33 625 Hulp, handel en investeringen

Nr. 224 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 september 2016

Hierbij biedt het kabinet u de digitale rapportage «Development Results in Perspective – edition 2016» 1 aan. Het rapport (www.dutchdevelopmentresults.nl) schetst de voortgang die het kabinet in 2015 samen met nationale en internationale partners en uitvoerders heeft gemaakt op het terrein van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking.

Inzicht in resultaten is belangrijk om te kunnen bijsturen en verantwoording af te leggen aan de Nederlandse burgers en aan de mensen van wie we de positie willen verbeteren. In ons streven naar openheid maken we steeds meer gebruik van open data, onder meer via het International Aid Transparency Initiative. Ten opzichte van de vorige editie van het rapport2 zijn toegankelijkheid, bruikbaarheid en transparantie verder verbeterd.

Deze Kamerbrief richt zich vooral op de eerste twee doelen van de agenda voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BH&OS) te weten:

  • uitbanning van extreme armoede in één generatie (getting to zero);

  • bevordering van duurzame en inclusieve groei overal ter wereld.

De resultaten die aan bod komen raken ook aan het derde doel van de BH&OS-agenda: succes voor Nederlandse bedrijven in het buitenland. Dat geldt bijvoorbeeld voor bevordering van de private sector als stimulans voor ontwikkeling. Daarnaast wordt ingegaan op actuele ontwikkelingen rond veiligheid, stabiliteit, migratie en klimaat.

In het Wetgevingsoverleg van 21 juni 2016 nam uw Kamer een motie aan over het nog inzichtelijker maken van doelen en resultaten in begroting en jaarverslag (Kamerstuk 34 475 XVII). In de begroting 2017 voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking kan uw Kamer zien hoe doelen en resultaten inzichtelijker zijn opgenomen. Uw Kamer ontvangt een separate brief over hoe in de komende jaren verder aan de motie invulling wordt gegeven (Kamerstuk 34 300 XVII, nr. 70).

VEEL BEREIKT, INSPANNINGEN BLIJVEN NODIG

Investeren in inclusieve duurzame ontwikkeling rendeert. Dat bleek duidelijk in 2015, het laatste jaar van de Millennium Ontwikkelingsdoelen. De levenssituatie van veel mensen in lage- en lage-middeninkomenslanden is verbeterd. Het aantal mensen dat in extreme armoede leeft is gedaald tot minder dan 10% van de wereldbevolking. Aan het begin van deze eeuw was dat nog 29%. Die forse daling is mede mogelijk gemaakt door de inzet van de internationale gemeenschap.

Maar ook die 10% extreme armoede blijft onaanvaardbaar. Mensen in deze omstandigheden hebben naast een zeer laag inkomen nauwelijks of geen toegang tot primaire levensbehoeften zoals goede voeding, schoon drinkwater en goede sanitaire voorzieningen, en (reproductieve) gezondheidszorg. Mensen kunnen niet werken aan structurele verbetering van hun inkomen als ze ondervoed zijn of geen toegang tot schoon drinkwater hebben.

De internationale gemeenschap heeft mede daarom in 2015 nieuwe doelen gesteld. Met de internationaal bereikte akkoorden over de Global Goals (Duurzame Ontwikkelingsdoelen) en Financing for Development is een nieuwe route uitgestippeld om armoede in één generatie uit te bannen en om te werken aan een brede agenda voor duurzame inclusieve ontwikkeling.

(Geo)politieke spanningen zorgen in het Midden-Oosten, in delen van Afrika en aan de flanken van Europa voor instabiliteit, veiligheidsrisico's en irreguliere migratie. Het aantal vluchtelingen liep in 2015 op tot een triest record van 65 miljoen. Armoede blijft vooral in fragiele staten hardnekkig. En binnen landen neemt de ongelijkheid toe. Verduurzaming van handels- en investeringsstromen in een onvoorspelbare wereldeconomie is niet eenvoudig. Klimaatverandering zorgt voor langdurige droogte én voor grote wateroverlast.

Effectief via handel en ontwikkeling

Via handel en ontwikkelingssamenwerking draagt Nederland bij aan het uitbannen van extreme armoede in de wereld. We investeren in groei en ontwikkeling waar de armste en kwetsbaarste groepen van meeprofiteren. Zo werken we aan het terugdringen van ongelijkheid.

Effectief en resultaatgericht werken aan ontwikkeling vergt scherpe keuzes. Nederland investeert daarom in waar het goed in is: veiligheid en rechtsorde, waterbeheer, voedsel en landbouw, en seksuele gezondheid. Binnen deze thema’s is er speciale aandacht voor vrouwenrechten, klimaatverandering en bevordering van ondernemerschap.

Het betrekken van de private sector, ook Nederlandse bedrijven, maakt deel uit van die aanpak. Dat vraagt inzet op verschillende niveaus: meer en betere toegang tot internationale markten, versterking van de private sector in lage- en lage-middeninkomenslanden, stimulering van handel en investeringen, eerlijke belastingen en verduurzaming van productie- en handelsketens. Hier komen bevordering van inclusieve ontwikkeling in lage en lage-middeninkomenslanden en van kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven samen.

Uitbanning van extreme armoede en werken aan duurzame en inclusieve groei bieden Nederlandse bedrijven ook perspectieven in het buitenland. Denk aan de watersector, waarin 74 Nederlandse bedrijven actief zijn in Nederlandse programma’s in ontwikkelingslanden. Ook het Bangladesh Partnership for Textile illustreert de synergie tussen beleidsambities. Ruim 200 textielbedrijven in en rondom Dhaka doen succesvol zaken met grote namen uit de (Nederlandse) kledingindustrie. Via dit partnerschap dragen deze Nederlandse ondernemingen actief bij aan betere werkomstandigheden voor textielarbeiders en aan efficiënter en schoner gebruik van productiemiddelen en energie.

UITBANNEN VAN EXTREME ARMOEDE

De bijdrage van Nederland aan het uitbannen van extreme armoede concentreert zich op activiteiten binnen de thema’s voedselzekerheid, waterbeheer (toegang tot schoon water en sanitaire voorzieningen) en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (alles wat te maken heeft met gezonde en gewenste zwangerschappen, veilige bevallingen en vrijheid van partnerkeuze).

Voedselzekerheid: tegengaan honger en ondervoeding

Ondervoeding blijft een groot probleem en raakt meer mensen dan de 10% die gevangen zitten in extreme armoede. Wereldwijd kampen twee miljard mensen met een chronisch tekort aan essentiële vitaminen en mineralen. Ondervoeding is vooral funest voor jonge kinderen. In de eerste twee levensjaren zorgt het voor onherstelbare gevolgen voor hun geestelijke en lichamelijke ontwikkeling.

In 2015 zijn circa 18 miljoen mensen ondersteund bij de verbetering van hun voedingssituatie, 10 miljoen meer dan in 2014. Deze forse stijging was onder meer het gevolg van succesvolle resultaten van een UNICEF-programma in Burundi, Ethiopië, Mozambique en Rwanda. Deze inspanningen richten zich op verbetering van voedselinname door onder andere het verstrekken van voedings-supplementen en vitaminepillen. Het streven is om in 2020 jaarlijks minimaal 20 miljoen mensen op deze manier te ondersteunen in het verbeteren van hun voedingssituatie

Een betere voedingssituatie betekent niet per definitie dat iemand ook blijvend niet meer ondervoed is. Daar is meer voor nodig. Zo is het noodzakelijk dat er beschikbaarheid komt van voldoende voedsel van goede kwaliteit, het hele jaar door. Nederland werkt daarom aan het duurzaam vergroten van aanbod en kwaliteit van voedsel door verbeterde productie en verrijking van voedsel, onder meer via de Global Alliance for Improved Nutrition (GAIN). Daarnaast moeten mensen ook duurzaam toegang hebben tot betaalbaar voedsel, beschikken over schoon water en energie voor voedselbereiding en zich bewust zijn van het belang van goede voeding voor met name kinderen en adolescente meisjes. Door op een integrale wijze in te zetten op deze aspecten kunnen mensen blijvend uit hun situatie van ondervoeding gehaald worden. Nederland wil van 2016 tot 2030 (cumulatief) 32 miljoen mensen op deze manier structureel uit hun situatie van ondervoeding halen en daarmee bijdragen aan Global Goal 2 om honger en ondervoeding uit te bannen in 2030. Met het vaststellen en rapporteren van resultaten op dit einddoel zal vanaf volgend jaar een begin worden gemaakt.

Water: schoon drinkwater en sanitaire voorzieningen

Nederland richt zich op het verschaffen van duurzame toegang tot water, sanitaire voorzieningen en hygiëne (WASH). Het gaat dan onder andere om waterpompen, latrines en voorlichting over het belang van hygiënische leefomstandigheden. Dit draagt bij aan het doorbreken van de vicieuze cirkel van (darm)infecties en ondervoeding bij kinderen.

Nederland formuleerde in 2010 het doel om in 2015 in totaal 25 miljoen mensen te voorzien van sanitaire voorzieningen. Dat doel is bijna behaald, er zijn eind 2015 24,3 miljoen mensen bereikt. Om de duurzaamheid van Nederlandse investeringen te kunnen garanderen wordt de lokale private sector nauw betrokken bij financiering en uitvoering van programma’s.

De Nederlandse doelstelling om tussen 2011 en het einde van 2018 25 miljoen mensen te voorzien van schoon drinkwater, ligt niet geheel op schema. In totaal hebben tot eind 2015 13,9 miljoen mensen met Nederlandse financiering toegang gekregen tot schoon drinkwater. Bij de duurzame toegang tot drinkwater gaat het niet alleen om de dagelijkse hoeveelheid water die ieder mens minimaal nodig heeft, maar vooral ook om de waterkwaliteit. Schoon drinkwater draagt direct bij aan het voorkomen van aan water gerelateerde ziektes. Conform de doelstelling zouden per jaar ruim 3 miljoen mensen op basis van Nederlandse financiering toegang tot schoon drinkwater moeten krijgen. In de periode 2011–2015 is circa 90% van deze doelstelling bereikt.

In het licht van de Global Goal 6 is opnieuw gekeken naar de doelstellingen voor water, sanitaire voorzieningen en hygiëne. Op basis van beschikbare budgetten, de grote aantallen mensen die nog geen toegang hebben tot verbeterde sanitaire voorzieningen (ca. 2,4 miljard) en het streven naar duurzame dienstverlening, heeft Nederland zich gecommitteerd om in de periode 2016–2030 in totaal 50 miljoen mensen toegang te verschaffen tot verbeterde sanitaire voorzieningen en 30 miljoen mensen tot schoon drinkwater.

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten

Nederland stimuleert bevordering van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten van mensen (SRGR). Het recht van de vrouw om haar eigen keuzes te kunnen maken staat daarbij voorop. Miljoenen mensen kunnen niet zelf beslissen over hun eigen seksualiteit en of en wanneer ze kinderen zouden willen. Meer dan 200 miljoen vrouwen willen graag anticonceptie gebruiken, maar hebben daar geen toegang toe. De redenen variëren: van gebrekkig overheidsbeleid, tot tegenwerking door conservatieve krachten en te weinig betrokkenheid van de private sector. Landen als Ethiopië en Rwanda boeken succes door adequate maatregelen zoals uitgebreide dienstverlening en voorlichting.

Bijdragen van Nederland aan diverse organisaties zorgden ervoor dat in 2015 37,5 miljoen jongeren gebruik maakten van seksuele en reproductieve diensten. Hierdoor kregen jongeren meer en betere kennis over seksueel overdraagbare aandoeningen, voorbehoedsmiddelen en consequenties van zwanger worden op (te) jonge leeftijd en konden jonge vrouwen beter persoonlijke keuzes maken over hun eigen seksuele gezondheid.

Daarnaast sloot Nederland zich in 2015 aan bij het internationale initiatief Family Planning 2020, gericht op vrouwen en meisjes. Met Nederlandse steun kregen in 2015 1,2 miljoen vrouwen en meisjes toegang tot de anticonceptie van hun keuze. Partnerlanden, donoren, internationale en private instellingen willen door een extra inspanning tot 2020 wereldwijd uiteindelijk 120 miljoen vrouwen en meisjes toegang geven tot de anticonceptie van hun keuze. Nederland heeft zich in het kader van Family Planning 2020 gecommitteerd aan toegang tot anticonceptie voor 6 miljoen vrouwen en meisjes. De doelstelling is ambitieus, maar ligt binnen bereik.

Met deze resultaten draagt Nederland bij aan de realisatie van Global Goal 3.7, gericht op universele toegang tot seksuele en reproductieve gezondheidsdiensten, inclusief family planning.

DUURZAME EN INCLUSIEVE GROEI

Naast bestrijding van extreme armoede is terugdringing van ongelijkheid cruciaal voor duurzame en inclusieve ontwikkeling in de wereld. Waar je geboren en getogen bent maakt immers een groot verschil. Nederland is bijvoorbeeld dertig keer zo rijk als Ethiopië. Ook bínnen lage- en lage-middeninkomenslanden is er sprake van grote ongelijkheid. Dat is ongewenst. En niet alleen vanuit moreel oogpunt.

Groeiende ongelijkheid ontneemt mensen het perspectief op een toekomst en op het opbouwen van een goed bestaan. Het remt economische groei en leidt tot conflicten. Daarom richt Nederland zich op inclusieve groei en ontwikkeling: groei waarbij de armste groepen meedoen en meeprofiteren en uitsluiting wordt tegengegaan. Productieve werkgelegenheid – met adequate werkomstandigheden en een leefbaar loon – is een belangrijke manier om groepen die worden buitengesloten kansen te bieden op economische integratie.

Werk en inkomen

In lage en lage- midden inkomenslanden hebben veel mensen echter geen stabiele baan. De banen die er zijn, zijn bovendien vaak laag betaald. Volgens het bedrijfsleven-loket van de Wereldbankgroep International Finance Corporation (IFC) hebben anderhalf miljard mensen in deze landen laag betaalde, onstabiele banen. Alleen al om de groeiende bevolking in deze landen van werk te voorzien zijn er in 2019 200 miljoen banen nodig. Tegen deze achtergrond zet Nederland zich in om arme mensen te helpen aan werk of inkomen en ondernemingen om te investeren.

Ondernemingen zijn onmisbaar voor structurele vergroting van het aanbod van banen aan een groeiende bevolking. Nederland helpt daarom het midden- en kleinbedrijf in ontwikkelingslanden om te starten en te groeien. In 2015 zijn 191.000 directe banen (waarvan ruim 40% voor vrouwen) in ondernemingen gecreëerd of behouden door projecten in Nederlandse programma’s voor private sectorontwikkeling.

Hiervan kwamen ruim 90.000 (waarvan 52% vrouwen) in midden- en kleinbedrijf voor rekening van programma’s van het Centraal Bureau voor Import uit ontwikkelingslanden (CBI). Ruim 25.000 (van deze 90.000) banen kwamen voort uit een sectorprogramma waarmee CBI textielproducenten in Bangladesh helpt hun export te vergroten door implementatie van standaarden voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, presentatie op handelsbeurzen en met EU-marktinformatie.

Van de 191.000 banen waren 17.000 het resultaat van het investeringsfonds MASSIF bij de Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO), dat lokale financiële intermediairs en instellingen helpt om (zeer) kleine ondernemingen in rurale gebieden van (micro)financiering te kunnen voorzien.

Doelstelling is om in 2020 180.000 banen te scheppen of te behouden via programma’s voor private sectorontwikkeling (dit is lager dan het resultaat voor 2015 omdat enkele programma’s de komende jaren aflopen). Nederland draagt hiermee bij aan Global Goal 8.5, gericht op bestrijding van werkloosheid, door aanbod van banen in ondernemingen voor mannen, vrouwen en jonge mensen.

Door financiële steun aan multilaterale instellingen droeg Nederland bij aan 86.300 banen.

In 2015 creëerde de International Finance Corporation (IFC) 2,5 miljoen banen. Op basis van het Nederlandse aandeel in IFC kunnen hiervan 56.000 banen aan de bijdrage van Nederland worden toegerekend. UNDP slaagde er mede dankzij de Nederlandse bijdrage in om meer dan 1,3 miljoen nieuwe banen te scheppen, waarvan 50% voor vrouwen. Van dit aantal zijn 21.600 banen het gevolg van Nederlandse steun. Voor de African Development Bank komt het aantal banen dat is gecreëerd door de Nederlandse bijdrage uit op ruim 8.700.

Het aantal indirecte banen dat bij lokale toeleveranciers en afnemers ontstaat, zoals door grotere vraag naar de producten van ondersteunde bedrijven en door gebruik van nieuwe infrastructuur, is vele malen groter. Vanwege de aanzienlijke kosten die monitoring met zich meebrengt, wordt het aantal banen vaak berekend via een rekenmodel. Zo berekende FMO dat de investeringsportefeuille van het Infrastructure Development Fund in 2015 leidde tot 2,1 miljoen indirecte banen.

In de armste en fragiele landen verwerven veel mensen hun inkomen uit informele, zelfvoorzienende arbeid. Door Nederland gesteunde NGO’s in landen als Afghanistan, Jemen en Zuid-Soedan hebben circa 70.000 mensen aan beter werk of aan een beter inkomen geholpen, waaronder circa 38.000 vrouwen en 6.800 jongeren.

In de landbouwsector vinden veel activiteiten plaats die niet direct zijn gericht op het scheppen van (formele) banen maar op verhoging van de productiviteit, bijvoorbeeld door mensen in staat te stellen om niet één maar meerdere gewassen te verbouwen waardoor hun inkomen hoger of duurzamer wordt. Zo konden in 2015 7 miljoen boer(inn)en hun productiviteit verhogen door Nederlandse ondersteuning met zaaigoed, financiële dienstverlening, transport en infrastructuur.

Betere werkomstandigheden

Door bevordering van het naleven van (internationale) arbeidsnormen en standaarden investeert Nederland in verbeterde kwaliteit van werkomstandigheden. Speciale aandacht is er daarbij voor afspraken over de werkomstandigheden van vrouwen en meisjes.

Nederland heeft geïnvesteerd in de naleving van normen en standaarden in de exportgeoriënteerde textielindustrie van Bangladesh waardoor rampen zoals in de textielfabriek Rana Plaza voorkomen kunnen worden. De textielverwerkende industrie in Bangladesh heeft 3,6 mln overwegend vrouwelijke werknemers. In deze sector heeft door Nederland gefinancierde training van arbeidsinspecteurs en de inzet van internationale inspectie-expertise (samen met de International Labour Organization) ertoe bijgedragen dat in 2015 bijna alle 3500 textielbedrijven zijn geïnspecteerd. Verbeteracties zijn op basis van de inspectierapporten overal in gang gezet.

In 2015 hebben wereldwijd 220.000 werknemers hun arbeidsomstandigheden in andere handelsketens zien verbeteren danzij het Initiatief voor Duurzame Handel en het Farmer Support Programme van Solidaridad, twee grote programma’s voor duurzame produktie in internationale waardeketens zoals cacao, sojabonen, palmolie en katoen. Bij de verbetering van arbeidsomstandigheden richten deze programma’s zich op werk- en rusttijden, overwerkvergoeding, veilige gewasbescherming, voorkoming van kinderarbeid en gelijke behandeling van vrouwen.

Het door Nederland gesteunde Better Work-programma van de International Labour Organization (ILO) richt zich op veilige en gezonde arbeidsomstandigheden voor hogere productiviteit en minder verloop van personeel. Hiermee is aantoonbare verbetering bereikt voor anderhalf miljoen werknemers in meer dan 1500 fabrieken in zeven landen. Nederlandse steun aan de ILO ter versterking van de arbeidsinspectie in Vietnam leverde in 2015 een door de Minister van arbeid overgenomen strategie op voor opleiding en inzet van inspectiepersoneel. Ook werd in 2015 in samenwerking met het Better Work-programma de allereerste publieke campagne voor inspectie van de Vietnamese kledingindustrie gelanceerd.

Belastingen

Een efficiënt en eerlijk belastingsysteem is noodzakelijk voor het bekostigen van overheidsuitgaven, voor herverdeling van inkomens en voor een goed ondernemingsklimaat. Voor veel lage- en lage-middeninkomenslanden zijn belastingafdrachten door internationale ondernemingen een belangrijke bron van inkomsten. Met stijgende inkomsten uit belastingen kunnen zij in toenemende mate zelf armoede aanpakken, onderwijs en zorg verbeteren en investeringen in hun infrastructuur bekostigen. Nederland helpt ontwikkelingslanden op verschillende manieren om meer eigen inkomsten te generen.

Een eerste pijler van het beleid op belastingen richt zich op capaciteitsopbouw bij een tiental belastingdiensten, die zo meer inkomsten kunnen ophalen en tevens kunnen zorgen voor een aantrekkelijker vestigingsklimaat. Nederland zal haar inspanningen op dit terrein verdubbelen de komende jaren, geheel in lijn met het door Nederland mede gelanceerde Addis Tax Initiative. Hierin hebben meer dan 30 donor- en partnerlanden tijdens de in juli 2015 gehouden Financing for Development conferentie afspraken gemaakt over verdubbeling van de technische assistentie aan de partnerlanden en extra inspanningen door de partnerlanden om meer eigen inkomsten te genereren.

Als tweede pijler zet Nederland zich internationaal en nationaal in om belastingontduiking en belastingontwijking tegen te gaan en te komen tot harde internationale afspraken hierover. Eind 2015 zijn gedetailleerde afspraken gemaakt in het kader van het OESO/G20 Base Erosion and Profit Shifting project om belastingontwijking aan te pakken.

Een derde pijler is gericht op coherentie tussen het versterken van belastingdiensten in ontwikkelingslanden en ons eigen belastingbeleid. Een belangrijk onderdeel hiervan is de lopende herziening van 23 belastingverdragen met ontwikkelingslanden, nadat Nederland al deze landen had aangeboden in de belastingverdragen anti-misbruikmaatregelen op te nemen. Eind 2015 waren 4 herziene dan wel nieuwe verdragen (met anti-misbruikbepalingen) ondertekend, waarvoor het ratificatieproces loopt. In 2016 voert het Ministerie van Financiën intensieve besprekingen met de overige landen om anti-misbruikbepalingen op te nemen in de verdragen en deze te herzien op andere punten waar deze ontwikkelingslanden dat wensen.

Een vierde pijler richt zich ook op coherentie. Er is wereldwijde druk op ontwikkelingslanden om de uitgaven voor belastingfaciliteiten, zoals ontheffingen en «tax holidays» terug te brengen en deze slechts zeer beperkt en gericht in te zetten. Daarom is in 2015 besloten om vanaf 1 januari 2016 bij nieuwe met Official Development Assistance (ODA)-middelen gefinancierde projecten van de Nederlandse overheid met overheden in ontwikkelingslanden niet langer om vrijstelling van invoerheffingen en BTW te vragen voor goederen en diensten. In de slotverklaring van de eerder genoemde Financing for Development conferentie was hier toe opgeroepen.

ONTWIKKELING EN STABILITEIT

Extreme armoede concentreert zich in zogenoemde fragiele landen en regio’s zoals als het gebied rond de Grote Meren en de Hoorn van Afrika. Daar hebben mensen te maken met onveiligheid, onderdrukking en uitsluiting met negatieve gevolgen voor hun inkomen en de toegang tot basisvoorzieningen als gevolg. Dit werkt nieuwe conflicten en (internationale) instabiliteit in de hand. Ook in 2015 bleek hoe instabiliteit, conflict en economische uitzichtloosheid kunnen leiden tot bloedige en destabiliserende conflicten, vluchtelingenstromen en irreguliere migratie.

Nederland werkt aan de onderliggende (grond)oorzaken en bevordering van stabielere samenlevingen. Want zonder veiligheid en stabiliteit geen ontwikkeling. Instabiliteit bemoeilijkt bovendien het behalen van resultaten voor ontwikkeling. Internationale stabiliteit is ook in het belang van Nederland.

Vrede, veiligheid, rechtsorde

In landen als Afghanistan, Irak en Somalië werkt Nederland aan de ontmijning van land na oorlog en conflict. In 2015 zijn met Nederlandse steun ontplofbare oorlogsresten verwijderd in gebieden ter grootte van ruim 2 miljoen m² (200 ha). Hierdoor kunnen mensen weer naar huis terugkeren, boeren hun land weer bewerken en kinderen weer veilig spelen. Zo kan men weer veilig een bestaan opbouwen.

De doelstelling is om in 2017 met Nederlandse inzet 5 miljoen m² land te ontmijnen en eind 2020 in totaal (cumulatief) 24 miljoen m2. Dit draagt bij aan Global Goal 16.1, gericht op het verminderen van het aantal door geweld omgekomen mensen.

In 2015 kregen wereldwijd 35.000 mensen van met Nederlandse steun verbeterde toegang tot een effectief, transparant en legitiem rechtssysteem. Zo werden in de noordelijk gelegen gemeenschappen van Mali 600 juridisch medewerkers getraind. In gemeenschappen waren er juridische workshops om de kennis over en toegang tot rechtspraak te vergroten. In Afghanistan is binnen de rechtbank een speciale afdeling opgericht voor de vervolging van (seksueel) geweld tegen vrouwen, zodat zaken sneller opgepakt kunnen worden en vrouwen beter bijgestaan worden in het proces. Deze afdeling heeft in 2015 285 zaken behandeld en heeft 6.900 vrouwen en kinderen bescherming en juridische bijstand kunnen bieden.

De doelstelling is om 50.000 mensen (waarvan minstens de helft vrouwen) toegang te verlenen tot rechtspraak en eind 2020 cumulatief 200.000 mensen. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan Global Goal 16.3, gericht op verbetering van rechtsorde en toegang tot rechtspraak.

Nederland ondersteunt ook inclusieve vredesprocessen, waarbij (lokale) partijen worden betrokken door ze te trainen in onderhandelingsvaardigheden. Deze opgeleide bemiddelaars leren conflict via dialoog op te lossen. In 2015 zijn in totaal meer dan 200 mensen getraind, waaronder een groep Syrische vrouwen, die de Syrian Women Advisory Board hebben opgericht. Deze organisatie adviseert de VN-gezant voor Syrië.

NOODHULP IN CRISISSITUATIES

2015 was een jaar van grote internationale crises en ongekende noden. Wereldwijd waren meer dan 65 miljoen mensen op de vlucht. Vele miljoenen mensen waren aangewezen op humanitaire hulp. Hulp die noodzakelijk was als gevolg van acute crises veroorzaakt door natuurrampen, klimaatverandering of epidemieën (Nepal, Ethiopië, Vanuatu en Ebola) en van chronische crises veroorzaakt door conflict (Syrië-regio, Jemen, Zuid-Soedan). Veel van deze crises houden in 2016 aan.

Nederland leverde een forse bijdrage aan het verlichten van de humanitaire noodsituaties door (met ongeoormerkte steun) bij te dragen aan de humanitaire hulpverlening via VN organisaties, Rode Kruis en NGO’s. Van de 50 miljoen mensen die UNHCR wereldwijd met succes heeft bereikt zijn wereldwijd 550.000 mensen dankzij de Nederlandse ongeoormerkte bijdrage van hulp voorzien. Via het World Food Programme zijn met de Nederlandse bijdrage 610.000 mensen bereikt; via het Internationale Rode Kruis 870.000 en via Unicef 230.000 mensen. Deze mensen zijn voorzien van elementaire levensbehoeftes zoals onderdak, voedsel, water en sanitaire voorzieningen.

Naast ongeoormerkte steun aan humanitaire hulpverleningsorganisaties draagt Met Nederlandse bijdragen is ook hulp geboden aan mensen in nood in specifieke crises. Met de Nederlandse bijdrage aan het Syria Response Plan van de VN zijn bijvoorbeeld 2,2 miljoen mensen bereikt en via bijdragen aan vergelijkbare plannen voor Jemen en Soedan respectievelijk 190.000 en 460.000 mensen.

Naast het bieden van hulp investeert Nederland in het effectiever en efficiënter maken van humanitaire hulpverlening, onder andere door innovatieve inzet van moderne technieken. Een groot obstakel bij effectieve verlening van noodhulp is het gebrek aan goede informatie over het rampgebied. Real time en big data, die gegenereerd worden door bijvoorbeeld tweets, facebookberichten, sms’jes en satellietbeelden, kunnen helpen het rampgebied, de mensen in nood en de behoeften van deze mensen in kaart te brengen. Een concreet voorbeeld is de samenwerking met MapAction, een NGO die humanitaire organisaties ondersteunt door in de directe fase na een natuurramp het gebied in kaart te brengen door middel van open data en GPS-informatie.

Daarnaast zijn er twee samenwerkingsverbanden opgericht, de Dutch Coalition for Humanitarian Innovation en de Global Alliance for Humanitarian Innovation, waarbij humanitaire organisaties, overheden, de private sector en academici bijeen zijn gebracht om innovatieve oplossingen voor humanitaire uitdagingen te zoeken.

Nederland stimuleert innovatie van voor humanitaire situaties relevante financieringsarrangementen van de Wereldbank. De Bank verstrekt leningen met marktconforme rentepercentages aan middeninkomenslanden. Voor enkele landen die vluchtelingen in de regio opvangen zijn de rentepercentages verlaagd, door met donorfondsen het verschil tussen beide percentages te financieren. Hierdoor wordt financiering van de uitgaven die deze overheden voor vluchtelingenopvang moeten maken goedkoper. Gewoonlijk komen alleen de armste landen voor dit soort (concessionele) leningen in aanmerking. Nederland heeft zich sterk ingezet voor deze bijzondere maatregel en draagt bij aan de leningen voor Jordanië en Libanon.

KLIMAAT

In 2015 is in Parijs het internationale klimaatakkoord overeengekomen. Mede door de inzet van Nederland zijn onder andere gendergelijkheid, transparante verantwoording door de betrokken landen en de rol van private sector en maatschappelijk middenveld in het akkoord opgenomen. Het belang van dit akkoord voor het tegengaan van de effecten van klimaatverandering kan niet genoeg worden benadrukt. Wij ondervinden zelf de directe gevolgen van klimaatverandering en in de partnerlanden zijn de effecten nog vele malen groter. Het zijn juist de mensen die leven in grote armoede die het meest kwetsbaar zijn voor bijvoorbeeld droogte en overstromingen.

Nederlandse programma’s op het vlak van verbeterd management en veiligheid van stroomgebieden van rivieren en delta’s leidden tot verbeterde drainage, bescherming tegen overstromingen, drinkwatervoorzieningen, opwekking van energie en landbouw. Hiervan profiteerden 14 miljoen mensen in 2015. De daling ten opzichte van de bijna 17 miljoen bereikte mensen in 2014 is een gevolg van het Nederlandse besluit het waterprogramma in Benin op te schorten als reactie op corruptie. Maatregelen zijn genomen om orde op zaken te stellen zodat uitvoering van het programma onder voorwaarden weer kan worden voortgezet.

Nederland investeert in het terugdringen van klimaatverandering door toegang te bevorderen tot hernieuwbare energie, zoals biogas en zonne- en windenergie. In 2015 kregen met Nederlandse steun 1,9 miljoen mensen toegang tot hernieuwbare energie. Als gevolg hiervan neemt het koken op houtvuur – wat leidt tot hoge uitstoot van CO² en luchtverontreiniging binnenshuis af en verbetert de gezondheidssituatie. Gezinnen kunnen met efficiëntere kookmethodes hun tijd productiever inzetten, want men hoeft geen hout meer te verzamelen. De doelstelling is om met Nederlandse steun tot en met 2030 in totaal 50 miljoen mensen toegang te verlenen tot hernieuwbare energie.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen


X Noot
1

Met het oog op internationaal gebruik is de voertaal Engels. Als brondocumenten bevat het rapport fiches per land en thema.

X Noot
2

Kamerstuk 33 625, nr.183, 6 november 2015

Naar boven