Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 april 2015
In reactie op het verzoek van uw Kamer tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 22 april
(Handelingen II 2014/15, nr. 79, Regeling van Werkzaamheden), informeer ik u hierbij
dat de Duitse Minister van Buitenlandse Zaken Steinmeier op 20 april tegenover de
Süddeutsche Zeitung heeft gezegd dat de berichten over het geweld en de gruweldaden
toen, over de onbegrijpelijkheid van de verschrikkingen, iemand ook nu nog doen verstommen.
Daarnaast heeft hij gezegd dat men datgene wat een eeuw geleden gebeurd is zou kunnen
(«kann wollen») samenvatten onder het begrip «volkerenmoord», en dat hij de redenen
daarvoor en zeker de gevoelens daarover goed begrijpt. Dat hij dat begrijpelijk en
ook belangrijk vindt. Verder heeft hij ook verklaard dat het voor hem, in zijn verantwoordelijkheid
als Minister van Buitenlandse Zaken, belangrijker is te denken aan wat er gebeurt
na de herdenking op 24 april. De moeilijke omgang met het pijnlijke verleden moet
namelijk altijd aan het doel verbonden zijn om in het heden serieus te proberen te
komen tot verzoening. Hij heeft er ook op gewezen dat hij zich zorgen maakt dat een
steeds verhitter politiek debat, in Ankara en in Jerevan, maar ook in Berlijn, niet
leidt tot hetgeen waar het volgens hem werkelijk op aankomt: een oprechte en serieuze
dialoog tussen Turken en Armeniërs over wat toen gebeurd is, wat dat voor het heden
betekent, en hoe de herinnering aan het verschrikkelijke verleden kan leiden tot een
betere verhouding tussen deze buren in de toekomst.
Deze uitspraken, die de laatste zijn die mijn collega Steinmeier hierover tot nu toe
heeft gedaan, komen overeen met wat het kabinet beoogt te bereiken: de noodzakelijke
acceptatie en verwerking van het verleden door beide landen.
Wat betreft vertegenwoordigingen van het kabinet bij herdenkingen, herhaal ik graag
dat de Nederlandse ambassadeur in Georgië, die ons land ook in Armenië vertegenwoordigt,
op vrijdag de 100-jarige herdenking in Jerevan zal bijwonen. Daarnaast hebben Directeur
Europa van mijn ministerie en Directeur Integratie en Samenleving van het Ministerie
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid afgelopen maandag 20 april het herdenkingsconcert
in de Grote Kerk in Den Haag bijgewoond. Hiermee brengt het kabinet zijn medeleven
tot uitdrukking met de nabestaanden van de slachtoffers, en in dit licht voorziet
het kabinet niet in aanwezigheid bij nadere herdenkingen in Nederland.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
A.G. Koenders