33 400 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2013

Nr. 72 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 april 2013

In reactie op het verzoek van de vaste commissie van Defensie van 14 maart jl. bied ik hierbij het verslag aan van mijn werkbezoek aan het Caribisch gebied van 3 tot en met 7 maart jl.

De minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Van 3 tot 7 maart jl. bracht ik een bezoek aan de krijgsmacht en de Kustwacht in het Caribisch gebied. Mijn bezoek stond in het teken van kennismaking met het personeel op Curaçao en Aruba, met de taken en de middelen van de krijgsmacht en de kustwacht en met het belang van hun permanente aanwezigheid in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Ook heb ik kennis gemaakt met de waarnemend Gouverneur en de minister president van Curaçao, alsmede met de Gouverneur en de minister president van Aruba.

De krijgsmacht in het Caribisch gebied

Mijn bezoek begon op Curaçao. Hier is het hoofdkwartier gevestigd van de Commandant der Zeemacht in het Caribisch gebied (CZMCARIB). CZMCARIB is als regionale militaire commandant belast met de uitvoering van de drie hoofdtaken van de krijgsmacht, namelijk:

  • De handhaving van de onafhankelijkheid en verdediging van het Koninkrijk;

  • De bevordering van de internationale rechtsorde;

  • De ondersteuning van civiele autoriteiten.

Het Statuut voor het Koninkrijk belast het Koninkrijk met de verdediging van Curaçao, Aruba, Sint Maarten en de drie eilandgebieden van Caribisch Nederland (Bonaire, Saba en Sint Eustatius). In de praktijk is dit de verantwoordelijkheid van Defensie. Het gezag over de krijgsmacht berust bij de vertegenwoordigers van de Koninkrijksregering, dat wil zeggen de Gouverneurs. Zij hebben vooral te maken met de krijgsmacht in situaties waarin militaire bijstand nodig is ten behoeve van civiele autoriteiten. Gelet op deze gezagsrelatie tussen Gouverneurs en krijgsmacht en het belang van goede onderlinge contacten, maakten kennismakingsgesprekken met de waarnemend Gouverneur van Curaçao op maandag 4 maart en de Gouverneur van Aruba op dinsdag 5 maart onderdeel uit van mijn programma. In beide gesprekken werd het belang van de aanwezigheid van de krijgsmacht in beide landen beklemtoond.

De krijgsmacht voert de tweede hoofdtaak uit via internationale (regionale) militaire oefeningen en trainingen en via internationale militaire samenwerking op het gebied van maritieme drugsbestrijding. CZMCARIB levert in zijn nevenfunctie als Commandant Task Group 4.4 (CTG 4.4) een substantiële bijdrage aan deze internationale samenwerking. In deze functie treedt hij op als ondercommandant voor de Amerikaanse drugsbestrijdingorganisatie Joint Interagency Task Force South (JIATFS) en geeft hij leiding aan internationale drugsbestrijdingoperaties, met inzet van eigen middelen, kustwachtmiddelen en buitenlandse eenheden. Tijdens mijn bezoek ben ik uitgebreid geïnformeerd over het belang van drugsbestrijding in de regio en over de goede reputatie die Nederland heeft in dit samenwerkingsverband. Het Verdrag van San José inzake maritieme drugsbestrijding in het Caribisch gebied, dat sinds 2010 van kracht is voor alle landen van het Koninkrijk, geeft mogelijkheden om deze samenwerking nog slagvaardiger te maken. Het belang van dit verdrag als grondslag voor gericht optreden tegen drugssmokkelaars werd eens te meer duidelijk tijdens mijn bezoek. Middelen van CZMCARIB, onder operationele aansturing van de Kustwacht CARIB, werden ingezet om een verdacht vaartuig te onderscheppen. Dit leidde tot de succesvolle aanhouding van drie verdachten en de vangst van ruim 1450 kg drugs.

De handhaving van de interne veiligheid en openbare orde is een verantwoordelijkheid van de landsautoriteiten. Zij kunnen bij calamiteiten zoals natuurrampen of verstoringen van de openbare orde, door tussenkomst van de Gouverneur een beroep doen op ondersteuning of noodhulp door de krijgsmacht. Aan deze bijstand door de krijgsmacht zijn vaste afspraken en procedures gekoppeld, die betrekking hebben op de waarborgen voor de grondslag van de inzet, de kaders en de uitvoeringsmodaliteiten. Voor Caribisch Nederland bestaan soortgelijke procedures. Hierin vervult de Rijksvertegenwoordiger de spilfunctie tussen lokale autoriteiten, het ministerie van Defensie en CZMCARIB.

Tijdens mijn bezoek heb ik het belang van de aanwezigheid en inzet van de krijgsmacht voor deze taak in het Caribisch gebied zelf kunnen ervaren. Op Saba was vlak voor mijn bezoek door watertekorten een nijpende situatie ontstaan en werd om die reden een beroep gedaan op inzet van de krijgsmacht in het kader van steunverlening in het openbaar belang voor het aanvullen van de watervoorraad. Het ondersteuningsvaartuig Hr. Ms. Pelikaan was tijdens mijn bezoek volop bezig met de voorbereiding voor deze inzet en in gesprekken met de commandant en het personeel werd mij snel duidelijk over welke specifieke capaciteiten dit schip beschikt om aan een dergelijk verzoek te kunnen voldoen. Ook is het schip toegerust voor orkaanhulp en andere vormen van noodhulp, zoals ten tijde van de aardbeving in Haïti.

Een tweede vorm van ondersteuning aan civiele autoriteiten is de bijdrage die Defensie levert aan sociale vormingstrajecten voor jongeren op respectievelijk Curaçao en Aruba. Deze trajecten verschillen onderling wat betreft grondslag, specifieke doelgroep en duur van het traject. De gemeenschappelijke noemer is het bijbrengen van discipline, het mentaal en fysiek weerbaarder maken van deze jongeren en het versterken van hun sociale vaardigheden, met een beter toekomstperspectief als einddoel. De trajecten vallen onder de verantwoordelijkheid van de landsautoriteiten. Defensie levert faciliteiten en instructiepersoneel. De kosten van deze bijdrage worden verrekend met de landen. In mijn kennismakingsgesprekken met minister president Hodge van Curaçao op maandag 4 maart en minister president Eman van Aruba op dinsdag 5 maart is het belang van de ondersteuning vanuit Defensie voor deze trajecten aan de orde gekomen. Zij toonden zich belangrijke pleitbezorgers van deze trajecten als onderdeel van een bredere aanpak van de jeugdproblematiek. Ik heb in de daaropvolgende dagen bij de betrokken jongeren ook zelf het enthousiasme kunnen constateren voor de kans die hen op deze wijze geboden wordt om hun eigen toekomstperspectief te verbeteren.

De Kustwacht voor het Koninkrijk in het Caribisch gebied (KWCARIB)

De Kustwacht CARIB is een uniek samenwerkingsverband tussen de vier landen van het Koninkrijk. De Kustwacht is een civiele organisatie, in beheer bij Defensie en belast met de maritieme rechtshandhaving en dienstverlening in alle Caribische delen van het Koninkrijk. De Kustwacht beschikt daartoe over eigen personeel en organieke middelen, waaronder vaartuigen, vliegtuigen en helikopters, verdeeld over permanente steunpunten op Curaçao, Aruba en Sint Maarten en een semipermanent steunpunt op Bonaire. De Commandant der Zeemacht in het Caribisch gebied (CZMCARIB) is tevens Directeur Kustwacht (DKW). De band met Defensie is vierledig:

  • Defensie is aangewezen als beheerder van de Kustwacht.

  • Defensie levert op detacheringbasis een deel van het personeel.

  • Defensie levert jaarlijks een vast aantal vaardagen en vlieguren aan de Kustwacht via inzet van het stationsschip en de boordhelikopter van CZMCARIB.

  • Defensie ondersteunt de Kustwacht met het onderhoud van de varende middelen, met de verwerving van nieuwe middelen via het afsluiten van contracten en met algemene logistieke zaken.

De Kustwacht voert taken uit op het gebied van maritieme rechtshandhaving en dienstverlening uit op basis van de Rijkswet Kustwacht. Het beleid van de Kustwacht is een gedeelde verantwoordelijkheid van de landen en wordt vastgesteld door de Rijksministerraad. Uitvoering van het beleid wordt geoperationaliseerd via het Jaarplan van de Kustwacht. De verantwoording over de uitvoering van het Jaarplan vindt plaats via het jaarverslag. Het Jaarplan 2013 zal op 16 mei a.s. aan de orde komen in een algemeen overleg. Het Jaarverslag over 2012 zal u na vaststelling door de Rijksministerraad worden toegezonden.

Het belang van de Kustwacht is tijdens mijn bezoek door alle gesprekspartners op Curaçao en Aruba onderschreven. Zowel tijdens het vaarprogramma als bij rondleidingen over de steunpunten ben ik onder de indruk geraakt van het enthousiasme en de deskundigheid waarmee het (veelal) lokale personeel uitvoering geeft aan haar taken. Zij leveren daarmee een belangrijk aandeel in het succes van de Kustwacht en geven zichtbaar invulling aan het motto van de Kustwacht: «samen sterk».

Naar boven