33 529 Gaswinning

Nr. 453 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 februari 2018

Met deze brief geef ik invulling aan het verzoek van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat om uw Kamer te informeren over de gaswinning bij Maasdijk en Monster.

Bij de voorbereiding van mijn besluiten op mijnbouwaanvragen heeft SodM de taak om mij te adviseren. Naast de adviestaak heeft de Inspecteur-Generaal der Mijnen zelfstandige toezichtstaken en toezichts- en handhavingsbevoegdheden gekregen. SodM houdt onafhankelijk toezicht op mijnbouwactiviteiten en is bevoegd gezag voor de handhaving en inspectie. Daarnaast houdt SodM ook toezicht op hetgeen ik vastleg in mijn instemmingbesluiten. Voor een adequate uitvoering van deze toezichtstaak is het van belang dat de voorschriften in mijn instemmingsbesluiten duidelijk zijn. Ik verwijs u hierbij naar de beantwoording van schriftelijke vragen van 24 oktober 2017 (Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 246). Hierin heeft mijn ambtsvoorganger aangegeven dat in de instemmingsbesluiten Hardenberg-Oost, Monster en Maasdijk niet duidelijk genoeg is aangegeven hoe de maximaal toegestane productie vastgesteld is. Het feit dat deze instemmingsbesluiten ruimte voor interpretatie laten, laat onverlet dat als SodM afwijkingen van het winningsplan signaleert, SodM handhavend kan optreden. Op dinsdag 13 februari 2018 heeft SodM de NAM in een last onder dwangsom gesommeerd om de gaswinning bij Maasdijk en Monster te stoppen. De NAM heeft hier direct gehoor aan gegeven.

Om dergelijke onduidelijkheden in de toekomst te voorkomen, wordt nu in de winningsplannen expliciet aangegeven welk volume wordt aangevraagd en worden in de instemmingsbesluiten expliciete kaders geformuleerd die als harde grens voor de instemming gelden. Dit zijn kaders zoals maximaal toegestane volumes, grenzen aan drukverlaging in een veld en grenzen aan de bodemdaling.

Door het hanteren van dergelijke explicietere formuleringen is het zowel voor de mijnbouwmaatschappijen, de toezichthouder als de omgeving helder wat op dit punt wel of niet is toegestaan op basis van het instemmingsbesluit. Indien er bij de mijnbouwmaatschappij het vermoeden bestaat dat er veranderingen en/of overschrijdingen te verwachten zijn ten opzichte van bestaande winningsplannen waarop ik mijn instemming heb gegeven, moet er tijdig een gewijzigd winningsplan ingediend worden. SodM ziet daar op toe.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

Naar boven