33 628 Forensische zorg

Nr. 7 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 februari 2015

Bijgaand zend ik u ter kennisneming de Marktscan Forensische Zorg in strafrechtelijk kader 2014 en de beleidsbrief van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)1. In de marktscan presenteert de NZa een weergave van de markt in de periode 2010–2013 en op basis daarvan komt de NZa tot aanbevelingen in de beleidsbrief.

De NZa beoogt met de marktscan een beeld te geven van de stand van zaken in de forensische zorg. Het merendeel van de gegevens wordt op verzoek van de NZa door de Dienst Justitiële Inrichtingen aangeleverd. De NZa geeft in de beleidsbrief haar conclusies en aanbevelingen weer ten aanzien van de forensische zorg, gebaseerd op de marktscan. Twee punten voorzie ik hieronder van een nadere toelichting.

Basis voor de marktscan waren de jaren 2010 tot en met 2013. Inmiddels heeft de forensische zorgmarkt zich verder ontwikkeld. Met name in de Overige Forensische Zorg (OFZ) constateert de NZa een onderbezetting. Sinds 2013 echter is in dat domein sprake van een sterke stijging van de vraag. Deze wordt onder meer met de gelden voortvloeiend uit de motie-Van der Staaij (Kamerstuk 33 750 VI, nr. 82) en de bijdrage van de sector in het kader van het afgesloten Convenant Forensische Zorg zo goed mogelijk geaccommodeerd. Ook de gelden die vrijvallen door leegstand in de tbs, worden thans aangewend voor de OFZ.

Voorts vraagt de NZa aandacht voor de wachttijd van tbs-passanten die in een huis van bewaring wachten op behandeling. De NZa stelt dat deze in 2013 honderd dagen bedroeg, terwijl de norm dertig werkdagen zou zijn. De cijfers waarop de Nza zich baseert zijn afkomstig uit een publicatie van DJI en zijn, mede door de wijze van aanleveren, hier onjuist geïnterpreteerd.

De wettelijke termijn voor plaatsing van een tbs-gestelde is zes maanden (art.12 Beginselenwet verpleging tbs-gestelden). De uit jurisprudentie volgende termijn voor het betalen van een passantenvergoeding is vier maanden. In het beleidskader Plaatsing, dat de Nza aanhaalt, is vervolgens een ambitieuzere streeftermijn gesteld van dertig werkdagen (42 kalenderdagen). Deze termijn blijkt nog niet structureel te worden behaald.

Vooropgesteld moet worden dat de tbs-passantenproblematiek in de laatste jaren aanzienlijk is afgenomen: van 144 (74%) in 2008 tot 17 (16%) in 2013. Tot kort voor de door de NZA onderzochte periode moest een aanzienlijk deel van de tbs-gestelden dus meer dan vier maanden wachten op plaatsing in een FPC. Oorzaak hiervan vormden de ernstige capaciteitstekorten in tbs-inrichtingen. Deze capaciteitstekorten zijn in de afgelopen jaren omgeslagen in een overschot. Hierdoor is de passantenproblematiek, in de zin dat tbs-gestelden meer dan 4 maanden tot plaatsing moeten wachten, grotendeels verdwenen.

Van de 107 tot tbs veroordeelden in 2013 zijn er 102 binnen de wettelijke termijn van zes maanden geplaatst. Negentig personen zijn binnen de termijn van vier maanden geplaatst. Zesentwintig personen konden binnen de streeftermijn uit het beleidskader «Plaatsing» terecht in een FPC.

Gemiddeld bedroeg de wachttijd tot plaatsing van alle tot tbs veroordeelde personen in 2013 niet honderd, maar 81 dagen. Het door de NZA gehanteerde cijfer van honderd dagen betreft de gemiddelde wachttijd van hen die niet binnen de eigen streeftermijn van dertig werkdagen konden worden geplaatst. Dit cijfer kan verwarring wekken, omdat daarin niet de wachttijd is meegenomen van degenen die zonder problemen binnen dertig werkdagen in een FPC terecht konden.

Er zijn in hoofdzaak twee redenen waarom de wachttijd soms oploopt. Er is ten eerste een kleine categorie personen met een zeer specifieke zorg- en/of beveiligingsbehoefte, die het aantal plaatsingsmogelijkheden inperkt. Het gaat dan bijvoorbeeld om lichamelijke beperkingen (rolstoel, doofheid), of om een extreme beheersnoodzaak.

Ten tweede kan de plaatsing niet eerder beginnen dan na ontvangst van het strafdossier. Het strafdossier kan pas worden verstrekt als het vonnis onherroepelijk is geworden. Het komt voor dat de plaatsingsdatum bij ontvangst van het dossier al gepasseerd is, doorgaans vanwege de gangbare aftrek van voorarrest die de rechter hanteert. Het proces om te komen tot een zorgvuldige afhandeling van de plaatsing kent een bepaalde doorlooptijd, waardoor in deze gevallen een overschrijding van de norm welhaast onontkoombaar is.

Overigens wordt de informatieverstrekking aan de NZa naar aanleiding van deze publicatie nader bezien, om de hiervoor genoemde onduidelijkheid in de toekomst te voorkomen.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven