33 566 Financieel en sociaal-economisch beleid

Nr. 85 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 november 2015

Op 11 april 2013 sloten het kabinet en de sociale partners verenigd in de Stichting van de Arbeid het Sociaal Akkoord. Het akkoord bevatte antwoorden om op korte termijn de economische crisis te beteugelen en op de middellange termijn de arbeidsmarkt te hervormen en toekomstbestendig te maken. Dankzij de constructieve houding van werkgevers- en werknemersorganisaties kan de Nederlandse arbeidsmarkt sterker uit de crisis komen en zijn werknemers verzekerd van fatsoenlijk werk.

Uw Kamer heeft vandaag de kabinetsreactie ontvangen op het SER-advies over de toekomstige arbeidsmarktinfrastructuur en de werkloosheidsverzekering. Dit advies komt voort uit het Sociaal Akkoord en beschrijft hoe sociale partners een grotere rol kunnen spelen bij het begeleiden van mensen naar werk, hetzij vanuit een andere baan, hetzij vanuit een uitkeringssituatie. Daarvoor is een sterkere regierol voor sociale partners in zowel de arbeidsmarktinfrastructuur als de financiering van de WW nodig. Het kabinet heeft in zijn reactie op het advies het belang onderschreven van de gezamenlijke verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers om meer te investeren in het voorkomen van werkloosheid en het verkorten van de werkloosheidsduur en zal de sociale partners hierin faciliteren.

De kabinetsreactie op het SER-advies is voor de Stichting van de Arbeid aanleiding geweest om de balans op te maken over de uitvoering van het Sociaal Akkoord. De brief die ik hierover heb ontvangen geleid ik bij dezen naar Uw Kamer door1. De Stichting concludeert dat de afspraken van het Sociaal Akkoord zijn dan wel worden uitgevoerd en in belangrijke mate in wet- en regelgeving zijn vastgelegd. Tegelijkertijd benadrukt de Stichting van de Arbeid dat de nog hoge werkloosheid betekent dat er voortdurende gezamenlijke inspanningen noodzakelijk blijven. Ik onderschrijf deze conclusies. Samen met de sociale partners blijft het kabinet werken aan een sociaal en ondernemend Nederland.

De Stichting van de arbeid vraagt het kabinet in haar brief te overwegen de Regeling vervroegde uitreding (RVU) aan te passen zodat maatwerk mogelijk wordt. Het kabinet vindt het binnen het palet van arbeidsmarktmaatregelen niet wenselijk de RVU-heffing te versoepelen. Het extra belasten van vertrekregelingen voor oudere werknemers is waarneembaar succesvol gebleken. Vanaf de invoering van de maatregel in 2006 is de gemiddelde uittreedleeftijd gestegen van 61 jaar naar bijna 64 jaar (cijfer 2013)2. De ontmoedigende werking van de RVU-heffing heeft hier zonder twijfel aan bijgedragen. Ik zet andere instrumenten in, zoals extra geld voor van-werk-naar-werk-arrangementen en persoonlijke dienstverlening door het UWV, om zoveel mogelijk mensen aan het werk te helpen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Naar boven