33 836 Personen- en familierecht

31 753 Rechtsbijstand

Nr. 62 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 april 2021

De motie van de leden Van Nispen en Van den Berge (Kamerstuk 34 605, nr. 13) van 19 november 2020 verzoekt de regering in gesprek te gaan met de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) en de Vereniging Sociale Advocatuur Nederland (VSAN) over een nieuwe herijking van de puntentoekenning in het personen- en familierecht, en de Kamer daarover uiterlijk 1 maart 2021 te informeren. Tevens is bij motie van het lid Groothuizen c.s. van 26 november 2020 (Kamerstuk 35 570 VI, nr. 59) de regering verzocht om bij de eerstvolgende na- of voorjaarsnota met een voorstel te komen om (een deel van) het overgebleven budget in te zetten voor het ondersteunen van de sociaal advocatuur werkzaam in het personen- en familierecht. Met deze brief informeer ik u over de uitvoering van deze beide moties en informeer ik u tevens verder over de acties die rondom de invulling van zelfredzaamheid onder de Wet op de rechtsbijstand zijn opgezet. Dit laatste in aanvulling op mijn Kamerbrief van 24 februari jongstleden (Kamerstuk 31 753, nr. 236) naar aanleiding van de motie van de leden Van der Graaf en Van Nispen over het beroep op gefinancierde rechtsbijstand in bezwaarprocedures tegen de Belastingdienst (Kamerstuk 31 753, nr. 234).

In de periode van januari tot en met maart van dit jaar hebben hierover diverse gesprekken plaatsgevonden. Naast de NOvA hebben aan verschillende gesprekken ook de VSAN, de Nederlandse vereniging Familie- en erfrecht Advocaten Scheidingsmediators (vFAS), de Mediatorsfederatie Nederland (MfN), de Raad voor Rechtsbijstand (Raad) en het Juridisch loket (het JL) deelgenomen.

Zoals ik reeds in de vierde voortgangsrapportage van het programma stelselvernieuwing rechtsbijstand van 11 januari 2021 (Kamerstuk 31 753, nr. 225) aan uw Kamer heb gemeld, zal ik de onderuitputting op het budget van de gesubsidieerde rechtsbijstand van € 19 mln. voor de komende vier jaar aanwenden voor een verbeterde vergoeding in het personen- en familierecht. Dit wordt vastgelegd in een beleidsregel van de Raad op grond waarvan voor bepaalde werkzaamheden een aanvullende vergoeding zal worden verstrekt. Het gaat dan om een vergoeding voor echtscheidingen waarbij minderjarige kinderen betrokken zijn, zodat de extra verplichte werkzaamheden voor het opstellen van een ouderschapsplan worden vergoed. Daarnaast zal de korting worden gecompenseerd die nu nog wordt toegepast in echtscheidingszaken die op tegenspraak starten, maar niet op tegenspraak eindigen. Dit om te bevorderen dat advocaten een echtscheiding minnelijk proberen te regelen, zonder daarvoor te worden gekort. Deze maatregelen zijn in lijn met de adviezen van de commissie Van der Meer.

Om de tijdsbesteding voor de genoemde werkzaamheden en daarmee de vergoedingen uit deze beleidsregel in lijn te brengen met de adviezen van de commissie Van der Meer is, eenmalig, afgerond maximaal € 9 mln. aan extra middelen nodig, bovenop de € 19 mln. onderuitputting. Deze extra middelen kunnen worden gefinancierd met incidentele middelen die beschikbaar komen als gevolg van de vaststelling door JenV van de jaarstukken 2020 van de Raad voor Rechtsbijstand, die stukken heb ik recentelijk 15 maart 2021 ontvangen. In het kader van de najaarsnotabesluitvorming 2021 zal ik uw Kamer over de verwerking van de vaststelling jaarstukken 2020 van de Raad nader informeren. Overigens zal binnen de verdere ontwikkeling van de rechtshulppakketten nader gekeken worden naar welke beloning passend en mogelijk is voor deze werkzaamheden.

Ik geef uitvoering aan bovengenoemde moties door met de uitwerking van de twee genoemde initiatieven een opmaat te creëren naar beloningen binnen de rechtshulppakketten. Zo geef ik invulling aan het doel van de stelselvernieuwing rechtsbijstand, waarbij ik wil bevorderen dat geschillen zoveel mogelijk duurzaam worden opgelost. Ook draag ik op deze wijze bij aan een meer passende vergoeding voor de sociale advocatuur en mediators.

De Raad heeft mij laten weten dat bovengenoemde beleidsregel, die in overleg met de NOvA en MfN tot stand komt, uiterlijk per 1 augustus 2021 in werking kan treden. Ik bericht u verder hierover nader in de komende voortgangsrapportage rechtsbijstand, die voor het zomerreces aan uw Kamer zal worden gezonden.

Modernisering rechtsbijstand / toeslagen

Er zijn diverse berichten in de media verschenen waarin wordt gesuggereerd dat de modernisering van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand gestoeld zou zijn op meer zelfredzaamheid van de burger en bedoeld is als bezuiniging.1 Het vergroten van de zelfredzaamheid bij burgers is echter géén doelstelling van het nieuwe stelsel van rechtsbijstand. Het is dan ook belangrijk een onderscheid te maken tussen de vernieuwing van het stelsel van rechtsbijstand en de manier waarop gesubsidieerde rechtsbijstand wordt gehonoreerd in belasting- en toeslagzaken.

Achtergrond modernisering

De afgelopen vier jaar is er binnen de stelselvernieuwing rechtsbijstand gewerkt aan het duurzamer en meer toekomstbestendig maken van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. Eerdere wetsvoorstellen om dit voor elkaar te krijgen, hebben de eindstreep niet gehaald. Voor de stelselvernieuwing is daarom gekozen voor een andere aanpak, waarbij lerenderwijs en door middel van pilots wordt onderzocht wat werkt, waarbij wetgeving het sluitstuk is. Vanaf de start is onderkend dat hier twee kabinetsperioden voor nodig zijn. Hoewel de afspraak geldt dat één en ander binnen budgettaire kaders geschiedt, is er geen sprake van bezuinigingen en tevens geldt de afspraak dat middelen die overblijven, behouden blijven voor de stelselvernieuwing, zoals hierboven ook is gebleken.

Belangrijke uitgangspunten van de stelselvernieuwing is om de hulpvraag van mensen centraal te stellen (versterking eerste lijn en ontwikkeling van rechtshulppakketten) en om de menselijke maat terug te brengen bij de overheid (project burgergerichte overheid).

Rechtsbijstand en toeslagen

Over de zelfredzaamheid in relatie tot toeslagen heb ik u per voornoemde Kamerbrief van 24 februari jongstleden (Kamerstuk 31 753, nr. 236) geïnformeerd (Kamerstuk 31 753, nr. 234). In deze brief heb ik met uw Kamer de eerste bevindingen over rechtsbijstand aan gedupeerden van de toeslagenaffaire gedeeld. Aanvullend heeft de Raad een quick scan uitgevoerd met betrekking tot de afgegeven toevoegingen in het kader van de kinderopvangtoeslag. Daarnaast wordt er een plan van aanpak door de betrokken partijen opgesteld om de signaleringsfunctie binnen het stelsel anders in te richten zodat signalen sneller opgepakt kunnen worden.

Quickscan gedupeerden

De Raad heeft een quickscan uitgevoerd binnen zijn systemen. In de quick scan zijn in de afgelopen tien jaar in ieder geval zo’n 2.500 aanvragen voor toevoegingen geïdentificeerd die raakvlakken hebben met de kinderopvangtoeslag. Tweederde van de toevoegingen zijn direct verleend. De overige eenderde van de aanvragen zijn afgewezen, waartegen beperkt bezwaar is ingediend; uit de quickscan volgt dat de Raad in de afgelopen tien jaar in bezwaar ruim 300 zaken heeft afgehandeld die betrekking hebben op de kinderopvangtoeslag. In eenderde van deze zaken is alsnog een toevoeging toegekend.

Aanpak oplossing knelpunten

De VSAN heeft per brief van 10 februari jongstleden uw Kamer een aantal casussen in het kader van de zelfredzaamheid onder de aandacht gebracht. De Raad is samen met het JL en de NOvA aan de slag om, aan de hand van de rode draden uit de bovengenoemde casussen, beter in beeld te brengen waar de knelpunten zitten en wat daaraan gedaan kan worden. De komende periode wordt voor burgers waarvan blijkt dat ze tussen wal en schip dreigen te vallen gezamenlijk een aanpak ontwikkeld door de Raad en het JL, in samenspraak met de NOvA. In deze aanpak wordt bezien hoe signalen hiervan snel kunnen worden opgepakt waardoor burgers door het JL zo snel mogelijk kunnen worden geholpen of doorverwezen naar de juiste professional. Zaken waar dat niet kan of die te complex zijn voor afhandeling in de eerste lijn zullen worden gesignaleerd en daarvoor wordt door de Raad (tijdelijk) aan advocaten een lichte adviestoevoeging verstrekt. Regelmatige monitoring, uitwisseling van ervaringen en evaluatie van deze zaken is het uitgangspunt voor een betere equipering van de eerste lijn en kortere lijnen met de advocatuur, hetgeen bijdraagt aan het lerend vermogen van het stelsel en oplossingen voor de burger.

Vervolg

Tijdens het Algemeen Overleg (AO) rechtsbijstand op 20 januari jongstleden (Kamerstuk 31 753, nr. 228) heb ik het lid Van der Graaff (CU) toegezegd om in de loop van het voorjaar de Kamer schriftelijk te informeren over eventuele knelpunten in de Wrb voor complexe gevallen die mensen niet zelf kunnen afdoen en in die brief ook in te gaan op de oorzaken van het afnemen van het aantal toevoegingen in 2020. Daarnaast zijn tijdens het Verslag Algemeen Overleg (VAO) rechtsbijstand op 11 februari jongstleden (Handelingen II 2020/21, nr. 56, VAO Gesubsidieerde Rechtsbijstand) onder andere de aangenomen moties van de leden Van Nispen (SP) en Van der Graaff (CU) (Kamerstuk 31 753, nr. 230) over onderzoek naar de rol en werkwijze van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en de Raad voor Rechtsbijstand in de toeslagenaffaire en van het lid Van der Graaff (CU) over onderzoek naar de toepassing en de reikwijdte van de zelfredzaamheidstoets ingediend. Ter uitvoering van deze twee moties heb ik inmiddels een aanvraag voor onderzoek bij het WODC ingediend. Het WODC heeft mij in reactie hierop laten weten het onderzoek vanaf 1 mei a.s. te kunnen oppakken.

Aangezien naar aanleiding van het AO en het VAO voornoemd al diverse acties door de Raad en het JL (in samenspraak met de NOvA) in gang zijn gezet, zoals ook in mijn brief van 24 februari jongstleden (Kamerstuk 31 753, nr. 234) en hierboven toegelicht, die zowel de genoemde toezegging als moties raken, zal ik de Kamer niet in de loop van het voorjaar hierover nog met een aparte brief nader informeren, maar in de volgende voortgangsbrief rechtsbijstand die gepland staat voor de maand juli.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Naar boven