Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 januari 2019
Hierbij bied ik uw Kamer het WODC-rapport «Recidive na tbs, ISD en overige forensische
zorg» aan1. In dit rapport worden de strafrechtelijke recidivecijfers na uitstroom uit de hele
forensische zorg (FZ) gepresenteerd.2 Eerder beperkte het recidiveonderzoek voor de FZ zich tot de maatregelen Terbeschikkingstelling
(tbs) en Plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders (ISD). Het WODC is
er in geslaagd om voor de eerste keer de recidive in kaart te brengen voor de overige
forensische zorg (OFZ).3 Hiermee is ongeveer 90% van de uitgestroomde populatie in beeld gebracht.
Het rapport levert een belangrijke bijdrage aan het inzicht in de mate waarin recidive
zich bij de diverse vormen van forensische zorg voordoet. Ik ben verheugd dat geconstateerd
wordt dat het percentage personen dat binnen twee jaar na uitstroom in 2014 recidiveert
verhoudingsgewijs laag is voor de tbs met dwangverpleging, te weten 4% in zeer ernstige
delicten en 19% in totaal. Voor de FZ in het kader van bijzondere voorwaarden is het
recidivecijfer 35%. Evenwel maakt het rapport ook enkele serieuze aandachtspunten
zichtbaar. Er is sprake van een toename van de recidive bij uitstroom uit de ISD-maatregel
(75%). Daarnaast is het recidivecijfer na FZ in het kader van een vrijheidsstraf hoog
(55%).
De recidivecijfers na ISD en FZ in het kader van een vrijheidsstraf stemmen mij bepaald
nog niet tevreden. Ze zijn hoog in vergelijking met de andere recidivecijfers. De
verschillen tussen recidivecijfers van verschillende FZ titels (naast tbs bestaan
er verschillende gedwongen en voorwaardelijke forensische zorgtitels, zoals zorg binnen
het gevangeniswezen en zorg in FZ-instellingen met uiteenlopende beveiligingsniveaus
en inhoudelijke specialisaties) zeggen volgens het WODC niets over de effectiviteit
van de titels omdat de groepen waaraan de titels worden opgelegd bij voorbaat verschillen
met betrekking tot het recidiverisico.
Ik acht het van groot belang te weten wat de oorzaken zijn van met name de hoge recidivecijfers
en hoe dit verder kan worden teruggedrongen. Vervolgonderzoek is daarom nodig. De
doorontwikkeling van de recidivemonitor is daar een belangrijke eerste stap in en
om meer zicht te krijgen op de effectiviteit van de ISD voert het WODC momenteel een
effectmeting uit. De resultaten hiervan worden rond de zomer 2019 verwacht en zal
in het najaar voorzien van een beleidsreactie aan uw Kamer worden aangeboden. Tevens
heb ik met de sector in de meerjarenovereenkomst FZ 2018/2021 goede afspraken gemaakt
die de kwaliteit en veiligheid in de forensische zorg op peil moeten brengen.
Het WODC gaat zich daarom de komende jaren bezighouden met het verrichten van herhaalmetingen
om daarmee trends en de effectiviteit van het beleid zichtbaar te maken. Daarnaast
zal het recidiveonderzoek ook verder worden uitgebreid, zodat goed onderbouwde conclusies
kunnen worden getrokken. Dit maakt het mogelijk om gerichter te sturen op het terugdringen
van recidive en daarmee de bescherming van de samenleving. De uitkomsten van het vervolgonderzoek
worden in de tweede helft van 2019 verwacht. Zodra deze beschikbaar zijn zal ik deze
voorzien van een beleidsreactie aan uw Kamer toesturen.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker