33 942 Rapporten van de Algemene Rekenkamer bij de jaarverslagen 2013 en bij de Nationale verklaring 2014

Nr. 2 LIJST HOUDENDE EEN VRAAG EN EEN ANTWOORD

Vastgesteld 6 juni 2014

De commissie voor de Rijksuitgaven heeft een vraag voorgelegd aan de Algemene Rekenkamer over het rapport van de Algemene Rekenkamer van 21 mei 2014 bij de Nationale Verklaring 2014 (Kamerstuk 33 942, nr. 1).

De Algemene Rekenkamer heeft deze vraag beantwoord bij brief van 6 juni 2014. Vraag en antwoord zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Harbers

De griffier van de commissie, Groen

Vraag 1

Op welke terreinen loopt Nederland het risico van ondoeltreffende en ondoelmatige besteding van Europees geld?

Wij denken dat Nederland risico loopt bij de meerjarig gefinancierde programma’s. Voor de komende programmaperiode (2014–2020) gaat het dan met name om de Europese structuur- en investeringsfondsen: het Europees Sociaal Fonds, het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij.

Lidstaten moeten in een Partnerschapsovereenkomst aangeven hoe zij de middelen uit de Europese Structuur- en Investeringsfondsen inzetten die voor de periode 2014–2020 beschikbaar zijn. De Nederlandse Partnerschapsovereenkomst is begin maart voor goedkeuring ingediend bij de Europese Commissie. De operationele programma’s per fonds kunnen pas daarna worden goedgekeurd.

De goedkeuring van de Partnerschapsovereenkomst en de operationele programma’s door de Europese Commissie vindt dus pas plaats nadat het geld begin december 2013 via het Meerjarig Financieel Kader voor de periode 2014 – 2020 werd verdeeld onder de lidstaten. Doordat het geld vervolgens «moet» worden uitgegeven omdat dit van tevoren zo is verdeeld, bestaat volgens de Algemene Rekenkamer een inherent risico op ondoelmatige en ondoeltreffende besteding.

Naar boven