34 000 B Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2015

Nr. 18 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 december 2014

In het Algemeen Overleg Ruimtelijke Ordening op 16 april 2014 (Kamerstuk 33 118, nr. 13) met uw Kamer en bij de behandeling van de begroting van BZK op 5 november jl. (Handelingen II 2014/15, nr. 20, items 3 en 6) heb ik u toegezegd dat ik voor het eind van het jaar uw Kamer informatie zal verschaffen over het aantal gemeenten dat in 2015 vanwege financiële redenen onder zogenaamd preventief toezicht komt te staan van de provinciale toezichthouder en het aantal gemeenten dat in 2015 een beroep doet via artikel 12 van de Financiële verhoudingswet op een aanvullende uitkering uit het gemeentefonds.

Gemeenten onder financieel toezicht

Het financieel toezicht van de provinciale toezichthouders is er op gericht te interveniëren als sprake is van een niet meer structureel en reëel sluitende begroting, waarbij het doel is de gemeente te helpen voorkomen dat een beroep moet worden gedaan op een aanvullende uitkering ten laste van de collectiviteit van het gemeentefonds op grond van artikel 12 Financiële-verhoudingswet. Primair is de gemeenteraad volgens de Gemeentewet zelf verantwoordelijk voor het vaststellen van een structureel en reëel sluitende begroting.

Dit stelsel heeft er de afgelopen jaren voor gezorgd dat er sprake was van een gering aantal gemeenten onder preventief toezicht en een klein aantal gemeenten dat een beroep moest doen op een aanvullende uitkering.

Op basis van de gegevens van de provinciale toezichthouders is het landelijke beeld voor 2015 dat in totaal 151 gemeenten onder preventief toezicht zijn gesteld vanwege een niet structureel sluitende begroting. Daarmee stijgt het aantal ten opzichte van 2014. In 2014 stonden negen gemeenten onder preventief toezicht vanwege een structureel niet sluitende begroting.

Het overzicht laat zien dat zeven gemeenten die in 2014 preventief waren, dit ook in 2015 nog zijn. Voor twee gemeenten geldt dat als gevolg van genomen maatregelen, niet meer.

Bij de nieuwe gemeenten onder preventief toezicht valt op dat daarbij een aantal (middel-)grote gemeenten zijn, te weten Heerenveen, Amersfoort, Delft, Middelburg en Vlissingen. De gemeente Vlissingen heeft bij mij tevens voor 2015 een aanvraag voor een aanvullende uitkering op grond van artikel 12 ingediend. Bij deze gemeenten is volgens de provinciaal toezichthouder, de financiële problematiek mede of in belangrijke mate veroorzaakt door grondexploitatieverliezen.

In verband met het vorenstaande, wijs ik er op dat ook dit jaar het Rijk in samenwerking met de VNG onderzoek heeft laten verrichten naar de financiële resultaten van grondexploitatie bij gemeenten. De onderzoeksrapportage is zeer recentelijk aangeboden aan de betrokken ministeries van I&M, W&B en BZK. De rapportage, vergezeld van een kabinetsreactie, zal in januari door de Minister van I&M, mede namens de Minister van W&B en mij, aan uw Kamer worden aangeboden.

Ik wil nu al wel voorkomen dat die brief en rapportage de verwachting wekt dat dit antwoord gaat geven op mogelijke vragen naar oorzaken in individuele gemeentelijke situaties. Daar is het onderzoek en rapportage niet op gericht. Het is opgezet om een beeld te geven van de macro-ontwikkeling, en input te laten zijn voor de mogelijke beleid- en uitvoering aanpassingen van Rijk, provincies en gemeenten.

Buiten de constatering dat veel van de gemeenten onder preventief toezicht te maken hebben met grondexploitatieverliezen, kan ik op dit moment nog geen conclusies verbinden aan wat deze toename van het aantal gemeenten onder toezicht zegt over de ontwikkeling van de financiële positie van de Nederlandse gemeenten in den brede. De provinciale financiële toezichthouders zenden mij elk jaar hun gebundelde bevindingen, dat samen met mijn bevindingen over het financieel toezicht over de provincies jaarlijks aan de Kamer wordt aangeboden. Ik zal hen vragen in hun rapportage daar aandacht aan te besteden. Mede op basis daarvan, is mijn streven u dan een nadere duiding te kunnen geven. Ik verwacht uw Kamer ook over 2014 die bevindingen in het vroege voorjaar 2015 toe te kunnen sturen.

In de bijlage treft u een overzicht van het totaal aantal gemeenten verdeeld over de provincies, ook afgezet tegen eerdere jaren en in historisch perspectief2.

Artikel 12 gemeenten

De (voormalige) gemeenten Boarnsterhim en Millingen aan de Rijn ontvingen in 2014 voor het laatst een aanvullende uitkering. Boarnsterhim is met ingang van 2014 opgeheven, maar de uitkering zoals die voor dat voor dat laatste jaar was vastgesteld, is ten laste van 2014, eind 2013 reeds beschikbaar gesteld.

De gemeente Millingen aan de Rijn stond in 2014 defacto niet meer onder preventief financieel toezicht, vanwege het feit dat het laatste jaar van de aanvullende uitkering betrof en de begroting daarmee inmiddels sluitend was.

De gemeente Ten Boer heeft nadat zij vorig jaar voor het eerste jaar een aanvraag heeft ingediend, ook voor 2015 een beroep gedaan op een aanvullende uitkering.

Nieuwe gemeenten die voor 2015 een aanvraag hebben ingediend zijn Muiden en Vlissingen. Daarmee blijft het reguliere aantal artikel 12 gemeenten in vergelijking met vorig jaar gelijk op drie.

Verder ontvangt de gemeente Lelystad al een langere periode een aanvullende uitkering vanuit artikel 12, maar staat deze gemeente niet onder financieel toezicht omdat de achtergrond van deze zogeheten ICL-bijdrage anders is.

Ik vertrouw hiermee uw Kamer voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
1

Ten tijde van opstellen van deze brief was de besluitvorming in de provincies Utrecht en Noord-Brabant nog niet formeel afgerond. In het geval er nog wijzigingen optreden, zal ik uw Kamer daarover nader informeren.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven