De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het Jaarverslag Defensie 2014 duidelijk maakt dat het de Defensieorganisatie
niet lukt om naast de inzet voor missies voldoende materieel over te houden om te
kunnen trainen en opleiden en voor veel van de uit te voeren taken de beschikbare
middelen te krap zijn bemeten, waarbij tekorten aan reserveonderdelen en onderhoudscapaciteit
zorgen dat materieel soms lange tijd stilstaat;
constaterende dat het verantwoordingsonderzoek van de Algemene Rekenkamer zich richt
op de inzetbaarheidsdoelstellingen waarbij de Algemene Rekenkamer tot het oordeel
komt dat Defensie van veel wapensystemen net genoeg materieel heeft om de gestelde
doelen uit te voeren en een dusdanig grote inzet doet met deze wapensystemen dat ze
inteert op de mate waarin personeel voldoende geoefend is voor een breed palet aan
taken;
overwegende dat de Minister van Defensie niet ingaat op de aanbeveling van de Algemene
Rekenkamer om in de begroting 2016 aan te geven waar aanvullende middelen nodig zijn
om bestaande ambities waar te maken dan wel aan te geven welke bestaande ambities
neerwaarts worden bijgesteld;
van mening dat de Defensieorganisatie veel aan kan, maar de bestaande ambities en
uitdagingen omvangrijk zijn;
van mening dat de regering de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer om de balans
te herstellen, door een gedoseerde aanpak met scherpe prioriteitstelling, over moet
nemen;
verzoekt de regering om, in de begroting 2016 aan te geven waar aanvullende middelen
nodig zijn om bestaande ambities waar te maken dan wel aan te geven welke bestaande
ambities neerwaarts worden bijgesteld,
en gaat over tot de orde van de dag.