Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 33869 nr. 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 33869 nr. 3 |
Vastgesteld 3 april 2014
De commissie voor de Rijksuitgaven heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Algemene Rekenkamer over de brief van 11 februari 2014 inzake het rapport van de Algemene Rekenkamer «EU-trendrapport 2014» (Kamerstuk 33 869, nr. 1)
De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 3 april 2014. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Harbers
De adjunct-griffier van de commissie, Maas
Vraag 1
Heeft de Europese Rekenkamer de bevoegdheid onderzoek te doen naar de doelmatigheid van de uitgaven op de Europese begroting?
Die bevoegdheid heeft de Europese Rekenkamer. Zie daarvoor de zogeheten «speciale verslagen» (zie pagina 37 van ons EU-trendrapport).
Vraag 2
Vorig jaar waren er vier lidstaten die een nationale verklaring afgaven en dit jaar nog maar drie. Daarnaast is het foutenpercentage bij de besteding van EU-gelden fors gestegen en geeft de Algemene Rekenkamer bovendien aan dat de publieke verantwoording bij ECB, EIB, EFSF en ESM onvoldoende is gebleven. Kan de Algemene Rekenkamer bevestigen dat het algemene oordeel over de financiële controle en verantwoording het afgelopen jaar eerder is verslechterd dan verbeterd?
Het gaat hier om verschillende elementen. Wij vinden dat uit de verantwoording die de Europese Commissie aflegt over 2012 en het oordeel van de Europese Rekenkamer (een hoger foutenpercentage ten opzichte van voorgaande jaren) inderdaad blijkt dat de rechtmatigheid niet is verbeterd in 2012. De rechtmatigheid en het inzicht daarin had verbeterd kunnen worden als het opstellen van een nationale verklaring voor lidstaten verplicht zou zijn gesteld (in het nieuwe Financieel Reglement). Dat is echter niet gebeurd. Daarnaast wijzen we op een dreigend «controlegat» als het gaat om het toezicht op de ECB gezien de ontwikkelingen met betrekking tot het vormen van een Bankenunie. Tot slot vinden wij dat de onafhankelijke externe controle op noodfondsen als het ESM en met name het EFSF verbetering behoeft.
Vraag 3
Vorig jaar heeft de Algemene Rekenkamer in de beantwoording van de vragen over het EU-trendrapport aangegeven, dat de publieke externe controle op het EFSF en de Greek Loan Facility, ondergebracht zouden kunnen worden bij het ESM-auditcomité. De minister van Financien zou de mogelijkheden hiertoe verkennen. Wat is de status van deze wens van de Algemene Rekenkamer en van de toezegging van de minister?
De minister van Financiën heeft aangegeven dat dit niet mogelijk is omdat het EFSF als private onderneming onder Luxemburgs recht niet kan worden gecontroleerd door andere leden dan die uit de «board of directors» van het EFSF (zie p. 41). Ten behoeve van een «onafhankelijk» oordeel hebben wij opnieuw aanbevolen om deze controle te verrijken met deelnemers van buiten de eigen gelederen. Dit heeft «de aandacht» van het kabinet al vindt zij de externe controle gewaarborgd is omdat het auditcomité (bestaande uit de eigen «board of directors») zich nu al desgewenst kan laten bijstaan door externen (zie p. 47). Wij zien graag dat externen deel uit maken van het comité, mede omdat het gaat om veel geld: ruim € 176 miljard waarvoor Nederland voor 6,1% garant staat.
Vraag 4
Wat is de oorzaak van de stijging van het foutenpercentage in het onderzoek van de Europese Rekenkamer? Kan het foutenpercentage gestegen zijn door aanpassing van de onderzoeksmethodiek of de gehanteerde steekproef, of is het aannemelijk dat er materieel meer fouten zijn gemaakt?
Voor een klein deel (0,3%) en alleen ten aanzien van de begrotingshoofdstukken Externe betrekkingen (7) en Onderzoek en ander intern beleid (8) is de stijging volgens de Europese Rekenkamer zelf te wijten aan de nieuwe steekproefbenadering. Het overige deel (0,6%) van het hogere (geschatte) foutenpercentage houdt verband met meer/materiele fouten op het terrein van Regionaal beleid, energie en vervoer (begrotingshoofdstuk 5), Landbouw (begrotingshoofdstuk 3) en «Plattelandsontwikkeling, milieu, visserij en gezondheid» (begrotingshoofdstuk 4). De Europese Rekenkamer stelt in haar jaarverslag 2012 dat dit laatste beleidsgebied het meest vatbaar blijft voor fouten.
Vraag 5
Hoeveel geld loopt de EU mis op importheffingen? Betekent dit dat er werkelijk minder geld binnenkomt op de EU-begroting, of betekent dit dat de verdeling tussen de afdragende landen wijzigt?
Dat hebben wij niet onderzocht of berekend. Wel zijn we op de hoogte van het rapport dat de Europese Commissie onlangs heeft uitgebracht1. Daarin is onderzocht hoeveel geld de EU jaarlijks (tegen de € 500 miljoen) misloopt op importheffingen.
Vraag 6
Klopt het dat de Europese Rekenkamer bij het bepalen van het foutenpercentage geen rekening houdt met het terugvorderen van onrechtmatige uitgaven uit eerdere jaren? Geeft het foutenpercentage dan vanuit meerjarig oogpunt wel een getrouw beeld?
De Europese Rekenkamer houdt bij haar jaarlijkse controle geen rekening met eventueel (later in de periode) nog terug te vorderen bedragen. Een jaarlijkse inschatting van het (bruto) foutenpercentage, zoals de Europese Rekenkamer dat nu doet, geeft naar onze mening wel een goed beeld van waar de voornaamste probleemgebieden liggen en de omvang van de risico’s. De bevindingen van de Europese Rekenkamer fungeren als een belangrijk signaal. Als jaren later blijkt dat het (beheer en controle) systeem alsnog goed heeft gewerkt omdat de Europese Commissie uitstaande vorderingen/correcties bij de eindontvangers heeft kunnen innen, dan zou een (opnieuw berekend) netto foutenpercentage wel een getrouwer eindbeeld geven van de resterende fouten (na correcties en terugvorderingen).
Vraag 7
In het EU-trendrapport 2014 wordt gesteld dat de Europese Rekenkamer geen expliciete bevoegdheden heeft gekregen om de kwaliteit van het bankentoezicht van de ECB te toetsen. Kan de Algemene Rekenkamer toelichten wat zij op dit punt wenselijk acht?
Wij sturen binnenkort een brief aan uw Kamer over het onderwerp «Europese bankenunie». In die brief zal nader op dit punt worden ingegaan.
Vraag 8
De Algemene Rekenkamer noemt het ontbreken van expliciete bevoegdheden om de kwaliteit van het bankentoezicht van de ECB te toetsen een «controlegat». Vindt de Algemene Rekenkamer deze typering ook van toepassing op de crisis gerelateerde maatregelen van de ECB en de EIB?
Over de maatregelen die zijn getroffen in reactie op de economische crisis moeten wij vaststellen dat de controle op en verantwoording over de verstrekte gelden nog niet goed zijn geregeld (zie p. 40–42). De oorzaken daarvan zijn echter andere dan die leiden tot de conclusie van het bestaan van een «controlegat» bij de ECB (p. 46).
Vraag 9
Als de externe controle op de crisis gerelateerde maatregelen van de ECB en de EIB, het bankentoezicht van de ECB en op het EFSF allemaal tekortschieten en men tegelijkertijd ziet dat het foutenpercentage bij de EU-gelden toeneemt en lidstaatverklaringen uitblijven, kan dan worden gesteld dat de (controle)gaten groter zijn dan het (controle)bereik?
We constateren verschillende dingen. Dat het foutenpercentage toeneemt wijst er op dat de rechtmatigheid van EU-bestedingen afneemt. Dat er geen verplichte nationale verklaring is betekent dat het inzicht in die rechtmatigheid niet groter is geworden. Een nationale verklaring zou zorgen voor grotere politieke betrokkenheid op lidstaatniveau (bij het verantwoorden over bestedingen van EU-geld) en dus bij kunnen dragen aan een lager foutenpercentage. Los daarvan constateren we dat er sprake is van een «controlegat» in het bankentoezicht en dat er op het noodfonds EFSF externe en onafhankelijke controle mogelijk zou moeten zijn. Deze zaken zijn op zichzelf relevant en staan niet in direct verband met de eerste twee conclusies.
Vraag 10
Kan de Algemene Rekenkamer enkele voorbeelden geven van prestatie indicatoren, die de meetbaarheid van de resultaten van het EFRO-programma zouden verbeteren?
Een indicator als «het aantal MKB’ers dat (na ondersteuning) innoveert» zegt meer over het effect dat je wilt bereiken dan een indicator als «het aantal MKB’ers dat is ondersteund». We onderkennen daarbij overigens wel de moeilijkheid van meetbaarheid. Maar een aantal ontvangers van EFRO subsidie die we onderzocht hebben heeft de moeite genomen om de MKB’ers ook na ondersteuning te blijven volgen en dat geeft meer inzichten. Daarnaast is het goed effecten inzichtelijk te (laten) maken zodat het brede publiek, ook na een langere tijd, kennis nemen kan van wat er met EU-subsidie wel of niet bereikt is. Bijvoorbeeld: veel EFRO projecten zijn gericht op één van de voorfases van het innovatietraject, zoals netwerkvorming of het doen van onderzoek. Of een dergelijk project doeltreffend is geweest (innovatie is bereikt), blijkt eventueel pas jaren na afloop van het EFRO project wanneer alle fasen van het innovatietraject zijn doorlopen. Om dit te kunnen vaststellen, zal de managementautoriteit ook de fases na dit EFRO project moeten blijven volgen.
Vraag 11
De Algemene Rekenkamer geeft aan dat het honoreren van subsidies gebeurt volgens het principe «wie het eerst komt wie het eerst maalt». Kan de conclusie getrokken worden, dat ondernemers die de ambtelijke papiermolen goed beheersen in het voordeel zijn ten opzichte van ondernemers die dat niet goed beheersen?
We hebben dat niet onderzocht.
Vraag 12
De regering wijst op de significante toename van de middelen voor het auditcomité van het ESM. Is dit volgens de Algemene Rekenkamer voldoende, ruim voldoende of onvoldoende om het ESM auditcomité uit te bouwen tot een volwaardig instrument voor onafhankelijke externe controle?
Bij de publicatie van dit EU-trendrapport was er aan de capaciteit (mensen en middelen) ter ondersteuning van het ESM-auditcomité nog niets veranderd. Zie verder p. 41 van dit rapport.
Vraag 13
Kan de Algemene Rekenkamer bevestigen dat zij het niet eens is met de zienswijze van de regering dat externe controle op het EFSF gewaarborgd is omdat het auditcomité zich kan laten bijstaan door externen? Vindt de Algemene Rekenkamer het «laten bijstaan door externen» een volwaardige vorm van externe controle?
Het EFSF-auditcomité gaat bestaan uit leden van de Board of Directors van het EFSF, die zich bij kunnen laten staan door externen. Naar ons oordeel is hiermee geen sprake van een volwaardige onafhankelijke publieke externe controle.
Vraag 14
Treedt de EU effectief op tegen verkeerde bestedingen van EU-middelen bij geconstateerde onrechtmatige of ondoelmatige bestedingen?
Het corrigeren van onterecht betaalde bedragen is een belangrijk aspect van goed financieel beheer. De effectiviteit van het optreden van de EU tegen verkeerde bestedingen als zodanig heeft de Algemene Rekenkamer in het kader van het EU-trendrapport niet onderzocht. In haar Syntheseverslag over de beheersresultaten in 2012 merkt de Europese Commissie op dat in het algemeen zij zeer actief onterecht betaalde bedragen heeft teruggevorderd en financiële correcties heeft doorgevoerd. De in 2012 verrichte financiële correcties en terugvorderingen bedroegen voor alle beleidsgebieden samen ongeveer € 4,3 miljard (€ 1,8 miljard in 2011). De aanzienlijke verhoging in vergelijking met vorig jaar valt volgens de Commissie vooral te verklaren door de afsluiting van het EFRO-programma voor de periode 2000–2006 en de daaruit voortvloeiende financiële correcties. In 2012 zijn verdere inspanningen geleverd om naast het opleggen van financiële correcties, de kwaliteit van de informatie van de lidstaten over financiële correcties en terugvorderingen te verbeteren en de toepassing van goede praktijken te bevorderen, om zo de terugvorderingsmechanismen op het niveau van de lidstaten en de EU te verbeteren.
Vraag 15
Hoe ziet de Algemene Rekenkamer de rol van OLAF (European Anit-Fraud Office) bij het bestrijden van fraude en onregelmatigheden in Europese bestedingen? Hoe kan die rol versterkt worden?
De Algemene Rekenkamer besteedt in de traditie van het EU-trendrapport geen aandacht aan de vraag hoe de rol van OLAF bij het bestrijden van fraude en onregelmatigheden in Europese bestedingen er uit zou moeten zien. In het EU-trendrapport vermelden wij wel het totale aantal door de lidstaten gerapporteerde onregelmatigheden en vermoede fraudegevallen en het financiële belang daarvan, zoals dit naar voren komt uit de rapportages van OLAF. In een aantal door ons onderzochte jaarlijkse activiteitenverslagen werden maatregelen op dit gebied (zoals specifieke risicoanalyse van begunstigden, nauwlettende controle van geselecteerde projecten of contracten, of andere maatregelen om frauderisico’s te verminderen) al vermeld. Daarnaast vermelden die verslagen specifieke resultaten van fraudebestrijdingsmaatregelen die in het verslagjaar werden genomen en alle elementen van zekerheid die daaraan kunnen worden ontleend. In de jaarlijkse activiteitenverslagen over 2013 moet deze praktijk breder worden toegepast.
Vraag 16
Wat is de verklaring voor de EU-brede toename van het aantal gemelde onregelmatigheden in 2012 volgens de Algemene Rekenkamer?
EU-breed is zowel het aantal gemelde onregelmatigheden als het geschatte financieel belang daarvan in 2012 ten opzichte van 2011 toegenomen. De toename betreft vooral geldstromen die naar de lidstaten zijn gevloeid in het kader van het cohesiebeleid van de EU. De toename hangt waarschijnlijk samen met de stand van de «uitvoeringscyclus». De huidige meerjarige begroting van de EU loopt van 2007–2013 en in de laatste twee jaar van een begrotingsperiode is de uitvoeringsintensiteit groot: veel betalingen vinden pas dan plaats. Grotere betalingsvolumes betekenen volgens de Commissie ook een grotere kans op fouten in vergelijking met voorgaande jaren. Een en ander moge ook blijken uit de toename van het aantal voorbehouden.
Vraag 17
Hoelang duurt het gemiddeld voordat een ten onrechte uitbetaalde subsidie is teruggevorderd, vanaf het moment van melding?
Op basis van informatie verstrekt door de Europese Commissie kunnen we uitgaan van een gemiddelde tijdspanne van 47 maanden.
Vraag 18
Zijn er voor een lidstaat consequenties verbonden aan het (bewust) niet melden van een ten onrechte uitbetaalde subsidie?
Schending van EU-subsidieregelingen leidt tot intrekking van en/of korting op Europese subsidies met als gevolg dat de onverschuldigde betaalde subsidiebedragen van de lidstaat worden teruggevorderd. Een lidstaat kan uiteindelijk te maken krijgen met financiële sancties vanwege schendingen van het EU-recht via de reguliere inbreukprocedure (art. 258–259 VWEU). De lidstaat is aansprakelijk voor niet nakoming van EU-verplichtingen en kan een boete worden opgelegd.
Vraag 19
Hoeveel tijd heeft een lidstaat om een ten onrechte gedane betaling te melden en wat wordt concreet verstaan onder het verrichten van voldoende inspanning om het geld terug te vorderen?
De lidstaten zenden de Commissie binnen twee maanden na afloop van elk kwartaal een lijst met de onregelmatigheden ten aanzien waarvan een eerste administratieve of gerechtelijke vaststelling is opgemaakt. De lidstaten dienen alles in het werk te stellen om ten onrechte uitbetaalde subsidies terug te vorderen.
Vraag 20
Waarom zijn er geen complete gegevens over onregelmatigheden in de periode 2002–2012 van alle categorieën met uitzondering van landbouw- en cohesiebeleid?
Pas met ingang van de verslagen over de bescherming van de financiële belangen van de (toenmalige) Gemeenschappen over 2007 kregen we inzicht in onregelmatigheden op het gebied van de directe uitgaven onder het gecentraliseerd direct beheer van de Europese Commissie. Na toevoeging van informatie over intern beleid en externe maatregelen (eveneens voor het eerst over 2007) werd destijds inzicht in zes van zeven begrotingshoofdstukken verkregen.
Vraag 21
Welke informatie ontbrak in de teruggestuurde «annual summaries» van Oostenrijk en Slovenië?
In het activiteitenverslag van DG Regio 2012 wordt geen nadere toelichting geven over de aard van de ontbrekende informatie. Er staat alleen: «returned for correction and completion.» Omdat de «annual summaries» niet openbaar worden gemaakt kunnen we geen vergelijking maken.
Vraag 22
Wat is de verklaring voor het foutenpercentage bij het EVF (Europees Visserijfonds) in de Nederlandse «annual summaries» 2012 van 1,99%?
De Auditdienst van het Europees Visserij Fonds (dat is de Auditdienst Rijk van het ministerie van Financiën) heeft in 2012 – met betrekking tot de uitgavenstaat in december 2011 bij de Europese Commissie ingediend – 26 projecten gecontroleerd. Deze 26 projecten zijn gekozen op basis van een steekproef. De projectaudits leiden tot een foutbedrag dat na extrapolatie resulteerde in 1,99%. Voor de inhoudelijke verklaring van deze score verwijzen we naar de minister van Financiën.
Vraag 23
Welke redenen ziet de Algemene Rekenkamer voor het niet bereid te zijn van diverse lidstaten om lidstaatverklaringen te willen leveren? Is er reden om aan te nemen dat dit volgend jaar anders zou zijn? Zijn er sancties opgelegd aan de landen? Waarom niet?
Nee, er zijn geen sancties opgelegd omdat het opstellen van een nationale verklaring niet verplicht is (in het Financieel Reglement). In het nieuwe Financieel Reglement (2014–2020) staat wel expliciet dat de lidstaten dit kunnen doen. Wij wachten de uitkomst van de werkgroep van Europees Parlement en Europese Commissie, die momenteel de opzet van een nationale verklaring onderzoekt, met interesse af.
Vraag 24
In hoeverre dragen de veranderde processen voor het verlenen van subsidies op veel terreinen naar aanleiding van de nieuwe meerjarenbegroting bij aan het verbeteren van de rechtmatigheid van de bestedingen?
Als wordt gedoeld op de prestatiereserve die in de nieuwe programmaperiode gaat gelden (waarbij lidstaten een deel van het budget pas krijgen na het leveren van prestaties), dan is dit vooral gericht op het verbeteren van de doelmatigheid van de inzet van EU-middelen.
Vraag 25
Heeft de Europese Rekenkamer ook gekeken naar de grote mate van corruptie in veel lidstaten? Waarom niet?
De Europese Rekenkamer kijkt naar de mate waarin het systeem van financieel beheer zekerheid biedt. Daarbij is inbegrepen de mate waarin het risico op corruptie wordt beperkt. Daarnaast behoort het onderzoeken van vermoedens van corruptie op EU-niveau tot het takenpakket van OLAF (naast het onderzoeken van fraude en andere illegale activiteiten die de financiële belangen van de EU kunnen schaden). Het vervolgen van corruptie op lidstaat-niveau is vervolgens de taak van een Openbaar Ministerie (van de lidstaat).
Vraag 26
Er is geen controle op EU-Noodfondsen. Waarom is er geen vaste procedure voor de verantwoording van het gebruik van noodgelden? Waarom volstaat het mandaat van het auditcomité niet?
Op de noodfondsen EFSM en Balance of Payment is onafhankelijke publieke externe controle mogelijk door de Europese Rekenkamer omdat het om EU-middelen gaat; op het ESM is controle mogelijk door ESM-auditcomité, omdat dit in het ESM-verdrag zo is geregeld (zie p. 39 van het EU-trendrapport 2013). Het ESM-auditcomité heeft echter geen mandaat gekregen om ook gelden vanuit het EFSF en Greek Loan Facility te onderzoeken. De besluitvorming over procedures voor verantwoording over noodfondsen vindt plaats in de Ecofinraad en/of de Eurogroep.
Vraag 27
Op welke specifieke punten wil de Algemene Rekenkamer het ESM-auditcomité uitbreiden?
De capaciteit (mensen en middelen) ter ondersteuning van het ESM-auditcomité zou uitgebreid moeten worden. Daarnaast is van belang dat de ministers van Financiën van de deelnemende landen het ESM-auditcomité hun volledige steun toezeggen, en dat de Board of Governors zich ervoor zal inzetten dat de aanbevelingen van het auditcomité worden opgevolgd. Tot slot is van belang dat het auditcomité, zoals is vastgelegd in artikel 24(4) van de ESM By-Laws, de beschikking krijgt over alle informatie die het nodig acht voor het uitvoeren van zijn werkzaamheden.
Vraag 28
In het EU-trendrapport 2014 wordt gesteld dat het mandaat van de Europese rekenkamer om de crisis gerelateerde maatregelen van de ECB en de EIB te controleren beperkt is. Kan de Algemene Rekenkamer toelichten wat zij op dit punt wenselijk acht?
De publieke externe controle door de Europese Rekenkamer op ECB en EIB beperkt zich tot het operationele management van de werkzaamheden. Controle op het door de ECB feitelijk uitgeoefende toezicht op de grootste banken in de eurozone, dan wel van de rechtmatigheid en doeltreffendheid van de door de EIB verrichte betalingen is niet mogelijk. De controlemogelijkheden van de Europese Rekenkamer op deze terreinen verdienen de aandacht van het parlement. Meer hierover zult u lezen in onze binnenkort te verschijnen brief over de «Europese bankenunie».
Vraag 29
Zijn er buiten het verruimen van de bevoegdheden van de Europese Rekenkamer andere mogelijkheden om het controlegat te dichten?
Wij hebben geen onderzoek gedaan naar andere mogelijkheden om het controlegat te dichten.
Vraag 30
Vindt de Algemene Rekenkamer het acceptabel dat miljarden Nederlands belastinggeld jaar op jaar worden overgemaakt naar de EU, terwijl er niet wordt voldaan aan verantwoording over rechtmatigheid en doelmatigheid van deze overdrachten?
We hebben al eerder gepleit voor het opnemen van afdrachten aan de EU (in 2012 € 6 miljard) in de Nederlandse nationale verklaring. Daarmee zou het kabinet verantwoording af leggen over de rechtmatigheid van deze afdrachten. Daartoe is het kabinet niet overgegaan.
Vraag 31
Kan de Algemene Rekenkamer iets zeggen over de mening van subsidieaanvragers, met betrekking tot de procedures omtrent de aanvraag en toewijzing van subsidies? Vinden startende en MKB-bedrijven het een enorme administratieve rompslomp om een aanvraag te doen? In welke mate zijn de subsidieaanvragers tevreden over de EFRO-procedures en kan de Algemene Rekenkamer hierbij onderscheidt maken tussen startende bedrijven, MKB-bedrijven en grote bedrijven?
Klachten over administratieve lasten hebben we vernomen van de 5 eindbegunstigden met wie we in het kader van dit onderzoek gesproken hebben. Dat is echter een kleine steekproef. We hebben geen breder onderzoek gedaan naar de administratieve lasten voor aanvragers.
Vraag 32
Kan de Algemene Rekenkamer aangeven hoeveel EFRO-subsidieaanvragen zijn afgewezen en hoeveel er op initiatief van de aanvrager zijn beëindigd? Kan de Algemene Rekenkamer tevens aangeven wat de voornaamste redenen zijn om een EFRO-subsidieaanvraag af te wijzen of in te trekken? Kan de Algemene Rekenkamer hierbij ook onderscheidt maken tussen startende bedrijven, MKB-bedrijven en grote bedrijven?
We zijn twee projecten tegengekomen waarbij de aanvrager zelf het initiatief nam om het project te beëindigen in de 30 door ons onderzochte projecten. Hoeveel aanvragen er in totaal zijn afgewezen en met welke redenen weten wij niet. Daar zou de staatssecretaris van EZ antwoord op kunnen geven.
Vraag 33
Hoeveel publiek geld (cumulatief maar uitgesplitst naar het Rijk en de regionale overheden) gaat er naar de verplichte cofinanciering voor EFRO-programma’s?
Die vraag is pas te beantwoorden na afloop van de huidige programmaperiode 2007–2013 (deze loopt nog tot in 2015 door). Er kunnen namelijk nog bedragen worden gecorrigeerd en teruggevorderd.
Vraag 34
Inclusief de bijdrage van Nederland zelf, is er in totaal 1,7 miljard euro besteed aan EFRO-programma’s in de periode 2007–2013. Volgens de streefwaarden zou dat 6600 banen hebben moeten opleveren, hetgeen neerkomt op 258.000 euro per arbeidsplaats. Is dat doel bereikt? Is 258.000 euro per gecreëerde arbeidsplaats een effectieve score in vergelijking met nationale werkgelegenheidsprogramma’s?
Of dat efficiënt besteed is in vergelijking met andere werkgelegenheidsprogramma’s is pas te beantwoorden na vergelijkend onderzoek. Wel kwamen we in de door ons onderzochte projecten tegen dat arbeidsplaatsen soms voor de duur van een project gecreëerd worden, en met het aflopen van het project dus weer verdwijnen. Voor de uiteindelijke score op deze streefwaarde zal de evaluatie van de huidige programmaperiode afgewacht moeten worden.
Overigens is het «aantal te creëren arbeidsplaatsen» slechts één van de streefwaarden (naast onder meer «aantal te ondersteunen MKB’ers» en «aantal te creëren samenwerkingsverbanden»).
Vraag 35
Vanuit welke overwegingen zijn de vijf geëvalueerde EFRO-projecten gekozen met uitzondering van de onderlinge vergelijkbaarheid van de projecten?
We hebben gekeken naar de afgeronde projecten (gericht op innovatie) op het moment van starten van ons onderzoek, daar hebben we er 5 per regio van geselecteerd op basis van onderlinge vergelijkbaarheid om dossieronderzoek op te verrichten (in totaal dus 20). De managementautoriteiten deden het voorstel om daar per regio nog 3 lopende projecten aan toe te voegen die een goed beeld gaven van effectiviteit. Regio Oost stelde in plaats van 3 één groot lopend project voor. Met deze 10 projecten kwam het totaal op 30 projecten die we onderzocht hebben. Van de 30 onderzochte projecten hebben we er 5 geselecteerd die we bezocht hebben.
Vraag 36
Kan het stellen van minder brede doelstellingen bijdragen aan meer effectiviteit?
Het maakt het meten van effectiviteit gemakkelijker wanneer er een directer verband te leggen valt tussen inzet en doelstelling.
Vraag 37
Kan de Algemene Rekenkamer een overzicht geven, zoals op pagina 59 van het EU-trendrapport 2014, maar dan met de uiteindelijke realisatiecijfers per regio?
Dat zal de staatssecretaris van EZ na afloop van de huidige programmaperiode (in 2015) kunnen doen.
Vraag 38
Passen andere lidstaten ook de «wie het eerst komt, wie het eerst maalt» benadering toe?
We hebben geen EFRO-subsidies in andere lidstaten onderzocht. Dit principe kan volgens de EU-regelgeving toegepast worden. Selectie via tenders is niet verplicht. We zullen de vraag bij onze collega’s uitzetten.
Administrative performance differences between Member States recovering Traditional Own Resources of the European Union, IP/D/ALL/FWC/2009–056 28/02/2013. Brussel: Directoraat Generaal voor Intern Beleid.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33869-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.