Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 mei 2015
Hiermee reageer ik op uw brief van 24 april aangaande het verzoek uw Kamer te informeren
over de opzet en vraagstelling van de beleidsdoorlichtingen.
Bij de uitwerking van het verzoek van uw Kamer (motie Harbers c.s., Kamerstuk 34 000, nr. 36) heb ik aangegeven dat ik de opzet en vraagstelling onderdeel wil laten uitmaken
van de departementale begrotingen. Omdat het voor 2015 niet haalbaar was de opzet
en vraagstelling nog in de departementale begrotingen te verwerken, is er voor gekozen
eenmalig een aparte brief aan uw Kamer te sturen om aan de motie te voldoen.
De afgelopen maanden hebben mijn collega’s en ikzelf u de opzet en vraagstelling van
de beleidsdoorlichtingen voor 2015 gestuurd. U geeft in uw brief aan dat de Commissie
voor de Rijksuitgaven (CRU) verzoekt om de eenmalige uitzondering tot structurele
uitvoering te maken. Gezien de strekking van de motie Harbers c.s. is om uw Kamer
voor de start van de uitvoering van de beleidsdoorlichting te informeren over opzet
en vraagstelling, neem ik uw verzoek graag over. Daarbij wil ik toevoegen dat alle
brieven uiterlijk op Prinsjesdag aan uw Kamer gestuurd moeten zijn1. Hierdoor blijft het beoogde effect van vroegtijdig informeren van de vaste Kamercommissies
over de inhoud en opzet van de voorgenomen beleidsdoorlichtingen geborgd.
Daarnaast doet u enkele suggesties om de inhoud en opzet van de brieven te harmoniseren.
Zoals ik bij de eerste uitwerking van de motie Harbers c.s. heb geschreven, zou de
opzet en vraagstelling tenminste de punten a tot en met g uit artikel 3.2 van de Regeling
Periodiek Evaluatieonderzoek 2015 (RPE 2015) moeten bevatten. Hieronder vallen de
in uw brief genoemde aandachtspunten, te weten de motivering voor het gevoerde beleid,
de budgettaire omvang (hoe groot is het door te lichten artikel, welk percentage wordt
meegenomen), een overzicht van eerder evaluatiemateriaal en de betrokkenheid van de
onafhankelijke deskundige. Bij het opstellen van de -/- 20% varianten vormt de meerjarige
budgettaire reeks zoals die in de ontwerpbegroting is opgenomen het uitgangspunt.
Eventuele afwijkingen voor die berekening (bijvoorbeeld majeure mutaties na de OW)
worden in de betreffende beleidsdoorlichting nadrukkelijk toegelicht.
Omdat uw Kamer het cruciale sluitstuk is in het proces van verantwoording over het
gevoerde beleid en de daarmee gepaarde uitgaven, ben ik verheugd met uw aandacht en
interesse voor dit instrument.
De Minister van Financiën,
J.R.V.A. Dijsselbloem