De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het aanbod van huurwoningen voor inkomens tussen de € 34.000 en
€ 43.000 zeer beperkt is;
constaterende dat binnen een termijn van vijf jaar niet valt te voorzien dat er voor
deze groep voldoende betaalbare woningen in de vrije huursector worden gebouwd en
aangeboden;
constaterende dat door Europese regelgeving verhuizen binnen de sociale huursector
voor deze groep geen optie is;
constaterende dat het aantal verhuizingen en daarmee de doorstroom binnen de sociale
huursector mede hierdoor verder is afgenomen;
constaterende dat het voor deze inkomensgroep in veel gevallen niet mogelijk is om
een hypotheek te verkrijgen voor een betaalbare koopwoning;
overwegende dat de kernvoorraad sociale woningbouw van voldoende omvang moet zijn
om de corporatiedoelgroep te huisvesten;
van mening dat deze inkomensgroep, onder respectering van de prioriteit voor de primaire
doelgroep binnen de sociale huursector, in aanmerking dient te komen voor toewijzing
van sociale huurwoningen met een huur tussen de onderste aftoppingsgrens en de liberalisatiegrens;
constaterende dat de Minister op basis van het gestelde in de brief van 30 oktober
2012 over de gesprekken met de Europese Commissie tot de conclusie komt dat de inkomensgrens
voor een sociale huurwoning van € 34.000 kan worden opgetrokken naar € 38.000 (prijspeil
2012) waarbij voortaan 20% van de toewijzingen aan deze doelgroep kan worden gedaan;
verzoekt de regering, in het kader van de herziene Woningwet de Tijdelijke regeling
diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting aan
te passen conform de grens uit de brief d.d. 30 oktober 2012 en voorts met de Europese
Commissie ophoging van deze grens naar € 43.000 te bespreken en over het resultaat
hiervan de Kamer uiterlijk bij de
behandeling van de herziene Woningwet te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Monasch
Schouten
Paulus Jansen
Voortman
Klein