Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 oktober 2015
Op 4 september jl. heeft u gevraagd om een reactie op het in opdracht van Defensie
opgestelde rapport «Special Operations Forces: Schaduwkrijgers in het Licht van de
Toekomst» van het Haags Centrum voor Strategische Studies (HCSS). Met deze brief kom
ik aan dit verzoek tegemoet. Daarbij zal ik, zoals verzocht, het rapport van de Franse
Senaat betrekken.1
Ik heb met belangstelling kennisgenomen van het HCSS-rapport. Defensie acht speciale
eenheden van grote waarde en maakt veel gebruik van hun capaciteiten, bijvoorbeeld
in Afghanistan, Irak en de Golf van Aden. Zoals bekend vervullen zij op dit moment
ook een belangrijke rol in de VN-missie in Mali. Door het verzamelen van inlichtingen
en het uitvoeren van verkenningen zorgen de Nederlandse speciale eenheden voor situational awareness. Speciale eenheden zijn niet bedoeld om reguliere eenheden te vervangen. Bij hun
optreden maken speciale eenheden veelal gebruik van steun van andere eenheden.
HCSS stelt vast dat speciale eenheden in de huidige veiligheidsomgeving steeds belangrijker
worden. Dit heeft te maken met de veranderde aard van conflicten, waaronder de toename
van irreguliere en hybride vormen van oorlogvoering, en met de noodzaak om ook bij
een complex dreigingsbeeld doelgericht militaire taken te kunnen uitvoeren. Het rapport
gaat ook in op de verschillen tussen landen, onder andere met betrekking tot de organisatie
en de aansturing.
Het rapport van de Franse Senaat uit 2014 is opgesteld naar aanleiding van het Franse
Witboek (29 april 2013), ter voorbereiding op de discussie over de Franse defensiebudgetten
voor de periode 2014–2019. Een van de discussiepunten was de uitbreiding van de Franse
speciale eenheden met duizend manschappen versus de bezuinigingen op de reguliere
troepenmacht. Het rapport concludeert dat de investering in speciale eenheden gerechtvaardigd
is. Speciale eenheden beschikken volgens de rapporteurs over specifieke (aanvullende)
capaciteiten en zijn een belangrijk instrument bij hybride dreigingen. Tegelijkertijd
wordt beklemtoond dat speciale eenheden reguliere middelen niet kunnen vervangen.
De gedachtevorming over de toekomst van speciale eenheden maakt deel uit van de versterking
van de Nederlandse krijgsmacht in een meerjarig perspectief. De analyse van HCSS biedt
interessante aanknopingspunten voor een discussie over een nog betere benutting van
speciale eenheden, zoals de verschillen tussen landen met betrekking tot de organisatie
en aansturing, maar ook de ontwikkeling van het inzetprofiel. De relatie tussen speciale
eenheden en de defensieonderdelen, evenals de ondersteuning voor de inzet van speciale
eenheden (enablers), verdienen hierbij nadrukkelijk de aandacht.
De Minister van Defensie,
J.A. Hennis-Plasschaert