. Een voorbeeld hiervan is leverbot. Jaarlijks wordt in opdracht van de sector een risicoanalyse voor leverbotbesmettingen uitgebracht, de zgn. leverbotprognose. Deze prognose beschrijft in welke gebieden in Nederland het risico op besmetting is verhoogd en welke maatregelen getroffen kunnen worden ter preventie en monitoring van infecties. Een veehouder kan bij toepassing van weidegang door gerichte maatregelen zoals slootkantbeheer, maaimanagement, maar ook door opstallen tijdens hoog-risicoperiodes de kans op gezondheidsproblemen door leverbot verkleinen. Het risico op besmetting is sterk afhankelijk van de weersomstandigheden in verschillende seizoenen en is daarmee elk jaar anders. Het is op basis van de laatste prognoses niet te zeggen dat de kans op leverbotbesmettingen de laatste jaren toeneemt. Hier tegenover staan de positieve gezondheidseffecten van weidegang. Er zijn talloze publicaties die aangeven dat weidegang een positieve invloed heeft op bijvoorbeeld klauwgezondheid en uiergezondheid.
De Staatssecretaris heeft een aantal maatregelen genomen om zijn ambitie met betrekking tot weidegang waar te maken. Hoeveel tijd is er nodig om de maatregelen ook daadwerkelijk effect te laten sorteren?
Zoals aangegeven in mijn brief van 3 maart 2016 aan uw Kamer (Kamerstuk 34 313, nr. 4) zijn de maatregelen voor deskundigheidsbevordering, het stimuleren van vroege weidegang en weidevogelbeheer en de aanpassing van de fiscale regeling MIA/Vamil reeds in uitvoering en sorteren deze effect. Deze en andere maatregelen zijn er op gericht om mijn ambitie van 80% weidegang in 2020 te realiseren. Verbetering van de kavelstructuur, dat via de provincies verloopt, heeft een langere looptijd.
De leden van de VVD-fractie maken zich bij het voorstel van de initiatiefnemers zorgen om de mogelijke financiële gevolgen en de toename in lasten en regeldruk. De Staatssecretaris geeft in de kabinetsreactie aan deze zorgen te delen. Kan de Staatssecretaris nader aangeven wat de gevolgen zullen zijn van het voorstel van de initiatiefnemers? Hoe zullen de uitvoerings- en controlelasten voor de overheid toenemen als gevolg van het voorstel? Wat zullen de mogelijke financiële gevolgen zijn voor bedrijven?
Op dit moment wordt de weidegang gestimuleerd door de inzet van alle betrokken partijen die samenwerken binnen het Convenant Weidegang. Ik waardeer de wijze waarop de sector haar verantwoordelijkheid neemt en ik ondersteun dit initiatief op meerdere manieren, zoals ook aangegeven in mijn brief van 3 maart 2016 aan uw Kamer (Kamerstuk 34 313, nr. 4). Bij een wettelijke regeling zal de NVWA moeten controleren op het aantal dagen en uren weidegang en zullen er dus hogere uitvoerings- en handhavingslasten zijn. Ook zal de regeldruk voor bedrijven toenemen, doordat alle ondernemers verplicht zullen worden om gegevens bij te houden waarmee zij kunnen aantonen dat zij voldoen aan de wettelijke norm van weidegang. Ik heb geen kwantitatieve onderbouwing van mogelijke financiële gevolgen voorhanden, aangezien ik geen wettelijke regeling voorbereid.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de fractie van de PvdA hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie op de initiatiefnota over Wei voor de koe. Zij hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over en verzoeken de Staatssecretaris hierop in te gaan. Deze leden vinden het jammer dat het kabinet geen voorstander is van het opnemen van verplichte weidegang voor de koe in de Wet Dieren. Zij begrijpen dat de Staatssecretaris weidegang via een vrijwillige regeling stimuleert, maar de daling in het percentage koeien dat voldeed aan weidegang de afgelopen jaren toont wat betreft de leden van de PvdA-fractie aan dat dit niet effectief is.
In de kabinetsreactie gaat de Staatssecretaris vooral in op de mogelijkheden om de vrijwillige weidegangregeling te verbeteren. De leden van de PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris of hij een overzicht van de belemmeringen waarom verplichte weidegang niet in de Wet Dieren zou moeten of kunnen worden opgenomen kan geven en toelichten. Daarnaast vragen deze leden de Staatssecretaris of hij kan toelichten wat de voorwaarden zijn om verplichte weidegang wel in de Wet Dieren op te nemen.
Het invoeren van een wettelijke verplichting voor weidegang is complex onder andere vanwege de noodzaak tot het opstellen van criteria voor te verlenen ontheffingen, al dan niet via overgangsregelingen, voor bedrijven die niet kunnen weiden doordat zij geen of onvoldoende huiskavel hebben, zoals ook door de initiatiefnemers is aangegeven. Daarnaast moet worden nagegaan of voor melkveehouders die beschikken over een innovatief huisvestingssysteem dat qua dierenwelzijn en milieu gelijkwaardig is aan weidegang een vrijstelling kan worden verleend. Dergelijke uitzonderingsbepalingen moeten zodanig worden uitgewerkt zodat deze zowel uitvoerbaar als controleerbaar zijn.
Op dit moment wordt de borging van weidegang uitgevoerd door onafhankelijke private auditpartijen. Dit zorgt er onder meer voor dat weidezuivel een weidezuivellogo kan krijgen en dat melkveehouders een weidepremie kunnen ontvangen. Deze borging wordt zowel fysiek als administratief uitgevoerd. De met controle en handhaving samenhangende lasten worden nu volledig privaat gedragen door de zuivelondernemingen. Bij een wettelijke verplichting komen deze lasten voor de overheid. Wanneer weidegang wettelijk verplicht wordt zal deze niet meer vanuit de sector zelf worden gestimuleerd en komt de weidegangpremie te vervallen, evenals de daaraan gekoppelde borgingssystematiek. De overheid zal de handhaving en borging dan zelf moeten regelen wat zal leiden tot hogere lasten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP fractie zijn verheugd over de voorliggende initiatiefnota «Wei voor de koe». Het percentage weidende koeien is sinds het begin van deze eeuw gestaag omlaag gegaan en de vrijwillige initiatieven van de sector hebben het tij niet kunnen keren. Deze leden hebben enkele vragen aan de regering naar aanleiding van de voorliggende nota. De Staatssecretaris heeft als doelstelling 80% weidende koeien in 2020 (cijfers van het CBS). Het Convenant Weidegang heeft als doelstelling om 81,2% van de bedrijven een vorm van weidegang te laten toepassen (cijfers van de Nederlandse Zuivel Organisatie). Aangezien grootschalige bedrijven gemiddeld minder weidegang toepassen, vertaalt de 81,2% doelstelling zich in een veel lager percentage weidende koeien dan de doelstelling van het kabinet. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe de 81,2% weidende bedrijven zich vertaalt in percentage weidende koeien volgens het CBS? Hoe wil de regering de 80% doelstelling behalen als zij als enig middel naar het vrijwillige convenant verwijst terwijl dit convenant een beduidend lagere ambitie heeft? Welke extra maatregelen gaat de regering inzetten? Gaat het Convenant Weidegang haar ambitie opschalen naar de ambitie van de Staatssecretaris? Onderschrijft de Staatssecretaris dat het wenselijk is dat er eenduidig over weidegang gecommuniceerd wordt en dat de cijfers van het CBS daarbij leidend horen te zijn?
Het aantal weidende bedrijven van 81,2% is op dit moment niet te vertalen in het aantal weidende koeien in 2020. Dit is namelijk voor een belangrijk deel afhankelijk van de verdere ontwikkeling van de bedrijven in de komende jaren. Op basis van de huidige beschikbare cijfers over 2014 komt 77,8% van het aantal weidende bedrijven overeen met 69% van het aantal koeien. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat de ambitie van het kabinet hoger ligt dan de ambitie in het convenant. Zowel de overheid als de convenantspartijen zien een gezamenlijke verantwoordelijkheid om koeien zoveel als mogelijk weidegang te bieden en daar gezamenlijk de diverse instrumenten voor in te zetten, zoals ook aangegeven in de kabinetsreactie van 3 maart 2016 (Kamerstuk 34 313, nr. 4). De recente toename van 350 nieuwe weiders (zie antwoord op de eerdere vraag van de VVD-fractie) geeft aan dat de gekozen lijn van vrijwillige stimulering van weidegang succesvol lijkt, waarmee ook mijn ambitie van weidegang in 2020 binnen bereik blijft.
Zoals bij de beantwoording van de vragen van de VVD-fractie is aangegeven onderzoekt de zuivelsector de mogelijkheid van het publiceren van geborgde gegevens voor wat betreft het aantal weidende koeien naast het aantal bedrijven dat aan weidegang doet. Ik heb daarbij ook aangegeven dat ik in de toekomst jaarlijks de CBS cijfers over het aantal koeien dat weidegang heeft zal blijven publiceren.
Kan de Staatssecretaris vertellen wanneer de jaarlijkse cijfers over het percentage koeien met weidegang worden gepubliceerd? Waarom publiceerde het CBS deze cijfers vorig jaar pas vlak voor kerst? Kunnen dit jaar de cijfers – zoals voorheen- eerder komen?
De gegevens over weidegang worden verzameld via de jaarlijkse Landbouwtelling. Als gevolg van de implementatie van het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en de daaruit voortvloeiende veranderingen, alsmede de verlengde indieningstermijn van de gecombineerde opgave, waren de cijfers over 2015 circa 3 maanden vertraagd. De verwachting is dat de cijfers over dit jaar eerder beschikbaar komen.
Aangezien de minimale norm voor weidegang 120 dagen van minimaal 6 uur is en uit de cijfers van het CBS blijkt dat 5,2% van de beweide koeien onder deze norm zit, bedraagt het daadwerkelijke percentage volwaardige weidegang feitelijk 63,4% (68,6%–5,2%). Erkent de Staatssecretaris dit?
Uit de cijfers van het CBS blijkt dat 5,2% van de beweide koeien niet geheel voldoet aan de norm van 120 dagen per jaar weidegang. Wel kan worden geconstateerd dat van deze koeien een aanzienlijk deel (80%) meer dan 6 uren per dag buiten is en daarmee wel voldoet aan de andere voorwaarde van de norm.
Onderschrijft de Staatssecretaris dat mestvergisting/ mestverwerking en weidegang in de praktijk niet samengaan? Is dit een overweging bij het regeringsbeleid om mestvergisting en mestverwerking te stimuleren? Zijn er in Nederland gevallen bekend waarin weidegang en mestvergisting/ mestverwerking samen gaan?
Ik onderschrijf deze mening niet. Ook bij weidegang komt 80 tot 90% van de mest in de stal terecht en is beschikbaar voor mestvergisting. Mestvergisting en mestverwerking zijn aanvullende technieken op deze gangbare huisvestingsystemen voor melkvee en kunnen worden gecombineerd met weidegang. Het kabinet stimuleert de opwekking van hernieuwbare energie uit biomassa, waaronder mest, en ook weidegang.
De indieners schrijven in de nota dat weidegang in praktisch alle gevallen gunstiger is qua milieubelasting. De leden van de SP-fractie willen graag weten of de Staatssecretaris dit onderschrijft voor de verschillende milieuaspecten, en zo ja waarom wel, zo nee waarom niet? Zijn er recente publicaties bekend die dit bevestigen dan wel ontkennen?
Afhankelijk van welk milieuaspect wordt bekeken, is weidegang gunstig of ongunstig. Weidegang is bijvoorbeeld gunstig om ammoniakuitstoot te voorkomen, voor de uitspoeling van nutriënten is het minder gunstig. Dit is ook afhankelijk van de mate van weidegang, onbeperkt of beperkt weiden gedurende een deel van de dag. In de volgende publicaties wordt hier nader op ingegaan: Van den Pol-van Dasselaar, A., P.W. Blokland, T.J.A. Gies, G. Holshof, M.H.A. de Haan, H.S.D. Naeff, A.P. Philipsen, 2015. Beweidbare oppervlakte en weidegang op melkveebedrijven in Nederland (bijlage bij Kamerstuk 34 313, nr. 4). Wageningen, Wageningen UR (University & Research centre) Livestock Research, Livestock Research Rapport 917. Zie p. 47–48. http://edepot.wur.nl/362949 en Van der Pol- van Dasselaar, 2005, Weidegang in beweging. Wageningen, Wageningen UR (University & Research centre), Animal Science Group, Praktijkrapport rundvee 81 http://edepot.wur.nl/19463.
De indieners schrijven in de nota dat weidegang gunstiger is voor diergezondheid. Deze leden willen graag weten of de Staatssecretaris dit onderschrijft, en zo ja waarom wel, zo nee waarom niet? Zijn er recente publicaties bekend die dit bevestigen danwel ontkennen? Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel minder antibiotica er gebruikt wordt bij weidende koeien dan bij niet weidende koeien?
Koeien kunnen in de weide in contact komen met ziekteverwekkers die in de stal niet voorkomen, zoals leverbot. De risico’s op besmetting in het weiland zijn beheersbaar. Daarnaast zijn er verscheidene publicaties bekend die een positief effect beschrijven van weidegang op met name klauwgezondheid en uiergezondheid. Het antibioticagebruik op melkveebedrijven wordt niet uitgesplitst tussen bedrijven met en zonder weidegang. Het valt dus niet te zeggen of en hoeveel minder antibiotica wordt gebruikt bij weidende koeien. De melkveehouderij kenmerkt zich overigens door een laag en minimaal verantwoord antibioticumgebruik en lage resistentieniveaus.
De indieners schrijven in de nota dat uit verschillende rapporten blijkt dat weidegang onder bijna alle omstandigheden meer inkomen oplevert voor de boer. De leden van de SP-fractie willen graag weten of de Staatssecretaris dit onderschrijft, en zo ja waarom wel, zo nee waarom niet? Zijn er recente publicaties bekend die dit bevestigen dan wel ontkennen?
In het algemeen kan worden gesteld dat weidegang meer inkomen oplevert, zoals ook blijkt uit diverse studies. Zie hiervoor ook de publicatie «Kijken met een weide blik» van Van den Pol-Dasselaar uit 2016 (p.24-p.27). De diversiteit op de bedrijven is echter erg groot, onder andere door verschillen in grondsoort en de feitelijke opnamemogelijkheden van voldoende vers gras. De variatie in economische resultaten is dat ook. Hierdoor wordt in de praktijk niet altijd ervaren dat beweiding een economisch voordeel oplevert. Het management van beweiding is ook moeilijker, waardoor niet elke veehouder in staat is het potentiële economische resultaat te verzilveren. Een actuele studie naar kosten en opbrengsten bij beweiding bij verschillende bedrijfsgroottes is niet beschikbaar. De meest recente studies zijn vermeld in bovengenoemde publicatie «Kijken met een weide blik» (p.24-p.27).
De klacht van veel boeren is dat de kringloopwijzer vooral voor intensieve bedrijven nuttig is, maar voor grondgebonden bedrijven met weidegang niets toevoegt. Deze leden willen hier graag een reactie op van de Staatssecretaris.
De KringloopWijzer is door de zuivelindustrie verplicht gesteld voor alle ondernemers die melk leveren. De KringloopWijzer is een managementinstrument dat op bedrijfsniveau de stromen nutriënten in mest en gewas op een melkveehouderij inzichtelijk maakt. Weidegang is als variabele opgenomen in dit model. Het is aan de zuivelsector om te bepalen voor welk type bedrijven de KringloopWijzer een geschikt managementinstrument is om te sturen op de mineralenkringloop op bedrijfsniveau.
De leden van de SP-fractie hebben geconstateerd dat grote melkveebedrijven in veel gevallen een hogere prijs van de zuivelbedrijven voor hun melk krijgen dan kleine bedrijven. Deze zogeheten kwantumtoeslag stimuleert schaalvergroting en daarmee indirect dat steeds meer koeien de stal in verdwijnen. Wat vindt de Staatssecretaris van de kwantumtoeslag die door een groot deel van de zuivelorganisaties wordt toegepast? Kan de Staatssecretaris aangeven per coöperatie of gemiddeld hoeveel kleine bedrijven krijgen per liter melk en hoeveel grote bedrijven? Kan hij ook aangeven hoeveel de weidepremie bedraagt per coöperatie en gemiddeld? Onderschrijft de Staatssecretaris dat de weidepremie eigenlijk hoger behoort te zijn dan de kwantumtoeslag?
De uitbetaling van de melkprijs is een verantwoordelijkheid van de coöperaties/zuivelverwerkers. Zowel de kwantumtoeslag als de weidepremie kunnen een onderdeel vormen van de prijs. Exacte informatie over de kwantumtoeslag is niet van alle zuivelverwerkers beschikbaar. Op basis van openbare gegevens van de grootste zuivelcoöperatie in Nederland, FrieslandCampina, kan worden geconcludeerd dat de kwantumtoeslag voor de melkveehouder het nettoresultaat is van een vaste inhouding per 100 kg melk en gestaffelde toeslagen per leveringsklasse (per 100.000 kg). Voor een bedrijf met een gemiddelde melkproductie van 600.000 kg is het nettoresultaat van inhoudingen en toeslagen neutraal. Het maximale resultaat wordt bereikt bij een productie van 2 mln. kg melk, waarbij de toeslag ongeveer € 0,40 per 100 kg bedraagt, daarboven is de netto meeropbrengst nihil omdat kwantumtoeslag en vaste inhouding aan elkaar gelijk zijn.
Weidepremies worden door zuivelondernemingen aan melkveebedrijven betaald als zij hun koeien weidegang bieden conform de vastgestelde weidegangnorm. Alle melkveehouders kunnen een premie krijgen voor weidegang. Gemiddeld ging het in 2015 om een bedrag van € 0,90 per 100 kilogram melk. Het is aan iedere zuivelonderneming zelf om bekend te maken wat zij uitbetalen. Voor FrieslandCampina is de toeslag € 1,– per 100 kg melk. Op basis van de gegevens van FrieslandCampina kan geconcludeerd worden dat, ongeacht de grootteklasse van de leveranties, de weidepremie fors hoger is dan de kwantumtoeslag.
Is de Staatssecretaris van mening dat weidende boeren makkelijker van coöperatie moeten kunnen wisselen, bijvoorbeeld als bij hun coöperatie de weidepremie laag is of als deze geen nieuwe biologische boeren meer aanneemt? Welke belemmeringen zijn er momenteel en zijn deze wettelijk verankerd? Hoeveel geld is een melkveehouder gemiddeld kwijt als hij van coöperatie wisselt?
Bij onder meer FrieslandCampina zijn er geen kosten voor uittredende boeren. Nieuwe toetreders betalen een financiële bijdrage, omdat zij vanaf het moment van toetreding alle lidmaatschapsrechten krijgen en deel uitmaken van Zuivelcoöperatie FrieslandCampina U.A. Deze bijdrage is € 10,– per 100 kilo melk van de verwachte jaarleverantie van de nieuwe toetreder.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie op de initiatiefnota van de leden Van Gerven, Grashoff en Koşer Kaya over Wei voor de koe. Hierover hebben deze leden nog enkele vragen. De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris of hij een update kan geven van de laatste ontwikkeling ten aanzien van weidegang. Zij vragen de Staatssecretaris een inschatting te geven van de economische gevolgen van de voorstellen van de initiatiefnota voor de Nederlandse melkveehouderij. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de consequenties zijn van een wettelijke verplichting ten aanzien van weidegang voor de waardering van weidegang op de markt?
Voor de gevraagde update van de laatste ontwikkeling ten aanzien van weidegang verwijs ik u naar het antwoord op de eerdere vraag van de VVD-fractie. De economische gevolgen van de voorstellen van de initiatiefnota zijn niet nauwkeurig te bepalen, omdat dit afhankelijk is van onder andere de huiskavelgrootte van de niet-weidende bedrijven en de veebezetting. Ter indicatie: € 0,01 hogere productiekosten per kg melk, gerekend over de 30% van de melkveestapel die nu niet wordt geweid, komt overeen met een gevolg van ongeveer € 40 mln. voor de Nederlandse melkveehouderij. Het is onbekend wat de financiële waardering van de consument zal zijn voor Nederlandse weidemelk die dan een regulier karakter heeft, omdat er dan geen sprake meer zal zijn van een toeslag op de melkprijs.
De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris een kwantitatieve inschatting te maken van de verhoging van de regeldruk en uitvoerings- en controlelasten voor de overheid als weidegang verplicht zou worden.
Zoals aangegeven in mijn eerder genoemde brief van 3 maart 2016 (Kamerstuk 34 313, nr. 4) onderschrijf ik, samen met de initiatiefnemers, het belang van weidegang. Met de huidige aanpak voor weidegang en de maatregelen die worden genomen door zowel het kabinet als de sector wordt ingezet op het breed stimuleren van weidegang. Een beloning voor de bovenwettelijke inzet die door de ondernemer wordt gepleegd is hierbij een belangrijk element. Ik ben er van overtuigd dat met de combinatie van stimulering vanuit de sector zelf en gerichte ondersteuning vanuit de overheid evenveel of zelfs meer kan worden gerealiseerd met beperkte lasten dan de voorgestelde regulering van de initiatiefnemers. Zoals gezegd, zal ik wel samen met de sector in de gaten houden of het beoogde resultaat daadwerkelijk wordt gerealiseerd. Ik heb daarom geen kwantitatieve onderbouwing voorhanden, aangezien ik geen wettelijke regeling voorbereid. Ik verwijs u hiervoor ook naar mijn antwoord op de vraag van de fracties van de VVD en PvdA.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie vragen waar het verschil in het toepassen van weidegang tussen melkveebedrijven met of zonder melkrobot (respectievelijk 52% en 85%) uit voortkomt nu de regering zelf schrijft dat «ook bij gebruik van de melkrobot [.] weidegang dus goed mogelijk [is]». Als dat inderdaad zo is, waarom doen melkveehouders dat dan toch niet? Dit mede gegeven de ambitie om te komen tot 80% weidegang en dit deel van de sector daar nog ver onder zit. Kan de Staatssecretaris voorts aangeven op welke wijze het in de kabinetsreactie beschreven beleid specifiek inzet op het boeken van vooruitgang bij deze bedrijven?
In het verleden zijn veel melkveehouders die de overstap maakten naar een automatisch melksysteem gestopt met weiden, zodat de koeien op elk willekeurig moment van de dag het in de stal geplaatste automatische melksysteem kunnen bereiken, waardoor weidegang niet meer mogelijk leek. Inmiddels hebben twee melkrobotfabrikanten het Convenant Weidegang ondertekend. Zij houden bij de advisering aan melkveehouders rekening met het belang van weidegang en sluiten hun productinnovatie daar op aan. Verder is in oktober 2015 in opdracht van de Duurzame Zuivelketen de brochure «Robot & Weiden» uitgebracht, waarin vijf concepten voor automatisch melken en weidegang zijn uitgewerkt die melkveehouders met een automatisch melksysteem kunnen benutten. Aan de pilot van het project «Robot & Weiden» in 2015 hebben 500 melkveebedrijven meegedaan. De voornaamste uitkomst van het project «Robot & Weiden» is dat de combinatie van een melkrobot en volledige weidegang mogelijk is. Ook binnen het project «Nieuwe Weiders», dat mede door mij wordt gefinancierd, wordt aandacht besteed aan deze doelgroep.
De leden van de D66-fractie vragen waarom het belangrijk is dat de beloning voor weidegangmelk bovenwettelijk is. Is het niet immers zo dat ongeacht of dit een wettelijke verplichting is, weidemelk een meerwaarde kent ten opzichte van niet-weidemelk? Vertaalt zich dat dan niet ook na een eventuele wetswijziging tot vertaling van die kwaliteit in de voor die melk geboden prijs? Waarop is de vrees gegrond dat dit niet het geval zal zijn en weidemelk alleen naar waarde geprijsd zal worden zonder wettelijke verplichting?
Wanneer weidegang wettelijk wordt verplicht, zal elk bedrijf aan dezelfde norm moeten voldoen. Weidegang wordt dan niet meer vanuit de sector zelf gestimuleerd en daarmee vervalt de aanleiding voor zuivelfabrieken en retail voor een extra prijswaardering van weidemelk en komt de weidegangpremie te vervallen. De meerwaarde voor weidemelk vanuit de markt vervalt, omdat het gemeengoed is geworden.
De leden van de D66-fractie vragen waarom het opnemen van een recht op weidegang in de Wet Dieren zou leiden tot een forse verhoging van de regeldruk en tot grote uitvoerings- en controlelasten voor de overheid. Zij vragen zich daarvoor allereerst af waaruit zou blijken dat melkveehouders die nu weidegang toepassen voor hun koeien te maken zouden hebben met fors hogere administratieve lasten of dat er grootschalige lasten vanuit de sector zouden zijn om op naleving van het Convenant Weidegang toe te zien. Graag vernemen de aan het woord zijnde leden ook of deze door de regering verwachte lasten en regeldruk ook zouden optreden indien de verplichting tot weidegang elders in de wet geregeld zou worden, bijvoorbeeld door deze in te regelen in de Wet grondgebonden groei melkveehouderij of de wet aangaande het fosfaatrechtenstelsel.
Op dit moment wordt de borging van weidegang uitgevoerd door onafhankelijke private auditpartijen. Dit zorgt er onder meer voor dat weidezuivel een weidezuivellogo kan krijgen en dat melkveehouders een weidepremie kunnen ontvangen. Deze borging wordt zowel fysiek als administratief uitgevoerd. De met controle en handhaving samenhangende lasten worden nu volledig privaat gedragen door de zuivelondernemingen. Bij een wettelijke verplichting komen deze lasten voor de overheid. Wanneer weidegang wettelijk verplicht wordt zal deze niet meer vanuit de sector zelf worden gestimuleerd en komt de weidegangpremie te vervallen, evenals de daaraan gekoppelde borgingssystematiek. De overheid zal de handhaving en borging dan zelf moeten regelen wat zal leiden tot hogere lasten. Dit is ongeacht welk wettelijk kader voor een eventuele verplichte weidegang wordt benut.
Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben met teleurstelling kennisgenomen van de kabinetsreactie op de initiatiefnota om weidegang voor koeien te verplichten. Zij constateren dat de ambities van dit kabinet ten aanzien van weidegang zich beperken tot mooie woorden maar dat elke vorm van daadkracht en sturing op weidegang ontbreekt. Deze leden uiten hun zorgen over het beleid van dit kabinet dat de verdere industrialisering en intensivering van de melkveehouderij stimuleert en zij roepen de Staatssecretaris van Economische Zaken nadrukkelijk op om zijn beleid te heroverwegen. De melkveehouderij heeft de laatste dertig jaar een ontwikkeling doorgemaakt waardoor het aantal familiebedrijven gedaald is, het aantal koeien per bedrijf enorm is gestegen en, als gevolg van fokkerij de productie per koe onnatuurlijk hoog is geworden. Het gevolg hiervan is dat steeds meer koeien permanent op stal komen te staan omdat de bedrijfsvoering voor de boer makkelijker en efficiënter is. De leden van de PvdD-fractie constateren dat de koe hiervan de dupe is. Op stal is er nauwelijks gelegenheid voor de koe om natuurlijk gedrag te vertonen terwijl met weidegang aan de biologische behoeften van de koe tegemoet wordt gekomen. De diergezondheid van een koe in de weide is beter dan die van een koe op stal; aandoeningen zoals mastitis, klauwaandoeningen, kreupelheden en longontsteking komen in de weide minder voor dan op stal. Niet alleen voor het dier is weidegang beter maar ook voor de bodem. Weidegang leidt tot een betere bodemkwaliteit door minder mechanische bemesting. De waterregulatie is beter en dat is niet geheel onbelangrijk in een tijd waarin het klimaat steeds natter wordt. De herstelcapaciteit van de bodem neemt bij weidegang toe. Ook de biodiversiteit neemt toe bij weidegang. Een grotere biodiversiteit leidt tot een robuuster en minder kwetsbare melkveehouderij. Weidegang zorgt tevens voor minder emissie van ammoniak en broeikasgassen en draagt bij aan het voortbestaan van weidevogels. Vanwege al deze voordelen zijn deze leden van mening dat alle koeien verplichte weidegang zouden moeten hebben. Is de Staatssecretaris bereid alsnog weidegang in Nederland te verplichten?
Ik verwijs u hiervoor naar mijn antwoord op eerdere vragen van de fracties van de PvdA en CDA, waarin ik heb aangegeven er van overtuigd te zijn dat met de combinatie van stimulering vanuit de sector zelf en gerichte ondersteuning vanuit de overheid evenveel of zelfs meer kan worden gerealiseerd.
De leden van de PvdD-fractie constateren dat het percentage koeien dat in de wei loopt, blijft dalen. Het percentage is gedaald van 81.2% in 2012 naar 78,3% van de bedrijven in 20152. Het aantal koeien dat weidegang krijgt, is zelfs gedaald naar 70% in 20153. Bij ongewijzigd beleid voorspelt WUR4 dat in 2020 slechts 57% van de koeien volgens de norm, 120 dagen/6 uur per dag, weidegang zullen hebben. 37% Van de koeien zal permanent op stal staan. Deze leden zijn dan ook verbaasd over de positieve uitspraak van de Staatssecretaris dat er een einde is gekomen aan de dalende trend van weidegang. In hoeverre heeft de Staatssecretaris hier gekeken naar het aantal koeien en naar het aantal uren dat deze koeien buiten lopen? Graag een reactie.
In het antwoord op een eerdere vraag van de VVD-fractie heb ik de meest actuele stand van zaken ten aanzien van weidegang weergegeven. De door mij genoemde omslag van de dalende trend van weidegang is gebaseerd op de toename van het aantal bedrijven dat weidegang toepast. Deze ontwikkeling wordt bevestigd door de toename van het aantal nieuwe weiders in 2016, te weten 350 bedrijven. Voor wat betreft het aantal uren weidegang kan ik aangeven dat dit niet jaarlijks door het CBS wordt gemonitord. Op basis van beschikbare gegevens over 2008, 2013 en 2014 kan worden geconstateerd dat dit vrijwel gelijk is gebleven. In 2008 bedroeg het gemiddelde aantal uren weidegang bij dag- en nachtweiden 20 uren en bij dagweiden gemiddeld 8 uren per etmaal. In 2013 en 2014 bedroeg het aantal uren weiden per etmaal iets minder, maar bedroeg afgerond op hele uren nog steeds 20 respectievelijk 8 uren.
De leden merken op dat er maar één definitie van weidegang is, namelijk «koeien die 100% buiten in de wei lopen en gras grazen». Het hanteren van de norm van 120 dagen/6 uur per dag weidegang heeft al afbreuk gedaan aan de definitie van weidegang. In 2011 liepen koeien nog gemiddeld 181 dagen per jaar, 11 uur per dag buiten. Hoe beoordeelt de Staatssecretaris de neergaande trend qua uren en dagen dat een koe naar buiten mag? Is de Staatssecretaris het met de leden van de PvdD-fractie eens dat deze trend onwenselijk is en dat het «luchten van koeien» niet gedefinieerd kan worden als weidegang? Is de Staatssecretaris bereid om een definitie vast te leggen voor weidegang waarin expliciet wordt meegenomen dat koeien maximaal in de wei lopen en gras grazen?
Om de controle en borging van weidegang mogelijk te maken heeft de zuivelsector een minimumnorm voor weidegang geïntroduceerd. Dit is ook vastgelegd in het Convenant Weidegang. Bij deze norm kunnen koeien ook voldoende vers gras opnemen. Hierbij is zeker geen sprake van het «luchten van koeien». Daarnaast is in de definities van weidegang, zowel voor volledige als deelweidegang, opgenomen dat de dieren moeten worden geweid op een weide met voldoende grasaanbod, zodat de dieren voortdurend hun natuurlijk graasgedrag kunnen uitoefenen
Bent u tevens bereid om bedrijven te verplichten tot het beschikken van een huiskavel van minimaal 0.33 hectare per koe zodat de melkveehouderij echt grondgebonden wordt? Zo ja, op welke wijze en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
De eisen aan de grondgebondenheid van melkveebedrijven zijn vastgelegd in de algemene maatregel van bestuur Grondgebondenheid (artikel 70a Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet) die sinds 1 januari 2016 van kracht is. Conform de motie Reuten c.s. (Kamerstuk 33 797, nr. G) heeft de regering besloten om de inhoud van de AMvB in de Meststoffenwet op te nemen. Het wetsvoorstel daartoe is in september 2015 bij de Tweede Kamer ingediend (Kamerstuk 34 295, nr. 2). Ik acht verdere aanvullende eisen ten aanzien van de grondgebondenheid van melkveebedrijven niet nodig, omdat ik meen dat met deze amvb en wetsvoorstel de grondgebondenheid van melkveebedrijven voldoende gewaarborgd is.
Met de dalende trend van weidegang concluderen de leden van de PvdD-fractie dat het Convenant Weidegang niet haar zelf opgelegde doelen heeft behaald. Deze leden constateren dat het convenant mislukt is. De conclusie wordt ook gedeeld door één van de (ex-)partners van het convenant, Milieudefensie. Deze organisatie is vanwege het niet behalen van de doelstellingen en de vrijblijvendheid die het convenant met zich meebrengt, uit het convenant gestapt. Kan de Staatssecretaris een reactie geven op deze recente gebeurtenissen en uitspraken?
In mijn antwoord op een eerdere vraag van de VVD-fractie heb ik mijn reactie gegeven op het uittreden van Milieudefensie uit het Convenant Weidegang. Overigens kan niet worden gesteld dat de doelen van het Convenant Weidegang niet zijn behaald. De einddoelen van het convenant hebben betrekking op het jaar 2020 en daarover kunnen nu nog geen conclusies worden getrokken.
De Staatssecretaris geeft in zijn reactie op de initiatiefnota aan dat hij het belang van weidegang onderschrijft. Deze leden constateren echter dat de financiële snoepjes voor de sector, de 1 miljoen deskundigheidsbevordering en de eenmalige uitkering van 4 miljoen, onvoldoende zal bijdragen om het aantal koeien en het aantal uren dat koeien weidegang krijgen, te verhogen. De leden van de PvdD-fractie constateren, samen met wetenschappers en maatschappelijke organisaties, dat de Staatssecretaris wet- en regelgeving opstelt die weidegang juist tegenhoudt en opstallen stimuleert. Deze leden verwijzen hierbij naar de fosfaatrechten, het mestbeleid, de kringloopwijzer, het ammoniakbeleid en de MIA/Vamil-regeling, Is de Staatssecretaris het met de leden van de PvdD-fractie eens dat eerder genoemd beleid weidegang tegenhoudt en opstallen stimuleert? Zo ja, is de Staatssecretaris bereid om onderliggende wetgeving en regelingen te heroverwegen? Zo nee, is de Staatssecretaris bereid om een onderzoek te laten uitvoeren naar de negatieve effecten van de wet- en regelgeving op weidegang? Hoe kijkt de Staatssecretaris naar een forfaitaire verantwoording in plaats van een verantwoording via de kringloopwijzer?
Het mestbeleid beoogt de verliezen van nutriënten te verminderen om de waterkwaliteit te verbeteren. Het mestbeleid beïnvloedt nauwelijks de keuze van individuele melkveehouders om koeien te weiden of op stal te houden. De KringloopWijzer is door de zuivelindustrie als verplichting aan ondernemers opgelegd. De KringloopWijzer maakt geen onderdeel uit van wet- en regelgeving van de overheid. In mijn brief van 2 juli 2015 (Kamerstuk 33 979, nr. 98) heb ik aangegeven dat voor bedrijfsspecifieke verantwoording in het kader van het stelsel van fosfaatrechten het gebruik van de Kringloopwijzer, wanneer deze privaat is geborgd, het meest voor de hand ligt. Het is hierbij van belang dat de werking van de Kringloopwijzer objectief is bepaald en wetenschappelijk deugdelijk is. Met de sector vindt overleg plaats over de precieze wijze waarop de KringloopWijzer kan worden geborgd en gehandhaafd, en de wijze waarop eventuele overtredingen worden gesanctioneerd.
Weidegang vermindert de ammoniakemissie. Weidegang is erkend als ammoniakreducerende managementmaatregel in de tweede bijlage bij de Regeling Ammoniak en Veehouderij (Rav). Het ammoniakbeleid houdt weidegang niet tegen, maar stimuleert dit juist.
De fiscale MIA/VAMIL faciliteit kan door ondernemers worden gebruikt bij het doen van bepaalde duurzame investeringen. Dit is bijvoorbeeld mogelijk bij de bouw van een nieuwe stal. Deze stal moet dan wel voldoen aan criteria zoals geformuleerd in de Maatlat Duurzame Veehouderij. Per 1 januari 2016 is op mijn verzoek de Maatlat Duurzame Veehouderij aangepast door de invoering van een apart maatregelenpakket voor melkveestallen waarbij weidegang wordt toegepast. Hiermee wordt weidegang gestimuleerd bij investeringen en de bouw van nieuwe duurzame stallen.
Ik ben van mening dat er niet gesproken kan worden van een negatieve invloed van de genoemde regelgeving op weidegang. Integendeel, diverse regelingen stimuleren juist weidegang. De AMvB grondgebonden groei melkveehouderij borgt de grondgebondenheid in de melkveehouderij en kan daarmee een positief effect hebben op weidegang. Het stelsel van fosfaatrechten heeft tot doel te borgen dat de fosfaatproductie in de melkveehouderij weer onder het met de Europese Commissie afgesproken productieplafond komt. Het is mijn verwachting dat het stelsel van fosfaatrechten geen negatief effect zal hebben op de mate van weidegang. Heroverweging van de genoemde regelgeving in het kader van het bevorderen van weidegang is mijns inziens dan ook niet nodig.
Er zijn vele factoren die een rol spelen bij de keuze van een ondernemer of weidegang past in de eigen bedrijfsvoering en -filosofie zoals bijvoorbeeld de beschikbaarheid van een huiskavel van voldoende omvang, het gehanteerde managementsysteem op het bedrijf, de door zuivelondernemingen uitgekeerde weidepremie en de omvang van het bedrijf.
De leden van de PvdD-fractie hebben kennis genomen van het artikel van Wakker Dier waarin zij aangeven dat Friesland Campina belastinggeld wil gebruiken voor mestvergisting. Het Centrum voor Landbouw en Milieu heeft een notitie opgesteld waaruit blijkt dat mestvergisters het opstallen van koeien en de industrialisering en schaalvergroting van de melkveehouderij aanjagen. De mestvergister wordt namelijk pas rendabel bij het houden van 200 melkkoeien, terwijl een gemiddeld melkveebedrijf nu zo’n 100 koeien heeft. Erkent u dat het subsidiëren van mestvergisters weidegang tegenhoudt? Bent u bereid om bij de volgende begroting de subsidie voor mestvergisters in te trekken en een regeling op te stellen waarbij ingezet wordt op het verminderen van de melkveestapel en het faciliteren van weidegang? Zo nee, waarom niet?
Ook bij weidegang vindt 80 tot 90% van de mestproductie in de stal plaats. De opslag van mest vindt zodanig plaats dat de waardevolle mineralen in de mest efficiënt kunnen worden toegepast bij de bemesting van de gewassen en dat de emissies naar het milieu worden beperkt. Door middel van mestvergisting wordt de emissie van broeikasgassen zoals methaan uit rundveemest verminderd en wordt duurzame energie geproduceerd. Deze techniek kan ook worden toegepast op melkveebedrijven met weidegang. Momenteel werk ik met de agrosector aan een innovatieprogramma voor monomestvergisting met als doel om de kostprijs voor dergelijke systemen te verlagen, waardoor monomestvergisting ook voor kleinere bedrijven aantrekkelijk wordt. Ik zal niet ingaan op het verzoek om bij de volgende begroting subsidies voor mestvergisters in te trekken, omdat er ook uitdagingen zijn op het gebied van duurzame energie.
Ik stimuleer weidegang op diverse manieren, zoals aangegeven in de kabinetsreactie op de Initiatiefnota (Kamerstuk 34 313, nr.4). Daarnaast werk ik, zoals u weet, aan een systeem van fosfaatrechten, dat grenzen zal gaan stellen aan de omvang van de melkveestapel.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34313-6.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.