Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 33529 nr. 644 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 33529 nr. 644 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 juni 2019
Vanaf maart hebben Rijk en regio samengewerkt aan het versnellingspakket dat op 5 juni in een bestuurlijk overleg overeengekomen is. In diezelfde periode heb ik met de voorzitter van de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (TCMG) gesproken over versnelling van de schadeafhandeling. Hij heeft mij op 31 mei 2019 een brief gestuurd met zijn voorgenomen maatregelen.
De voorzitter van de TCMG en ik vinden het in deze situatie van een «crisis in slow motion» zonder meer gerechtvaardigd onorthodoxe maatregelen te treffen om het stuwmeer van schademeldingen krachtig aan te pakken. Hij heeft voorgesteld om alle aanvragers met een schademelding van vóór 1 januari 2019 waarop nog niet is besloten, een ruimhartig voorstel voor versnelde afdoening te doen. Dit voorstel bestond uit twee delen: gedupeerden die een melding hebben gedaan voor deze datum kregen het aanbod te kiezen voor een vaste vergoeding van € 4.000,–, of voor een variabele vergoeding tot € 10.000,– op basis van de factuur van een aannemer die de schade herstelt. In beide gevallen zou deze vergoeding worden vermeerderd met een vaste vergoeding voor bijkomende kosten van € 1.000,–. Aanvragers hebben de keuze om deel te nemen aan deze regeling of om in de reguliere, zorgvuldige procedure van schadeafhandeling te blijven.
In het Kamerdebat van 4 juni jl. (Handelingen II 2018/19, nr. 88, debat over de aardbeving in Groningen) heb ik aangegeven mij een nog ruimere maatvoering van zo’n eenmalige stuwmeermaatregel te kunnen voorstellen, en daarom nog te onderzoeken of deze maatregel ook tot een latere datum zou kunnen gelden. Hierbij heb ik toegezegd u nader te informeren na overleg met de TCMG, de regiobestuurders en de maatschappelijke organisaties. De afgelopen week heb ik met deze partijen gesproken.
Overleg met regionale bestuurders, maatschappelijke organisaties en TCMG
De regiobestuurders hebben benadrukt, in lijn met mijn in het Kamerdebat uitgedragen streven, dat zij 1 juni zien als een verstandige afbakening van de groep voor een eenmalige versnelde afwikkeling van het stuwmeer. Zij wijzen daarbij op de door de recente aardbeving verder toegenomen maatschappelijke ontwrichting. Ook de Tweede Kamer heeft aangegeven de eenmalige maatregel graag verruimd te zien van een grens van 1 januari 2019 naar 1 juni 2019, en heeft het kabinet met de motie van het lid Dik-Faber c.s. (Kamerstuk 33 529, nr. 643) ertoe opgeroepen nader juridisch advies in te winnen om dit mogelijk te maken.
De vertegenwoordigers van de maatschappelijke organisaties onderschreven de wenselijkheid van een versnelde afwikkeling van het stuwmeer, maar gaven aan geen concessies te willen doen aan de onafhankelijke status van de TCMG. Daarbij gaven zij ook aan een splitsing in de schadeafhandeling van de meldingen naar aanleiding van de aardbeving bij Westerwijtwerd niet wenselijk te vinden. Ook deze opvatting vind ik zwaarwegend, zeker gezien de sterke rol die de maatschappelijke organisaties hebben gespeeld in de totstandkoming van een onafhankelijke schadeafhandeling.
De voorzitter van de TCMG heeft gewezen op het risico van rechtsongelijkheid tussen aanvragers die wel en die niet onder de stuwmeerregeling vallen, indien het toepassingsbereik te ver zou worden verruimd. Daar heeft hij aan toegevoegd dat de keuze voor een latere datum dan 1 januari aan de Minister is en dat de TCMG deze keuze zal respecteren.
Alle meldingen krijgen een aanbod
Ik heb besloten het de TCMG mogelijk te maken de vaste vergoeding van € 5.000,– uit de stuwmeerregeling te laten gelden voor alle aanvragen die door de TCMG zijn ontvangen tot en met 12 juni 2019, 12 uur ’s avonds. Daarmee wordt aan alle aanvragers met een melding waarop nog niet is beslist een aanbod gedaan. 11 juni 2019 bedroeg de werkvoorraad van TCMG ruim 19.000 meldingen. Zo wordt naar verwachting een flink deel van het stuwmeer aan schademeldingen opgelost, zodat nieuw binnenkomende schades veel sneller aan de beurt komen. Ik zal dit vastleggen in aanvulling op het Besluit mijnbouwschade Groningen.
Voor de door de TCMG voorgestelde variabele vergoeding tot € 11.000,– blijft de datum van 1 januari 2019 staan. De TCMG acht het redelijk om dit aanbod vast te zetten op 1 januari 2019. Deze variant legt naar verwachting een behoorlijk beslag op de uitvoeringsorganisatie van de TCMG. Daarnaast is relevant dat gedupeerden binnenkort gebruik kunnen maken van de aannemersvariant nieuwe stijl zoals geschetst in mijn brief van 3 juni jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 639).
Naar mijn inzicht belemmert het huidige stuwmeer de TCMG om aanvragen om schadevergoeding van Groningers binnen een redelijke termijn af te handelen. Mede in het licht van het grote aantal nieuwe schademeldingen als gevolg van de recente bevingen bij Westerwijtwerd en Garrelsweer ben ik van mening dat de door de TCMG voorgestelde maatregel met een aanbod voor meldingen van vóór 1 januari het beoogde effect – het tot werkbare proporties terugbrengen van de werkvoorraad van TCMG zodat TCMG aanvragen in het reguliere proces binnen een redelijke termijn kan afhandelen – onvoldoende bereikt. Met deze aangepaste regeling wordt aan het grootst mogelijk aantal gedupeerden een aanbod gedaan waarmee de regeling een maximaal effect kan sorteren zonder dat daarmee de in beginsel goed functionerende schadeafhandelingspraktijk wordt doorkruist.
Ik onderken dat deze ruime regeling een aanzienlijk verschil in behandeling betekent tussen soortgelijke gevallen. Mensen die pas kortgeleden hun schade hebben gemeld, krijgen een aanbod dat alle nieuwe gevallen niet krijgen. Dat stelt vragen bij de rechtvaardiging. Ik acht deze eenmalige ongelijke behandeling gerechtvaardigd – zeker in een crisis in slow motion – vanwege het bredere belang van het wegwerken van het stuwmeer, waardoor alle toekomstige schades sneller kunnen worden afgehandeld.
Ik wil benadrukken dat het hierbij gaat om een eenmalige regeling, met een harde begrenzing. Ik besef dat elke datum onderwerp van discussie zal zijn en een groep aanvragers splitst, waarbij er altijd mensen net buiten de regeling vallen.
Een ruimhartige eenmalige regeling als deze is echter alleen hanteerbaar als de grens strikt wordt gehanteerd. Alle betrokken partijen hebben begrip getoond voor de noodzaak van een harde begrenzing, en aangegeven dat principe te onderschrijven.
Verdere schadeafhandeling door de TCMG op basis van schadeprotocol
De TCMG is belast met de uitvoering van de schadeafhandeling volgens het op 31 januari 2018 vastgestelde schadeprotocol. Dit schadeprotocol is tot stand gekomen, nadat de schadeafhandeling al in maart 2017 was stopgezet, uit onvrede in de regio met de schadeafhandeling door NAM. Het nieuwe schadeprotocol heb ik ontwikkeld in intensieve samenwerking met de regiobestuurders en de maatschappelijke organisaties. Doel van de opstellers was om te komen tot een onafhankelijke oordeelsvorming over het recht op en de omvang van schadevergoeding. Een grote zorgvuldigheid van de schadebeoordeling heeft hierbij centraal gestaan. Ten slotte diende de rechtsbescherming van de bewoners stevig verankerd te worden. Deze uitgangspunten zijn naar mijn oordeel nog steeds van belang voor een geloofwaardige schadeafhandeling.
Na de start van de TCMG in de tweede helft van maart 2018, is de schadeafhandelingspraktijk van de grond af opgebouwd. De TCMG heeft geregeld contact met de maatschappelijke organisaties en bestuurders om de schadeafhandeling verder te verfijnen. Bewoners met een ontvangen besluit geven aan tevreden te zijn met de behandeling van hun aanvraag door de TCMG. Voor circa 90% van de aanvragen wordt een schadevergoeding toegekend. Het is mijn overtuiging dat na toepassing van deze eenmalige stuwmeerregeling de TCMG de verdere schadeafhandeling op basis van het overeengekomen schadeprotocol voortvarend kan uitvoeren. De uitgangspunten die aan dit protocol ten grondslag liggen, zijn naar mijn oordeel nog steeds onmisbaar voor een geloofwaardige en toekomstbestendige schadeafhandeling. Tegen deze achtergrond wil ik dan ook benadrukken dat ik met deze stuwmeerregeling op geen enkele manier tast aan het principe van de onafhankelijke taakuitoefening van de TCMG.
De TCMG heeft deze week naar 5.400 schademelders een brief gestuurd waarin staat dat de TCMG niet in staat is om de beslistermijn van vijftien maanden te halen die aanvankelijk is bekend gemaakt nadat op 19 maart 2018 de aanvraag bij TCMG binnenkwam. De oorzaak in deze extra verlenging schuilt in het stuwmeer dat de TCMG beperkt in een voortvarende afhandeling van schademeldingen. Dit is geenszins de voorziene afhandelingstermijn van schademeldingen door de TCMG. Het lid Beckerman heeft mij op 12 juni verzocht om met een reactie op dit bericht te komen (Handelingen II 2018/19, nr. 92, Regeling van Werkzaamheden). Het bericht van de TCMG is een vervelende boodschap die voor extra onzekerheid zorgt. Juist daarom kom ik met deze verruimde stuwmeerregeling. Ook voor gedupeerden die geen gebruik maken van het aanbod wordt de doorlooptijd van de afhandeling van hun schade korter.
Ook na deze eenmalige regeling blijft een voortvarende, onafhankelijke en zorgvuldige schadeafhandeling van belang. Samen met de TCMG blijf ik hiervoor alles in het werk stellen, en over de voortgang zal ik uw Kamer op de hoogte houden.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33529-644.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.