Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 november 2019
Op basis van de Gaswet en de Mijnbouwwet zijn Gasunie Transport Services (GTS) en
de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) verplicht om na afloop van het gasjaar
te rapporteren over de gaswinning uit Groningen, de waargenomen bodembeweging en de
inzet van de andere middelen die voorzien in het aanbod van laagcalorisch gas, zoals
de stikstofinstallaties. Bijgevoegd vindt u de rapportages over het afgelopen gasjaar
(dat liep van oktober 2018 tot en met september 2019) die GTS en NAM recentelijk aan
mij hebben verzonden1.
Uit de rapportages blijkt dat het afgelopen gasjaar 17,5 miljard Nm3 is gewonnen uit het Groningenveld. Dat is bijna 2 miljard Nm3 minder gas dan de 19,4 miljard Nm3 die volgens het basispad werd voorzien in een gemiddeld jaar. De reden hiervoor is
dat het afgelopen gasjaar een relatief warm gasjaar is geweest. Hieruit blijkt dat
het «niet meer dan nodig» principe, waarbij de toegestane winning op basis van de
temperatuur wordt bepaald, werkt zoals bedoeld. De gaswinning is daarmee uitgevoerd
conform het instemmingsbesluit.
De gerealiseerde productie van 17,5 miljard Nm3 komt overeen met de toegestane winning op basis van de graaddagenformule. In de graaddagenformule
is een stikstofinzet van 92,5% verwerkt. Stikstofinstallaties zetten (grotendeels
buitenlands) hoogcalorisch gas om naar laagcalorisch gas (of: pseudo-Groningengas),
waarmee de Groningenproductie beperkt kan worden. Uit de rapportage van GTS blijkt
dat de stikstofinzet het afgelopen gasjaar is uitgekomen op gemiddeld 91%, waarbij
de stikstofinzet in de zomer relatief laag was door de beperkte vraag naar laagcalorisch
gas. Hieruit blijkt dat de gerealiseerde stikstofinzet beperkt afwijkt van de modelmatige
stikstofinzet.
Zoals ik in mijn brief van 10 september jl. heb aangegeven, wordt er vanaf het huidige
gasjaar gestuurd op een stikstofinzet van 100% (Kamerstuk 33 529, nr. 678). Hierbij wordt het overschot aan stikstof in de zomer benut door het vullen van
gasopslag Norg en het beleveren van exportpunt Oude Statenzijl met pseudo-Groningengas.
NAM duidt in haar rapportage ook de productiefluctuaties en de waargenomen bodembeweging.
In de halfjaarlijkse rapportage gaat NAM nader in op de ontwikkelingen in de seismiciteit.
Deze rapportage is ook bijgevoegd bij deze brief2. De productiefluctuaties en de gemeten bodembeweging liggen binnen de verwachte waarden.
De rapportages over het afgelopen gasjaar laten zien dat de door het kabinet ingezette
maatregelen om de gaswinning zo snel mogelijk naar nul te brengen effect hebben en
leiden tot een vermindering van de winning uit het Groningenveld. Als onderdeel van
de afbouw van de winning wordt er nu ook begonnen met de ontmanteling van de productie-installaties,
te beginnen met het Loppersumcluster Ten Post. De afbouw van de winning is erop gericht
het seismisch risico terug te dringen. Uit de rapportages blijkt dat de waargenomen
seismiciteit vallen binnen de modelmatige verwachtingen. Ik zal uw Kamer blijven informeren
over deze ontwikkelingen.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes