Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 33942 nr. 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 33942 nr. 3 |
Vastgesteld 10 juni 2014
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Defensie over het rapport van de Algemene Rekenkamer van 21 mei 2014 bij het jaarverslag van het Ministerie van Defensie (Kamerstuk 33 942, nr.1).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 6 juni 2014. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Ten Broeke
De griffier van de commissie, Van Leiden
1
Op welke wijze kan de versterkte rol van de Commandant der strijdkrachten (CDS) helpen om het financieel beheer in de toekomst te verbeteren?
De rol van de CDS is versterkt op het gebied van de allocatie van alle middelen binnen de krijgsmacht. Ambities en middelen kunnen zo beter op elkaar worden afgestemd. Deze rol onderscheidt zich echter van financieel beheer dat zich richt op alle activiteiten die uiteindelijk leiden tot de verantwoording over de financiële transacties en de saldi. Hierbij gelden eisen als rechtmatigheid, doelmatigheid en deugdelijkheid.
2
Op welke wijze kan het programma Enterprise resource planning (ERP) helpen om het financieel beheer in de toekomst te verbeteren en welke stappen zijn er volgens u nodig om ERP tot prioriteit te behandelen binnen de defensieorganisatie?
Defensie voert de financiële administratie al sinds 2008 uit met de financiële module van ERP. Door de invoering van ERP wordt de bedrijfsvoering defensiebreed gestandaardiseerd en geïntegreerd. Deze software bevat bovendien controlefuncties. Dit draagt bij aan de verbetering van het financieel beheer. Daarnaast is ook de manier van organisatie van belang. Zo is Defensie is in juni 2013 begonnen met de concentratie van de financiële administratie en het financiële beheer in het Financieel Administratie- en Beheer Kantoor (FABK). Dit heeft niet alleen de doelmatigheid vergroot, maar zal, na een tijdelijke teruggang in de kwaliteit gedurende de overgangsfase, het financieel beheer naar verwachting verbeteren.
3
Op welke wijze heeft de Nota «In het belang van Nederland»1 bijgedragen aan een beter financieel beheer bij uw ministerie en hoe zal dit in de toekomst bijdragen aan een beter financieel beheer?
De nota In het belang van Nederland richt zich niet direct op financieel beheer, maar wel op de structurele betaalbaarheid van Defensie. Ten behoeve van de financiële onderbouwing van deze nota is gebruik gemaakt van zogenoemde sjablonen voor de grote wapensystemen. Daarin zijn de investeringen, de relevante exploitatie en de ontvangsten in samenhang beschouwd over een periode van vijftien jaar. Niet eerder heeft Defensie zoveel gedetailleerde financiële informatie over de belangrijkste wapensystemen bijeen weten te brengen. Dit heeft een grote inspanning gekost, omdat deze informatie nog niet direct uit de financiële administratie kan worden gehaald. Dit was geen eenmalige exercitie. Daarom heeft u op 1 november 2013 een plan van aanpak (Kamerstuk 33 763, nr. 27) ontvangen waarin is uiteengezet hoe deze aanpak structureel wordt ingevoerd in de bedrijfsvoering van Defensie.
4
Welke redenen liggen er aan ten grondslag dat veel verbeterprogramma’s de afgelopen jaren niet volgens plan zijn uitgevoerd?
De redenen zijn divers. Over het algemeen geldt dat de taakstellende reducties, de daaruit voortvloeiende reorganisaties en capaciteitsproblemen op het gebied van bijzondere deskundigheid leiden tot vertragingen. Elk project kende daarnaast zijn specifieke redenen. Voor het programma SPEER verwijs ik daarvoor naar de Eindrapportage Programma SPEER (Kamerstuk 31 460, nr. 39). In de brief over beheer bij Defensie van 14 februari 2013 (Kamerstuk 32 733, nr. 116) ga ik in op overige verbetertrajecten. Ten slotte grijpen de verschillende verbeterprogramma’s ook op elkaar in, onder meer omdat zij vaak gebruik maken van dezelfde schaarse capaciteit. Dit vereist een duidelijke prioriteitstelling en daarmee een bewuste keuze om een vertraging van bepaalde programma’s te accepteren ten gunste van andere (zie ook de antwoorden op vragen 10 en 11).
5
Hoe groot is de achterstand in de uitvoering van het programma Strategic process and enabled re-engineering (SPEER) en ERP?
Het programma SPEER is beëindigd en de werkzaamheden zijn overgedragen naar de staande organisatie. De basisimplementatie ERP wordt midden 2015 voltooid.
6
Hoe groot is de achterstand in de uitvoering van het Herbeleggingsplan Vastgoed Defensie?
In 2013 heb ik de Kamer geïnformeerd over de resterende fasen 2b en 3 van het Herbeleggingsplan Vastgoed Defensie (HVD). De maatregelen van het HVD hebben een geraamde opbrengst van € 41,9 miljoen structureel per jaar vanaf 2019. Daarmee werd ook de taakstelling van het HVD verlaagd tot € 41,9 miljoen structureel vanaf 2019. Binnenkort ontvangt de Kamer de voortgangsrapportage vastgoed met de laatste stand van zaken van de uitvoering van het HVD.
7
Hoe groot is de achterstand in de uitvoering van het programma voor het financieel beheer?
De doelstellingen voor het financieel beheer zijn herijkt in 2013. Hierin is reeds de vertraging vanwege de reorganisaties meegenomen. Het financieel beheer zal vanaf 2014 structureel verbeteren als het FABK volledig operationeel is geworden. Het beheer zal in 2015 voor het eerst volgens de verbeterde werkwijze worden uitgevoerd, zoals in februari 2013 in de brief over beheer aan de Kamer is gemeld (Kamerstuk 32 733, nr. 116).
8
Hoe groot is het tekort aan technisch personeel precies, per krijgsmachtonderdeel?
Het tekort aan technisch personeel is gespreid door de organisatie en betreft alle rangcategorieën en ervaringsniveaus. Bij CZSK bedraagt het tekort 240 vte'n, ongeveer 11 procent van het bestand. Het tekort bij CLSK is 480 vte'n, ongeveer 18 procent van het bestand. Bij de KMar is er geen sprake van tekorten en bij het CLAS is dat inmiddels ook niet meer het geval. Naast de tekorten bij de krijgsmachtdelen zijn er echter ook tekorten bij DMO, waaronder in de verwervingsketen. Zie daarvoor het antwoord op vraag 24.
9
Hoe groot is het tekort aan reserveonderdelen precies, per krijgsmachtonderdeel?
De totale omvang van het assortiment reservedelen betreft honderdduizenden verschillende onderdelen. Deze onderdelen zijn daarnaast niet altijd uniek voor een wapenssysteen of voor een krijgsmachtdeel. Een exacte opgave van het tekort aan reservedelen per krijgsmachtonderdeel is daarom niet inzichtelijk te maken.
10
Hoe gaat u de verschillende trajecten in de tijd prioriteren?
11
Wanneer verwacht u de prioritering van de verschillende trajecten gereed te hebben en de Kamer hierover te informeren?
Defensie voert gelijktijdig een groot aantal veranderingen door. Het betreft bijvoorbeeld de invoering van SAP, vastgoedmaatregelen en verbeteringen in het beheer. Daar bovenop zijn de maatregelen gekomen uit de nota In het belang van Nederland en worden de laatste reorganisaties uitgevoerd. Elk van die veranderingen wordt gekenmerkt door een eigen planning en dynamiek en er is soms sprake van beïnvloeding of afhankelijkheid. Het is echter zeker niet altijd zo dat deze trajecten afhankelijk van elkaar zijn of alleen in een bepaalde volgorde kunnen worden uitgevoerd. De vorming van het vastgoedbedrijf bijvoorbeeld, is onafhankelijk van de verdere implementatie van ERP of de verbetering van het financieel beheer. Daar waar trajecten onafhankelijk en op verschillende plekken in de organisatie kunnen worden uitgevoerd, doet Defensie dat. In het reguliere Beleid-, Plannings- en Begrotingsproces wordt de uitvoering van maatregelen die wel samenhangen vertonen met elkaar in verband gebracht. De uitvoeringsverantwoordelijken hebben daarin een belangrijke stem.
12
Gaat u de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer om de nog resterende verbetertrajecten en verandertrajecten die voortvloeien uit de Nota «In het belang van Nederland» te rangschikken, verder uit te werken en in de tijd te plannen opnemen in de begroting van 2015? Of komt u, aanvullend op de begroting, met een rangschikking van de nog resterende verbetertrajecten en verandertrajecten die prioritair voortvloeien uit de Nota «In het belang van Nederland», met een verdere uitwerking en een realistische tijdplanning? Zo ja, zal deze voor de behandeling van de Defensiebegroting 2015 voor de Kamer beschikbaar zijn? Zo nee, waarom niet?
In de beleidsagenda van de begroting van 2015 zal een beeld worden geschetst van de verschillende verbeter- en verandertrajecten, waaronder de matregelen uit de nota In het belang van Nederland, en hun prioriteitstelling en planning.
13
Waarop is de verwachting gebaseerd, dat na 2016 de meeste problemen zijn opgelost en de doelen en middelen op elkaar aansluiten? Kunt u duidelijker aangeven wanneer dit na 2016 het geval zal zijn?
Met de nota In het belang van Nederland heb ik de balans tussen ambitie en middelen aangebracht. Het merendeel van de reorganisaties die in 2011 in gang zijn gezet, is in 2013 voltooid. Van de nog lopende reorganisaties worden de laatste in 2016 voltooid. De herschikkingen en taakstellingen van de nota In het belang van Nederland zijn meerjarig in de begroting verwerkt. De bijbehorende maatregelen zijn in gang gezet en al gedeeltelijk voltooid. Daarmee is Defensie in rustiger vaarwater terecht gekomen. Dit vormt de basis voor de uitvoering van het resterende deel van de maatregelen. Een duurzame krijgsmacht vereist een gedoseerde en consistente aanpak. Zoals ik heb gemeld in het plan van aanpak «inzicht in kosten en uitgaven van wapensystemen» (Kamerstuk 33 763, nr. 27), lopen verschillende verbetertrajecten zoals de reorganisaties, de voltooiing van de basisimplementatie ERP en de verdere verbetering van het beheer tot 2016. De systematiek van life cycle costing zal in 2017 zijn ingebed in de processen en systemen van Defensie.
14
Wat is op dit moment de feitelijke inzetbaarheid per wapensysteem? Wat is per wapensysteem het gewenste niveau van de inzetbaarheid in respectievelijk 2014, 2015 en 2016?
De volgende wapensystemen voldoen aan de door Defensie gestelde normen: de LCF’en, de M-fregatten, de patrouillevaartuigen, de Landing Platform Docks, het bevoorradingsschip, de onderzeeboten, de mijnenbestrijdingsvaartuigen, de Patriots, de transportvoertuigen, de UAV’s, de F-16’s, de (K)DC-10’s, de Chinooks, de kleine voertuigen.
De volgende wapensystemen voldoen met beperkingen aan de normen: de wielvoertuigen, de vuursteun, de C-130’s en de Apaches.
De volgende wapensystemen voldoen niet aan de door Defensie gestelde normen: de CV-90’s, de Leopard bergingstanks en de Cougars.
Het gewenste niveau van de inzetbaarheid van CZSK en CLSK staat benoemd in de doelstellingenmatrices in de begroting in de paragrafen 2.2.2 tot en met 2.2.4. Voor CLAS en KMAR wordt de inzetbaarheid niet vastgelegd per wapensysteem, maar per eenheid. Dit gewenste niveau is voor de jaren 2015 en 2016 nog niet vastgesteld, maar het ligt in de lijn der verwachting dat het gewenste niveau gelijk is aan dat van 2014. Ondanks de lagere materiële gereedheid bij een aantal wapensystemen kunnen de inzetbaarheidsdoelstellingen worden gerealiseerd. Hierbij gelden een aantal beperkingen zoals genoemd in het jaarverslag Defensie 2013, bijlage 8. Over de stand van zaken betreffende de NH-90 wordt u op een later moment afzonderlijk geïnformeerd.
15
Wat is de geplande inzetbaarheid per wapensysteem in respectievelijk 2014, 2015 en 2016?
De geplande inzetbaarheid per wapensysteem in 2014 is vastgelegd in of volgt uit de doelstellingenmatrices in de begroting. De geplande inzetbaarheid van de wapensystemen in de jaren 2015 en 2016 is nog niet vastgesteld, maar naar alle waarschijnlijkheid is de geplande inzetbaarheid 2015 en 2016 gelijk aan die van 2014. Over de stand van zaken betreffende de NH-90 wordt u op een later moment afzonderlijk geïnformeerd.
16
Betekent het oplossen van de personele problemen vanaf 2016 dat de streefdatum hiervoor 1 januari 2016 is? Zo nee, wat wordt hier dan mee bedoeld?
17
Wat bedoelt u met een toereikende vulling van alle onderdelen van de organisatie?
Defensie streeft naar een volledige vulling van de organisatie met ingang van 1 januari 2016. Zoals ik u in de personeelsrapportage over 2013 heb laten weten zal Defensie in ontwikkeling blijven. Nieuwe reorganisaties en wervingsresultaten zullen de mate en termijn van vulling derhalve beïnvloeden.
18
Is de deadline van 1 juli 2014 voor het opgaan van de Dienst Vastgoed Defensie in het Rijksvastgoedbedrijf nog steeds haalbaar?
Ja, dit is nog steeds de streefdatum.
19
Is de deadline van 1 januari 2015 voor volledige fusie van de Dienst Vastgoed Defensie en het Rijksvastgoedbedrijf nog steeds haalbaar?
Ja, dit is nog steeds de streefdatum. De fusie van de Dienst Vastgoed Defensie en het Rijksvastgoedbedrijf valt onder de verantwoordelijkheid van de Minister van BZK.
20
Op welke manier zijn de kosten van de aanzienlijke toename van nationale inzet (van 1900 in 2012, naar 2300 in 2013), waardoor het budget Financiering Nationale Inzet Krijgsmacht (FNIK) ontoereikend was, gedekt?
Het budget FNIK compenseert de additionele uitgaven die Defensie maakt voor militaire bijstand en steunverlening. De Ministeries van Veiligheid en Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten hebben hiertoe structureel budget beschikbaar gesteld aan Defensie. Indien het budget ontoereikend is, wordt dit opgevangen binnen de defensiebegroting. Dit is vastgelegd in het convenant tussen de betrokken partijen. In 2014 wordt gestart met de evaluatie van dit convenant.
21
Waaruit bestaat de noodzaak het bevoorradingsschip Zuiderkruis aan te bieden voor sloop en waarom kan niet gewacht worden tot er alsnog een geschikte koper is gevonden?
De benodigde personele capaciteit om het schip te onderhouden kon niet meer worden vrijgemaakt. Bovendien is de eventuele verkoopopbrengst lager dan de verwachtbare kosten voor het verkoopgereed maken. U bent hierover geïnformeerd in de nota In het belang van Nederland en het Materieelprojectenoverzicht van 2013.
22
Zal in de komende begroting het financiële overzicht uit de nota geactualiseerd worden opgenomen met een overzicht van de wijze waarop onderdelen zijn aangepast? Zo nee, waarom niet?
23
Zal in de komende begroting een overzicht zijn opgenomen van de operationele en financiële gevolgen van de geactualiseerde Nota «In het belang van Nederland»? Zo nee, waarom niet?
29
Op welke wijze gaat u invulling geven aan de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer om in de komende begroting het financiële overzicht uit de Nota te actualiseren en duidelijk aan te geven welke onderdelen op welke wijze zijn aangepast?
Ik heb u op 1 november 2013 het plan van aanpak «inzicht in kosten en uitgaven van wapensystemen» gestuurd (Kamerstuk 33 763, nr. 27). Daarin zet ik uiteen hoe en op welke termijn ik het financieel inzicht en de informatievoorziening verder wil verbeteren en het meerjarig inzicht in investeringen en exploitatie van hoofdwapensystemen wil vergroten. Daarin heb ik toegezegd in de ontwerpbegroting voor 2015 een tabel op te nemen waarmee de uitgaven en kosten van de hoofdwapensystemen kunnen worden gerelateerd aan de begrotingsindeling. De wijze waarop wordt momenteel bezien. Daarin zullen ook de wijzigingen worden verwerkt die voortkwamen uit het begrotingsakkoord 2014. Zoals in mijn brief van 25 oktober 2013 (Kamerstuk 33 763, nr. 7) gemeld blijven de inzetbaarheidsdoelstellingen uit de nota In het belang van Nederland ongewijzigd van kracht. De enige aanpassing betreft het behoud van een vaste compagnie in de West.
24
Wat is de lange termijn oplossing voor de beperkte wervingscapaciteit?
27
Wat is uw verwachting met betrekking tot het oplossen van de knelpunten in de verwerving? Op welke termijn verwacht u een structurele oplossing?
42
Welke concrete verbetermaatregelen zijn en zullen worden genomen om de geplande investeringsuitgaven en contracten in de toekomst wel te realiseren?
In de aanloop naar de laatste reorganisaties was defensiebreed sprake van personeelstekorten op het gebied van verwerving. Dit is grotendeels gecompenseerd via de inhuur van personeel, maar desondanks kon niet worden voorkomen dat minder kon worden verworven. Na de voltooiing van de reorganisaties zijn enkele maatregelen getroffen om de verwerving te verbeteren. Zo is de interne regelgeving verbeterd waardoor het eenvoudiger wordt gebruik te maken van raamcontracten. Er is echter nog steeds sprake van een personeelstekort bij de verwervingsorganisatie, daarnaast is de werklast hoog vanwege de invoering van ERP en de invoering van de nieuwe en stringentere aanbestedingswetten.
De verwachting is dat de verwervingsorganisatie langzaam kwantitatief en kwalitatief gevuld raakt en dat de tijd die verwervers effectief besteden aan verwervingsactiviteiten oploopt tot een rijksbreed geaccepteerde norm van 80 procent. Het gebruik van de materieel-logistieke module van ERP zal daaraan bijdragen. De komende tijd blijven de inspanningen gericht op het vereenvoudigen en het verbeteren van het verwervingsproces. Daarnaast is de afgelopen tijd via analyses een beter inzicht ontstaan in de werklast die gepaard gaat met de investeringsuitgaven en de capaciteit die daarvoor beschikbaar is. Dit stelt de organisatie in staat om de capaciteit in de gehele keten van behoeftestelling tot en met de betaling beter op elkaar af te stemmen.
25
Is de spanning in het interne Defensie investeringsplan (DIP) vanaf 1 januari 2014 in lijn gebracht met de nieuwe regeling of moet hier gelezen worden vanaf 1 januari 2015? Hoe moet de passage «zij het pas vanaf het begrotingsjaar 2014» gelezen worden?
De spanning in het interne Defensie Investeringsplan is in lijn gebracht met het nieuwe spanningsregime. Dit geldt voor 2014 en latere jaren.
26
Wat bedoelt u met de passage «het mettertijd nauwkeuriger worden»? Welke termijn(-en) hanteert u daarbij en wat bedoelt u met nauwkeuriger?
Zie het antwoord op vraag 22.
27
Wat is uw verwachting met betrekking tot het oplossen van de knelpunten in de verwerving? Op welke termijn verwacht u een structurele oplossing?
Zie het antwoord op vraag 24.
28
Bent u van plan de substantiële afwijkingen van de geraamde cijfers, die de Kamer ter onderbouwing van de Nota «In het belang van Nederland» heeft ontvangen, te voorzien van een gemotiveerde toelichting? Zo ja, hoe gaat u dat doen?
30
Op welke wijze en in hoeverre gaat u de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer overnemen om in de toelichting op de begroting aan te geven hoe de voorstellen en de meerjarenramingen – in operationele en materiele zin – sporen met het geactualiseerde overzicht van de in de Nota «In het belang van Nederland» aangekondigde maatregelen?
Als zich in de toekomst substantiële afwijkingen voordoen (in financiële of operationele zin) ten opzichte van de nota, zal ik die in de begroting toelichten.
29
Op welke wijze gaat u invulling geven aan de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer om in de komende begroting het financiële overzicht uit de Nota te actualiseren en duidelijk aan te geven welke onderdelen op welke wijze zijn aangepast?
Zie het antwoord op vraag 22.
30
Op welke wijze en in hoeverre gaat u de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer overnemen om in de toelichting op de begroting aan te geven hoe de voorstellen en de meerjarenramingen – in operationele en materiele zin – sporen met het geactualiseerde overzicht van de in de Nota «In het belang van Nederland» aangekondigde maatregelen?
Zie het antwoord op vraag 28.
31
Wie zijn op dit moment bij de verschillende onderdelen bevoegd om de prestatieverklaringen op te stellen en af te geven?
De commandant van het defensieonderdeel bepaalt wie binnen het eigen onderdeel bevoegd is tot het afgeven van prestatieverklaringen. Om fraude en misbruik te minimaliseren, is er een functiescheiding tussen de verwerver, de persoon die de prestatieverklaring afgeeft en degene die de betaalbaarstelling doet. De persoon die de prestatieverklaring afgeeft, moet in staat te zijn om de prestatie te beoordelen.
32
Wat is het percentage gevoerde functioneringsgesprekken per jaar ten opzichte van het personeelsbestand? Wat is het beoogde aantal te voeren functioneringsgesprekken per jaar ten opzichte van het personeelsbestand?
Het percentage gevoerde functioneringsgesprekken binnen Defensie in 2013 bedraagt 58 procent. Het streefpercentage is 85 procent.
33
Wat verstaat u onder het materieelbeheer?
Materieelbeheer is de zorg voor niet-geldelijke roerende zaken vanaf het moment van ingebruikneming tot aan het moment van afstoting. Materieelbeheer omvat de beheersmaatregelen in relatie tot de risico’s van vermissing, onbruikbaarheid en gevaar van het aanwezige materieel.
34
Kunt u toelichten wat het concreet betekent dat het materieelbeheer nu op orde is? Welke gevolgen heeft het op orde zijn van het materieelbeheer voor de inzetbaarheid, de training en het voortzettingsvermogen van de verschillende onderdelen?
Het materieelbeheer is kwalitatief op orde als de benoemde beheersmaatregelen, om de risico’s van vermissing, onbruikbaarheid en gevaar te mitigeren, bestaan en in voldoende mate werken. De feitelijke operationele inzetbaarheid, de training en het voortzettingsvermogen is echter afhankelijk van veel factoren. De juiste zorg voor het aanwezige materieel is daar een onderdeel van.
35
Hoeveel medewerkers zonder geldige screening zijn nog werkzaam bij de Bestuursstaf?
Het aantal medewerkers bij de Bestuursstaf zonder geldige screening bedroeg op 30 mei 2014 twaalf personen.
36
Hoe lang duurt het nog voordat alle medewerkers bij de Bestuursstaf een geldige screening hebben?
Voor de twaalf functionarissen is het screeningstraject begonnen, zij zijn benaderd voor het invullen van een staat van inlichtingen. Bij negen van hen wordt reeds een herhaald veiligheidsonderzoek uitgevoerd. Het veiligheidsonderzoek moet binnen de wettelijke termijn van acht weken zijn voltooid. Eventuele naslag in het buitenland en de eventuele complexiteit van de onderzoeken zijn bepalend voor de daadwerkelijke duur.
37
Waarom streeft u niet naar een percentage van 100% voor het aantal screenings dat binnen de wettelijke termijn gereed is?
Het streven is er uiteraard op gericht het percentage zo dicht mogelijk tegen de 100 te houden, maar dat blijkt in de praktijk onhaalbaar door complexe onderzoeken, de procedure weigeren/intrekken en de beschikbare capaciteit.
38
Zijn de tijdelijke maatregelen, die in 2012 en 2013 zijn genomen om de achterstand bij de Militaire inlichtingen- en veiligheidsdienst (MIVD) in de uitvoering van de screenings in te lopen, nog steeds van kracht?
Ja. De maatregel om B- en C-veiligheidsonderzoeken iedere tien jaar uit te voeren in plaats van iedere vijf jaar is inmiddels structureel gemaakt. Voor de overige maatregelen, waaronder het beperken van het aantal te houden interviews, is gekozen voor het leveren van maatwerk. Dit beleid wordt vooralsnog voortgezet.
39
Wanneer zal een begin gemaakt worden met het beschrijven van interne en externe frauderisico’s voor onder meer personeel en materieel, en het daarbij aangeven van de genomen maatregelen per beschreven risico?
Binnen Defensie bestaat een uitgebreid stelsel aan beheersmaatregelen op het gebied van fraude. Op de evaluatiemomenten van de defensiebrede regelgeving op het gebied van personeel, materieel, subsidies en integriteit zullen risico’s waar mogelijk worden geëxpliciteerd en de daaraan gerelateerde maatregelen worden herijkt.
40
Wat is de aard van het probleem van het Financieel beheer bij de Defensie Materieel Organisatie (DMO)?
De geconstateerde problemen in het financieel beheer bij de DMO wijken niet af van die bij andere defensieonderdelen. Door de defensiebrede reorganisatie van het financiële controleveld, waaronder de vorming van het Financieel Administratie en Beheer Kantoor (FABK), is de kwaliteit van het financieel beheer van een onvoldoende niveau geweest. Deze reorganisatie is voltooid en Defensie verwacht op dit gebied een structurele verbetering in 2014.
41
Wat zijn de operationele consequenties van de onderrealisatie van de investeringsuitgaven in nieuwe technieken en wapensystemen?
De operationele consequentie van de onderrealisatie van de investeringsuitgaven is een potentieel latere aanschaf en invoering van een aantal (wapen)systemen. In het geval van vervangingsinvesteringen moet Defensie daardoor mogelijk langer de te vervangen systemen aanhouden. Voor de inzetbaarheidsdoelstellingen heeft dit geen consequenties.
42
Welke concrete verbetermaatregelen zijn en zullen worden genomen om de geplande investeringsuitgaven en contracten in de toekomst wel te realiseren?
Zie het antwoord op vraag 24.
43
Herkent u hetgeen de Algemene Rekenkamer heeft opgenomen omtrent de onduidelijkheden die de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector bevat, waardoor de ministeries deze wet op het aspect inhuur derden niet altijd kunnen naleven? Welke oplossingen ziet u hiervoor?
De problematiek wordt door mij onderschreven. Dit is een rijksbreed knelpunt. Dit heeft ook geleid tot een onvolkomenheid bij het Ministerie van BZK. Door het Ministerie van BZK wordt een evaluatie uitgevoerd, ook voor het aspect inhuur derden.
44
Wat wordt bedoeld met «onvoldoende beheersing van de administratieve verwerking» als oorzaak van «fouten en onzekerheden over rechtmatigheid uitgaven Inzet»?
Door ontoereikende documentatie in de betaaldossiers bestaat onvoldoende zekerheid over de rechtmatigheid van de gedane uitgaven. Door de defensiebrede reorganisatie van het financiële controleveld is de kwaliteit van het financieel beheer van een onvoldoende niveau geweest. Deze reorganisatie is voltooid en Defensie verwacht op dit gebied een structurele verbetering in 2014.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33942-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.