Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 augustus 2018
Het lid Van der Lee (GroenLinks) heeft tijdens het debat van 7 juni jl. over de gaswinning
in Groningen een vraag gesteld over de verhoging van de investeringsaftrek voor de
opsporing en winning van aardgas op de Noordzee (Handelingen II 2017/18, nr. 91, item 17). Het lid Van der Lee gaf aan zich ervan bewust te zijn dat het saldo positief is,
maar wilde weten wat de effecten van de verhoging van de investeringsaftrek van 25%
naar 40% zijn, uitgesplitst naar bruto opbrengsten en gederfde inkomsten. Met deze
brief doe ik mijn toezegging gestand om dit nader te preciseren.
Zoals aangegeven in mijn brief van 30 mei jl. over de gaswinning uit de kleine velden
(Kamerstuk 33 529, nr. 469), zijn de investeringskosten voor gaswinning uit kleine velden op de Noordzee in
zijn algemeenheid hoger dan voor gaswinning uit kleine velden op land. Verhoging van
de investeringsaftrek is nodig om economisch perspectief op winning op de Noordzee
te behouden. Dat heeft een remmend effect op de snelle afname van de gaswinning op
de Noordzee en levert naar inschatting van EBN circa 22–37 miljard m3 extra gas op en daarmee, bij een gasprijs van 15 cent/m3 tot 20 cent/m3, per saldo circa € 180–526 miljoen extra gasbaten voor de Staat.
Deze maatregel geldt uitsluitend voor nieuwe investeringen in extra gasproductie op
de Noordzee en leidt tot een aanzienlijk aantal extra investeringen die zonder deze
verhoging niet zouden plaatsvinden. Hieronder geef ik de uitsplitsing van de hierboven
genoemde extra gasbaten naar bruto opbrengsten en gederfde inkomsten bij gasprijzen
van 15 cent/m3 en bij 20 cent/m3. Alle hieronder genoemde getallen zijn afkomstig van EBN.
Gasprijs van 15 cent/m3
Bij een aangenomen aardgasprijs van 15 cent/m3 leiden de extra investeringen als gevolg van de investeringsaftrek volgens EBN in
totaal tot circa € 351 miljoen aan extra bruto gasbaten voor de Staat. De verhoging
van de investeringsaftrek leidt hierbij voor de betreffende mijnbouwondernemingen
tot een verlaging van circa € 115 miljoen aan financiële afdrachten aan de Staat over
deze aanvullende investeringen. Ik benadruk hierbij dat deze extra investeringen zonder
de maatregel naar verwachting niet plaats zouden vinden; desalniettemin kan het bedrag
van circa € 115 miljoen worden aangemerkt als gederfde inkomsten voor de Staat. Daarnaast
zijn er investeringen die ook doorgang zouden vinden zonder de verhoging van de investeringsaftrek;
hiervoor leidt de maatregel voor de Staat tot een derving van circa € 56 miljoen aan
gasbaten. Per saldo leidt de verhoging van de investeringsaftrek daarmee bij een aardgasprijs
van 15 cent/m3 tot circa € 180 miljoen aan extra gasbaten voor de Staat.
Gasprijs van 20 cent/m3
Bij een aardgasprijs van 20 cent/m3 leiden de extra investeringen in totaal tot circa € 1.002 miljoen aan extra bruto
gasbaten voor de Staat. Na aftrek van circa € 181 miljoen, de gederfde inkomsten over
deze extra investeringen door de verlaging van de financiële afdrachten, en circa
€ 295 miljoen, de gederfde inkomsten door investeringen die ook zonder de investeringsaftrek
zouden plaatsvinden, leidt de verhoging van de investeringsaftrek op de Noordzee bij
een aardgasprijs van 20 cent/m3 per saldo tot circa € 526 miljoen aan extra gasbaten voor de Staat.
Tot slot
Samenvattend kan gesteld worden dat, uitgaande van een aardgasprijs van 15–20 cent/m3, de verhoging van de investeringsaftrek op de Noordzee resulteert in circa € 351–1.002
miljoen aan extra gasbaten voor de Staat. De gederfde inkomsten voor de Staat vanwege
deze maatregel, die eventueel zouden kunnen worden aangemerkt als kosten, zijn geraamd
op circa € 171–476 miljoen. Dit resulteert per saldo in circa € 180–526 miljoen aan
extra gasbaten voor de Staat.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes