Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 februari 2015
Hierbij stuur ik uw Kamer het rapport «Aardbevingsrisico’s in Groningen» van de Onderzoeksraad
voor Veiligheid (OVV)1.
Op mijn verzoek is de OVV begin 2014 een onderzoek gestart naar de besluitvorming
over de gaswinning in Groningen. De Onderzoeksraad heeft zich gericht op de vraag
in hoeverre bij de besluitvorming rekening is gehouden met de veiligheid van de bewoners
van het gaswinningsgebied in Groningen in relatie tot het risico van aardbevingen.
Op basis van dit onderzoek is de OVV gekomen tot de conclusies en aanbevelingen die
zijn beschreven in het rapport. De Raad wil daarmee vooral bereiken dat bij activiteiten
in de diepe ondergrond nu en in de toekomst het veiligheidsbelang voldoende aandacht
krijgt. Ik onderschrijf dat doel volledig.
Ik waardeer de grondigheid van het onderzoek van de Onderzoeksraad. Ik herken de constatering
van de Raad dat in het verleden door de betrokken partijen het risico van aardbevingen
lange tijd niet als veiligheidsprobleem werd gezien, maar veeleer als een probleem
van schade die vergoed moest worden.
Het veiligheidsrisico werd wel onderkend en gewogen, maar in de context waarbinnen
partijen beslissingen moesten nemen gering bevonden. Op dit cruciale punt is het afwegingskader
inmiddels aangepast. Voor het kabinet staat de veiligheid van de inwoners voorop.
In mijn brief van 9 februari jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 96) en in het debat met uw Kamer van 12 februari jl. (Handelingen II 2014/15, nr. 54,
debat over de gaswinning in Groningen) heb ik naast de reeds in 2014 in gang gezette
maatregelen, aanvullende maatregelen met u gedeeld. Ik verwijs hierbij onder meer
naar het besluit de winning in het eerste halfjaar van 2015 te beperken tot 16,5 miljard m3, de intensivering van de publieke regie door middel van een Nationaal Coördinator
Groningen, de aanpak van het preventief versterken van gebouwen en de Nederlandse
Praktijk Richtlijn.
Het opstellen van een uitgewerkte nadere reactie op de conclusies en aanbevelingen
in het rapport vraagt enige tijd. Ik zal u deze reactie echter zo snel als mogelijk
is sturen en daarbij aangeven hoe ik met de aanbevelingen zal omgaan.
De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp