Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 34238 nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 34238 nr. 2 |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo, Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels te stellen over het toezicht en de handhaving door de inspectie jeugdzorg op de naleving van de kwaliteitseisen voor de jeugdzorg;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 18.4.7a wordt vervangen door:
Voor de toepassing van de artikelen 18.4.7b, 18.4.7c, 18.4.7d, 18.4.7e, 18.4.7f, 18.4.7g, 18.4.7h en 18.4.7i wordt verstaan onder:
de natuurlijke persoon, de rechtspersoon of een samenwerkingsverband dat op Bonaire, Sint Eustatius of Saba daartoe door het Rijk gefinancierde jeugdzorg verleent;
niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van de jeugdzorg of (gezins)voogdij en die tot een ernstig schadelijk gevolg voor of de dood van een jeugdige of een ouder heeft geleid;
geheel van schriftelijke of elektronisch vastgelegde gegevens met betrekking tot de verlening van door het rijk gefinancierde jeugdzorg of (gezins)voogdij aan een jeugdige of ouder;
lichamelijk, geestelijk of seksueel geweld jegens een jeugdige of een ouder, of bedreiging daarmee, door iemand die werkzaam is voor een aanbieder van jeugdzorg of een (gezins)voogdij-instelling, of door een andere jeugdige of ouder met wie de jeugdige of ouder gedurende het etmaal of een dagdeel bij de aanbieder van jeugdzorg of (gezins)voogdij-instelling verblijft;
instelling die gezinsvoogdij verleent en voogdij uitoefent;
de uitvoering van een door de rechter opgelegde maatregel tot ondertoezichtstelling op grond van artikel 1:254 van het Burgerlijk Wetboek BES;
een persoon die:
1°. de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, of
2°. de leeftijd van drieëntwintig jaren nog niet heeft bereikt en voor wie:
– voortzetting van jeugdzorg, die was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, noodzakelijk is, of vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar is gebleken dat jeugdzorg noodzakelijk is, of
– na beëindiging van jeugdzorg die was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, binnen een termijn van een half jaar hervatting van jeugdzorg noodzakelijk is;
ondersteuning van en hulp aan jeugdigen, hun ouders, stiefouders of anderen, die een jeugdige als behorende tot hun gezin verzorgen en opvoeden, bij opgroei- en opvoedingsproblemen of bij dreigende zodanige problemen;
Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onze Minister van Veiligheid en Justitie;
de uitoefening van de voogdij na een door de rechter opgelegde maatregel tot ontheffing of ontzetting uit de ouderlijke macht op grond van de artikelen 1:267 en 1:269 van het Burgerlijk Wetboek BES;
de voogdijraad, bedoeld in artikel 1:238 van het Burgerlijk Wetboek BES.
1. Een aanbieder van jeugdzorg verleent verantwoorde jeugdzorg. Onder verantwoorde jeugdzorg wordt verstaan: jeugdzorg van goed niveau, die in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt verleend en die is afgestemd op de reële behoefte van de jeugdige.
2. De verlening van verantwoorde jeugdzorg omvat mede de systematische bewaking, beheersing en verbetering van de kwaliteit van jeugdzorg.
1. De (gezins)voogdij-instelling voert verantwoorde gezinsvoogdij uit en oefent verantwoorde voogdij uit. Onder verantwoorde (gezins)voogdij wordt verstaan: (gezins)voogdij van goed niveau, die in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt verleend en die is afgestemd op de reële behoefte van de jeugdige.
2. De verlening van verantwoorde (gezins)voogdij omvat mede de systematische bewaking, beheersing en verbetering van de kwaliteit van (gezins)voogdij.
1. De aanbieder van jeugdzorg en de (gezins)voogdij-instelling doen aan de ambtenaren, bedoeld in artikel 18.4.7e, eerste lid, onverwijld melding van:
a. iedere calamiteit die gedurende de verlening van jeugdzorg of gedurende de uitvoering van (gezins)voogdij heeft plaatsgevonden, en
b. geweld gedurende de verlening van jeugdzorg of de uitvoering van (gezins)voogdij.
2. De aanbieder van jeugdzorg en de (gezins)voogdij-instelling verstrekken bij en naar aanleiding van een melding als bedoeld in het eerste lid aan de ambtenaren, bedoeld in artikel 18.4.7e, eerste lid, de gegevens, daaronder begrepen persoonsgegevens, gegevens betreffende de gezondheid en andere bijzondere persoonsgegevens, die voor het onderzoeken van de melding en voor het onderzoeken van de kwaliteit van de jeugdzorg of (gezins)voogdij, verleend voor, tijdens en na de gemelde calamiteit of het gemelde geweld noodzakelijk zijn.
3. Voor zover bij het onderzoeken van een melding gegevens van een jeugdige ter beschikking van de ambtenaren, bedoeld in artikel 18.4.7e, eerste lid, zijn gekomen, ter zake waarvan de betrokken beroepsbeoefenaar uit hoofde van zijn beroep tot geheimhouding verplicht is, geldt gelijke verplichting voor de betrokken ambtenaren van de inspectie jeugdzorg.
1. De ambtenaren van de inspectie jeugdzorg, bedoeld in artikel 9.1, eerste lid, van de Jeugdwet, zijn belast:
– met het toezicht op de naleving van artikel 18.4.7b, artikel 18.4.7c en de krachtens artikel 18.4.7i gestelde regels;
– met het verrichten van onderzoeken naar de kwaliteit in algemene zin van de jeugdzorg en van de aanbieders van jeugdzorg alsmede, waar nodig, het aangeven en bevorderen van middelen ter verbetering daarvan;
– met het toezicht op de uitvoering door de voogdijraad van de in het Burgerlijk Wetboek BES aan de voogdijraad opgedragen taken, en
– met het verrichten van onderzoeken naar de kwaliteit in algemene zin van de (gezins)voogdij, de (gezins)voogdij-instellingen en de voogdijraad, alsmede waar nodig, het aangeven en bevorderen van middelen ter verbetering daarvan.
2. De ambtenaren van de inspectie jeugdzorg houden, in afwijking van het eerste lid, geen toezicht op de naleving van de taak, genoemd in artikel 1:240, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek BES.
3. De ambtenaren, genoemd in het eerste lid, nemen bij de vervulling van hun taak de instructies van Onze Ministers in acht.
4. De inspectie jeugdzorg verricht haar taak uit eigen beweging of op verzoek van een van Onze Ministers.
1. Indien een van Onze Ministers van oordeel is dat artikel 18.4.7b, artikel 18.4.7c of de krachtens artikel 18.4.7i gestelde regels niet of in onvoldoende mate of op onjuiste wijze worden nageleefd, kan hij de aanbieder van jeugdzorg, dan wel de (gezins)voogdij-instelling een aanwijzing geven.
2. In de aanwijzing geeft de Minister die het aangaat met redenen omkleed aan welke maatregelen de aanbieder van jeugdzorg of de (gezins)voogdij-instelling moet nemen met het oog op de naleving van artikel 18.4.7b, artikel 18.4.7c of de krachtens artikel 18.4.7i gestelde regels.
3. De aanwijzing bevat de termijn waarbinnen de aanbieder van jeugdzorg of de (gezins)voogdij-instelling aan de aanwijzing moet voldoen.
4. Indien het nemen van maatregelen in verband met gevaar voor de veiligheid, gevaar voor de gezondheid of gevaar voor ernstige aantasting van overige belangen van de jeugdigen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden, kunnen de ambtenaren, bedoeld in artikel 18.4.7e, eerste lid, een schriftelijk bevel geven. Het bevel heeft een geldigheidsduur van zeven dagen, welke door een van Onze Ministers kan worden verlengd.
5. De aanbieder van jeugdzorg en de (gezins)voogdij-instelling zijn verplicht binnen de daarbij gestelde termijn aan de aanwijzing, onderscheidenlijk onmiddellijk aan het bevel te voldoen.
6. Mandaat tot het verlengen van de geldigheidsduur van een bevel wordt niet verleend aan de ambtenaren, bedoeld in artikel 18.4.7e, eerste lid.
De Minister die het aangaat is bevoegd een last onder bestuursdwang op te leggen ter zake van een gedraging die in strijd is met een krachtens artikel 18.4.7f gegeven aanwijzing of bevel.
1. De ambtenaren, bedoeld in artikel 18.4.7e, eerste lid, verwerken gegevens ten behoeve van de taken bedoeld in artikel 18.4.7d en 18.4.7e, eerste lid.
2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, kunnen persoonsgegevens zijn, voor zover deze gegevens noodzakelijk zijn voor een doelmatige en doeltreffende uitvoering van de taken van de ambtenaren, bedoeld in artikel 18.4.7d en 18.4.7e, eerste lid.
3. Tot de persoonsgegevens kunnen gegevens behoren betreffende iemands etnische of culturele achtergrond, seksuele leven of gezondheid, alsmede strafrechtelijke gegevens.
4. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden niet verwerkt voor andere doeleinden dan genoemd in het tweede lid of daarmee verenigbare doeleinden en worden daar waar mogelijk verwerkt op een wijze die waarborgt dat zij niet tot een persoon herleidbaar zijn.
5. De ambtenaren, bedoeld in artikel 18.4.7e, eerste lid, zijn, voor zover dat voor de vervulling van hun taak noodzakelijk is en in afwijking van artikel 5:20, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd tot inzage van dossiers. Voor zover de betrokken beroepsbeoefenaar uit hoofde van zijn beroep tot geheimhouding van het dossier verplicht is, geldt gelijke verplichting voor de betrokken ambtenaar.
B
In artikel 18.4.8 wordt «18.4.7a» vervangen door: 18.4.7i.
C
Artikel 18.4.11 komt te luiden:
1. De artikelen 5:12, 5:13, 5:15, 5:16, 5:17 en 5:20 en titel 5.3 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing.
2. De artikelen 5:12, 5:13, 5:15, 5:16, 5:17 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van ambtenaren, bedoeld in artikel 18.4.7e, eerste lid, voor zover die ambtenaren zijn belast met het verrichten van de in dat lid bedoelde onderzoeken.
D
Artikel 18.4.12 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, vervalt de laatste zin.
2. In het derde lid wordt «Inspectie voor de Volksgezondheid» vervangen door: Inspectie voor de Gezondheidszorg.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34238-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.