33 750 Nota over de toestand van ’s Rijks financiën

T BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL

Aan de Minister-President, Minister van Algemene Zaken

Den Haag, 11 maart 2014

De invoering van het Europees semester en de uit Europese afspraken voortvloeiende verplichting de behandeling van de Rijksbegroting vóór 1 januari van het begrotingsjaar af te ronden vergt van de Eerste Kamer een strakke planning van de begrotingsbehandelingen, dit ook in samenhang met de planning van de behandeling van wetsvoorstellen die de regering op 1 januari in werking zou willen doen treden. In 2013 was na de stemming over de begrotingshoofdstukken in de Tweede Kamer in beginsel slechts één week beschikbaar voor de volledige behandeling van die hoofdstukken in de Eerste Kamer. De Eerste Kamer heeft zich toen zeer ingespannen commissievergaderingen en plenaire behandeling van hoofdstukken waarover de Kamer plenair debat wenste, (afgezien van het belastingplan) op één vergaderdinsdag te doen plaatsvinden. De Eerste Kamer wenst dit jaar meer tijd voor de begrotingsbehandelingen beschikbaar te hebben.

In verband hiermee heb ik er met de steun van het College van Senioren van de Eerste Kamer bij u met kracht op aangedrongen de Miljoenennota en de voorstellen voor de Rijksbegroting vóór Prinsjesdag aan de beide Kamers ter beschikking te stellen. De Algemene Politieke Beschouwingen in de Tweede Kamer zouden dan onmiddellijk na Prinsjesdag kunnen plaatsvinden, waarna de behandeling van de begrotingshoofdstukken daar een aanvang kan nemen. U liet tijdens het gesprek dat ik daarover op 28 januari 2014 met u voerde blijken de wens van de beide Kamers te begrijpen en u hebt toegezegd de Kamers tijdig in dit voorjaar te laten weten op welke wijze de regering aan deze wens tegemoet zal komen.

Voor wat betreft de Algemene Politieke Beschouwingen in de Eerste Kamer bericht ik u dat deze Kamer deze dit jaar op 14 oktober wenst te houden. Zoals gebruikelijk, wordt op de aanwezigheid van alle Ministers en Staatssecretarissen gerekend. Indien een bewindspersoon wegens dringende Europese of internationale verplichtingen afwezig zou willen zijn, verneem ik dat graag tijdig per brief van die bewindspersoon. Ik zal op dergelijke brieven schriftelijk reageren.

Ook in verband met de inplanning van begrotingsbehandelingen is het van belang dat zeer tijdig bekend is welke wetsvoorstellen de regering daarnaast vóór 1 januari 2015 behandeld wenst te zien. Voorts is van belang dat de Eerste Kamer er zeer spoedig zicht op heeft ten aanzien van welke wetsvoorstellen de regering afronding van de behandeling voor 1 juli 2014 dringend aangewezen acht.

Ik verzoek de regering de Eerste Kamer zo spoedig mogelijk één geconsolideerd document te doen toekomen waarop met een duidelijke motivering per voorstel tot uitdrukking komt ten aanzien van welke wetsvoorstellen de regering het dringend aangewezen acht dat de behandeling hiervan voor 1 juli afgerond zal zijn en ten aanzien van welke wetsvoorstellen de regering het dringend aangewezen acht dat de behandeling hiervan voor 1 januari 2015 afgerond zal zijn. Deze geconsolideerde lijst «1 juli/1 januari» zou alle wetsvoorstellen (dat wil zeggen: de wetsvoorstellen van alle ministeries) moeten bevatten die de Eerste Kamer naar de opvatting van de regering tijdig voor 1 juli, respectievelijk 1 januari in behandeling zou moeten kunnen nemen.

Wetsvoorstellen ten aanzien waarvan de Eerste Kamer wil bezien of behandeling vóór 1 juli 2014 haalbaar is, moeten de Eerste Kamer in ieder geval uiterlijk op 24 april 2014 hebben bereikt. Wetsvoorstellen ten aanzien waarvan de Eerste Kamer wil bezien of behandeling vóór 1 januari 2015 haalbaar is, moeten de Eerste Kamer in ieder geval uiterlijk op 16 oktober 2014 bereiken.

Het is uiteraard aan de commissies de motivering voor de gewenste datum van inwerkingtreding te wegen en te bezien of zij een zorgvuldige behandeling binnen de boven aangeduide tijdsbestekken haalbaar achten. Een stapeling van wetsvoorstellen die in een beperkte tijdspanne moeten worden behandeld, verkleint de kans dat behandeling binnen dat tijdsbestek zal slagen. Daarom verzoek ik de bewindslieden die het aangaat, zeer terughoudend te zijn met het vermelden van wetsvoorstellen op de bovenbedoelde lijst «1 juli/ 1 januari».

De Eerste Kamer vertrouwt dat het kabinet ten volle rekening houdt met en zich beschikbaar houdt voor de beperkte vergadertijd waarover de Eerste Kamer beschikt.

Uw berichten zie ik met belangstelling tegemoet.

Een afschrift van deze brief zend ik aan alle bewindspersonen en aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, A. Broekers-Knol

Naar boven