Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 januari 2014
Graag informeren wij u nader over ons onderzoek naar de Hogesnelheidslijn-Zuid uit
ons werkprogramma 2014.
Het doel van ons onderzoek is het verkrijgen van meer inzicht in de rollen van de
Nederlandse Staat bij vooral de exploitatie van de HSL-Zuid. Ons onderzoek spitst
zich daarbij toe op de rol van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM)
die de vervoersconcessie over de HSL-Zuid heeft verleend, het contract voor het beheer
en onderhoud van deze lijn sloot en onderhandelde met Belgische partijen. En de rol
van het Ministerie van Financiën als beherend ministerie van de staatsdeelneming NV
Nederlandse Spoorwegen (NS). De exploitatie van de HSL-Zuid is gegund aan HSA, een
dochterbedrijf van NS en KLM. In vervolg op ons rapport Risicobeheersing HSL-Zuid uit 2007 zullen de beheersing van risico’s voor de Staat en de financiële gevolgen
voor de Staat in dit onderzoek onze speciale aandacht hebben.
Wij verwachten onze bevindingen medio juni 2014 te kunnen publiceren.
Het onderzoek valt onder onze taak zoals omschreven in artikel 85 van de Comptabiliteitswet
2001. Onze bevoegdheden staan vermeld in artikel 87 van de Comptabiliteitswet 2001.
Wij hebben de tijdelijke commissie Fyra van de Tweede Kamer in oktober 2013 in een
technische briefing reeds geïnformeerd over de hoofdlijnen van dit onderzoek alsmede
over onze eerdere onderzoeken inzake de HSL-Zuid.
Bij brief van 11 juli 2013 hebben wij u gemeld dat de Kamer van Volksvertegenwoordigers
in België het Rekenhof – onze Belgische collega-rekenkamer – heeft verzocht om onderzoek te doen naar aanbesteding, testen en ingebruikname
van de Fyra-treinstellen en dat het Rekenhof ons op 4 juli 2013 heeft gevraagd naar
een standpunt over de mogelijkheden en modaliteiten van een samenwerking (Kamerstuk
33 678, nr. 2). In onze brief van 11 juli jl. hebben wij aangegeven dat wij positief hebben geantwoord
op het verzoek van het Rekenhof. Wij hebben het afgelopen zomerreces gebruikt om ambtelijk
tussen Rekenhof en Algemene Rekenkamer te inventariseren waar onze belangstelling
samenviel en of er mogelijkheden waren daarbij gelijk op te trekken. Het Rekenhof
heeft de Kamer van Volksvertegenwoordigers in België op 16 oktober 2013 geïnformeerd
het door de Kamer gevraagde onderzoek niet te kunnen uitvoeren. Wij hebben een afschrift
van deze brief ontvangen. Het ambtelijk overleg tussen Rekenhof en Algemene Rekenkamer
is hierop afgerond. Wij hebben ons vervolgens gericht op de afstemming van ons onderzoek
met het onderzoeksvoorstel in wording voor de parlementaire enquêtecommissie Fyra
i.o. Uw Kamer heeft op 19 december 2013 ingestemd met het onderzoeksvoorstel voor
deze parlementaire enquête. Wij hebben naar aanleiding van dit voorstel besloten ons
onderzoek in dit stadium te concentreren op de aan het begin van deze brief genoemde
onderwerpen. Voor een nadere toelichting verwijzen wij naar het overzicht dat als
bijlage bij deze brief is gevoegd1.
Een afschrift van deze brief is verzonden aan:
-
– de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal;
-
– de Minister van Financiën;
-
– de Minister-President, Minister van Algemene Zaken;
-
– de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu;
-
– de Voorzitter van de parlementaire enquêtecommissie Fyra;
-
– de Voorzitter van het Rekenhof in België.
Algemene Rekenkamer
drs. Saskia J. Stuiveling, president
dr. Ellen M.A. van Schoten RA, secretaris