Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 februari 2015
Hierbij bied ik u ter informatie aan het onderzoeksrapport «Omvang en verdeling van
de geestelijke verzorging in de krijgsmacht vanaf 2016»1.
Ten behoeve van de samenwerking tussen het Ministerie van Defensie en de Zendende
Instanties is in 2011 het ministerieel besluit «Functionele kaders Geestelijke Verzorging
bij Defensie» vastgesteld. In dit besluit is onder andere opgenomen dat het Ministerie
van Defensie periodiek onderzoek uitvoert naar de behoefte van militair personeel
aan geestelijke verzorging. Ook is opgenomen dat Defensie verantwoordelijk is voor
de toekenning van de formatie per denominatie. In 1991 is voor het laatst een onderzoek
uitgevoerd. Deze verdeling is in 1997 geëvalueerd met als resultaat dat er 150 formatieplaatsen
(vte’n) voor de geestelijke verzorging zijn vastgesteld.
Zoals bekend is, samen met de Zendende Instanties, besloten om opnieuw een onderzoek
te laten uitvoeren naar de omvang en verdeling van de geestelijke verzorgers en de
daaraan gerelateerde ondersteuning. Over dit voornemen heb ik de Kamer in mijn brief
van 7 februari 2013 (Kamerstuk 33 400 X, nr.59) geïnformeerd. Begin 2013 is een stuurgroep ingesteld met daarin vertegenwoordigers
van Defensie en de Zendende Instanties. Deze stuurgroep heeft het onderzoek laten
uitvoeren door een onderzoeksteam bestaande uit onderzoekers van de Radboud Universiteit
Nijmegen, de Vrije Universiteit Amsterdam en de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht.
Op basis van de in april 2014 geleverde onderzoeksresultaten heeft de stuurgroep een
advies opgesteld over de omvang en verdeling van de DGV.
Het advies van de stuurgroep bestaat uit de volgende vier elementen:
-
1. De omvang van de geestelijke verzorging
De stuurgroep adviseert om de primaire functie van de geestelijke verzorging binnen
de krijgsmacht, het beschikbaar zijn op de werkvloer, onverkort in stand te houden
en het aantal geestelijk verzorgers gelijke tred te laten houden met het aantal eenheden
van de krijgsmacht in combinatie met de omvang daarvan.
-
2. De denominatieve verdeling van de geestelijke verzorging
De stuurgroep adviseert de expliciete voorkeur voor zover gemeld door militairen als
verdelingscriterium te hanteren.
-
3. De ondersteuning van de geestelijke verzorging
De stuurgroep adviseert om vanuit het oogpunt van doelmatigheid het takenpakket van
de ondersteuning te herzien en terug te brengen tot een vorm van geconcentreerde administratieve
ondersteuning.
-
4. De positie van de «kleine diensten»
De stuurgroep vraagt aandacht voor hetgeen in de onderzoeksrapportage over de werklast
van de joodse, hindoe en islamitische geestelijke verzorging wordt opgemerkt.
Het advies van de stuurgroep neem ik over. Met instemming van de Zendende Instanties
wordt de omvang van de geestelijke verzorgers bijgesteld van 150 naar 132 vte’n. De
verdeling ziet er dan als volgt uit: 43 rooms-katholiek, 45 protestants en 38 humanistisch.
Over de omvang van de joodse, hindoe en islamitische geestelijke verzorging (thans
2 vte’n elk) wordt nog nader overleg gevoerd. De aan de geestelijke verzorging gerelateerde
ondersteuning neemt af van 32 naar 20 vte’n.
De overeengekomen formatie zal per 1 januari 2016 worden geïmplementeerd. Hiermee
geef ik invulling aan de motie-Segers c.s. van 13 december 2012 (Kamerstuk 33 400 X, nr. 40).
De Minister van Defensie,
J.A. Hennis-Plasschaert