Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 maart 2015
Zoals toegezegd tijdens het algemeen overleg van 26 februari jl. over de vervanging
van de F-16, informeer ik u hierbij nader over het verdrag met België en Luxemburg
inzake de integratie van de luchtruimbewaking tegen civiele luchtvaartuigen waarvan
een terroristische dreiging uitgaat (Renegade).
Het verdrag is op 4 maart jl. in Den Haag getekend door de Belgische Minister van
Defensie de heer Steven Vandeput, de Luxemburgse ambassadeur in Nederland de heer
Pierre-Louis Lorenz en door mij. Dit gebeurde tijdens het zogenoemde Thalassa-overleg
van afvaardigingen van de Belgische en Nederlandse regeringen. De tekst van het verdrag
is inmiddels gepubliceerd in het Tractatenblad (Trb. 2015, nr. 36). De beoogde samenwerking houdt in dat België en Nederland bij toerbeurt en in gelijke
mate jachtvliegcapaciteit leveren voor de luchtruimbewaking van de drie landen. Luxemburg
beschikt niet over een eigen jachtvliegcapaciteit.
Het verdrag is om meerdere redenen van groot belang. In de eerste plaats is het een
mijlpaal in de verdere versterking van de Europese defensiesamenwerking. De drie landen
zijn hiermee zonder meer voortrekkers in Europa. Daarnaast zorgt het verdrag voor
meer doelmatigheid, en wordt tevens de inzetbaarheid van de F-35 erdoor verhoogd,
zoals toegelicht in de D-brief van het project Vervanging F-16 (Kamerstuk 26 488, nr. 369).
Voor de luchtruimbewaking heeft zowel België als Nederland op dit moment permanent
twee jachtvliegtuigen paraat die met een korte waarschuwingstijd inzetbaar zijn, de
zogenoemde Quick Reaction Alert (QRA). De luchtruimbewakingstaak kent twee aspecten. In de eerste plaats kunnen de
jachtvliegtuigen worden ingezet voor de beveiliging van het nationale luchtruim tegen
Renegade toestellen in het kader van militaire bijstand bij de strafrechtelijke handhaving
van de rechtsorde. Het zojuist ondertekende verdrag heeft betrekking op deze taak.
In Nederland berust deze inzet op artikel 58 van de politiewet 2012 en heeft die plaats
in opdracht van de Minister van Veiligheid en Justitie (zie ook Kamerstuk 29 754, nr. 60 van 5 december 2005). Na de inwerkingtreding van het verdrag kunnen ook Belgische
jachtvliegtuigen in het Nederlandse luchtruim worden ingezet voor deze taak, ter handhaving
van de Nederlandse rechtsorde en in opdracht van de Minister van Veiligheid en Justitie.
Indien een Nederlands jachtvliegtuig wordt ingezet in het luchtruim van België of
Luxemburg, gebeurt dat in opdracht van de nationale autoriteiten van het desbetreffende
land. Luxemburg heeft in het verdrag het gebruik van dodelijk geweld boven het eigen
grondgebied uitgesloten.
Het tweede aspect is de QRA-taak in Navo-kader. Hierbij gaat het om het onderkennen
en eventueel onderscheppen van vijandige of ongeïdentificeerde militaire luchtvaartuigen.
In Nederland betreft het de grondwettelijke taak van de bescherming van het eigen
en bondgenootschappelijk grondgebied. Deze taak wordt uitgevoerd op basis van het
Navo-verdrag en binnen de bestaande Navo-commandostructuur en daarom heeft het zojuist
ondertekende trilaterale verdrag met België en Luxemburg op deze taak geen betrekking.
De QRA-taak in Navo-kader zal na de inwerkingtreding van het verdrag met België en
Luxemburg eveneens bij toerbeurt worden uitgevoerd, aangezien het gaat om dezelfde
parate jachtvliegtuigen als voor de beveiliging tegen Renegade toestellen.
De behandeling van het verdrag zal de gebruikelijke procedure volgen. Het voorstel
van wet tot goedkeuring van het verdrag zal voor advies worden voorgelegd aan de Raad
van State. Na ontvangst van het advies zal de regering het verdrag voor uitdrukkelijke
goedkeuring indienen bij beide Kamers der Staten-Generaal. In de bijbehorende memorie
van toelichting zal het verdrag nader worden toegelicht. Het streven van de drie landen
is om de samenwerking, nadat de parlementen van de drie landen hebben ingestemd met
het verdrag, eind 2016 van kracht te laten worden.
De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert