Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 april 2021
In december 2020 heeft uw Kamer de motie van de leden Voordewind en Kuik (Kamerstuk
35 570 XVII, nr. 36) aangenomen, ingediend tijdens de behandeling van de begrotingsstaat van Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2021. Deze motie verzoekt
de regering om de steun aan maatschappelijke organisaties die strijden tegen kinderprostitutie,
na 2021 onverminderd door te zetten. Deze motie bouwt voort op het door uw Kamer in
2019 aangenomen amendement Voordewind/Kuik (Kamerstuk 35 300 XVII, nr. 31).
Met deze brief informeer ik u over de uitvoering van de motie.
Huidige inzet op bestrijding kinderprostitutie
De afgelopen vijf jaar voor de periode 2016–2020 heb ik op basis van een amendement
in 20141 binnen het kader van de zeven SRGR partnerschappen 2016–2020 extra fondsen ingezet
voor de aanpak van kinderprostitutie en ben ik een partnerschap aangegaan met de Down to Zero alliantie op dit thema. Op verzoek van uw Kamer werd, naast de al vastgelegde financiering
van dit bestaande partnerschap, in 2020 nog een extra bijdrage van 2 miljoen euro
toegekend aan de Down to Zero alliantie voor een looptijd van 16 maanden. Daarmee heb ik, in zowel 2020 als 2021,
meer fondsen vrijgemaakt voor de steun aan maatschappelijk organisaties die strijden
tegen kinderprostitutie.
Fonds Bestrijding Kinderprostitutie 2021
In reactie op het amendement Voordewind/Kuik uit 2019, en in lijn met bovengenoemde
motie, is het Fonds Bestrijding Kinderprostitutie opgezet en op 17 september 2020
opengesteld2 voor organisaties die aan de daarin beschreven voorwaarde voldeden. Hierop is één
voorstel binnengekomen, ingediend door de Down to Zero alliantie, waarin vijf Nederlandse organisaties samenwerken. Deze alliantie is gericht
op het voorkomen van commerciële seksuele exploitatie van kinderen en beoogt met name
de impact van de COVID-19 pandemie op de positie van kinderen die risico lopen slachtoffer
te worden/slachtoffer zijn van seksuele exploitatie te beperken. Het programma richt
zich op 12 landen in Azië en Latijns Amerika en loopt tot en met 31 maart 2022. Dit
voorstel is op basis van de vastgelegde criteria beoordeeld en per 1 april jl. gestart.
De motie van 2 december 2020 verzoekt het kabinet om de steun aan maatschappelijke
organisaties die strijden tegen kinderprostitutie ook na 2021 onverminderd voort te
zetten. De bovengenoemde steun aan de bestrijding van commerciële seksuele exploitatie
van kinderen loopt door tot in 2022. Alvorens te besluiten over verdere separate en
exclusieve voortzetting, zal de Nederlandse inzet op de bestrijding van seksuele exploitatie
van kinderen in 2022 geëvalueerd worden. Ik licht dit als volgt toe.
Toelichting
Per 1 januari 2021 is het kabinet in het kader van het overkoepelend kader Versterking
Maatschappelijk Middenveld (meer in het bijzonder het subsidiebeleidskader SRGR Partnerschap
Fonds3) ondermeer zeven meerjarige subsidierelaties aangegaan met allianties werkzaam op
het gebied van seksuele en reproductieve rechten en gezondheid. Hierover heb ik u
op 15 oktober 2020 per brief geïnformeerd4.
Binnen dit kader konden ook partnerschappen die zich inzetten voor bestrijding van
kinderprostitutie voorstellen doen. Op dit thema is inderdaad één aanvraag ontvangen,
die op grond van de resultaten van de beoordeling ervan niet in aanmerking kwam voor
een subsidie. Daarmee was de kous echter niet af.
Bij de openstelling van het Fonds Bestrijding Kinderprostitutie is ook slechts één
voorstel ingediend (van de Down to Zero alliantie), welke is goedgekeurd. Gelet op
het kader voor samenwerking met het maatschappelijk middenveld is het kabinet terughoudend
om parallel aan maar ook apart van dit kader langdurige financiering te verstrekken.
Conclusie
Derhalve kiest het kabinet ervoor om de financiering aan de Down to Zero alliantie
tot en met 31 maart 2022 te verstrekken. Daarnaast wordt de door Nederland gefinancierde
inzet op dit thema tussen 2016 en 2022 geëvalueerd. De uitkomsten van deze evaluatie
worden meegewogen in een besluit over voortzetting van financiering op bestrijding
kinderprostitutie.
In deze evaluatie zal ook gekeken worden naar de effectiviteit en meerwaarde van deze
inzet binnen de Nederlandse agenda op seksuele en reproductieve gezondheid en rechten.
Uw Kamer zal hierover geïnformeerd worden.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag