Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 september 2015
Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet kinderopvang
en Kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de totstandkoming van het personenregister
kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en de mogelijkheid te komen tot meertalige buitenschoolse
opvang d.d. 2 september jl. heb ik toegezegd de nog openstaande vraag van de heer
Heerma (CDA) voor de stemming schriftelijk te beantwoorden (Handelingen II 2014/15,
nr. 107).
Met deze brief reageer ik op de vraag van de heer Heerma of het niet langer nodig
zal zijn dat een medewerker in de kinderopvang die voor verschillende kinderopvangorganisaties
gaat werken steeds een actuele verklaring omtrent het gedrag (VOG) op naam van de
desbetreffende organisatie zal moeten hebben.
Op basis van de huidige Wet kinderopvang moet een medewerker een actuele VOG overleggen
aan de houder waarvoor hij werkzaam zal zijn. Wanneer de medewerker vervolgens voor
een andere houder gaat werken, zal hij, wanneer de bestaande VOG niet meer voldoende
actueel is, een nieuwe VOG moeten aanvragen en overleggen aan die houder. Overigens
is hiervoor voor stagiairs en uitzendkrachten in de huidige wet een uitzondering gemaakt.
Vanwege het feit dat zij in de praktijk regelmatig wisselen van houder, kunnen zij
bij wisseling van houder gebruik maken van de bestaande VOG.
Een groot voordeel van de invoering van het voorgestelde personenregister is dat het
niet meer nodig zal zijn om bij wisseling van houder een nieuwe VOG aan te vragen.
De medewerker heeft alleen nog een actuele VOG nodig bij de inschrijving in het personenregister
en daarna niet meer. Na de inschrijving gaat de continue screening van start. De medewerker
is op dat moment gescreend op zijn verleden en wordt gescreend op mogelijke nieuwe
strafbare feiten.
Voor de volledigheid herhaal ik dat de medewerker voor zijn inschrijving in het personenregister
een actuele onderwijs VOG zal kunnen gebruiken waarmee hij zowel in het onderwijs
als in de kinderopvang kan werken.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher