Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 november 2012
Op 7 november jl. heeft de vaste commissie voor Defensie mij verzocht om informatie
naar aanleiding van een artikel in de Telegraaf van vrijdag 2 november jl. met de
titel «Legerelite heult met motortuig». Voorts heeft de commissie mij verzocht in
te gaan op de voorgestane handelswijze. Met deze brief voldoe ik aan dit verzoek.
De aandacht voor en bezorgdheid over de zogenoemde outlaw bikers – ook wel «1%-motorclubs» genoemd – zijn de aflopen tijd toegenomen, en niet zonder
reden. Begin dit jaar meldde mijn ambtgenoot van Veiligheid en Justitie de Kamer (brief
van 30 januari jl., Kamerstuk 29 911, nr. 59) dat de problematiek van de outlaw bikers ernstig en hardnekkig is. Er zijn signalen dat leden van dergelijke motorclubs zich
een positie verwerven in de georganiseerde misdaad. Er is daarom een «Plan van aanpak
bestrijding 1%-MC» vastgesteld. Een van de speerpunten in dit plan is aandacht voor
outlaw bikers in overheidsdienst.
Het artikel in de Telegraaf van 2 november jl. stelt dat de Demons MC wordt gerekend tot de 1%-motorclubs. In die hoedanigheid zijn er contacten met andere
outlaw bikers, zoals de Hell’s Angels. Het staat vast dat een aantal leden van een van de chapters van de Demons werkzaam is bij Defensie. Ik twijfel niet op voorhand aan de loyaliteit van de desbetreffende
militairen. Wel is het opmerkelijk dat zij zich aansluiten bij een dergelijke motorclub.
Medewerkers moeten zich realiseren hoe hun gedrag en de sociale omgeving waarin zij
verkeren zich verhouden tot het ambt dat zij uitoefenen. Defensie op haar beurt heeft
de verplichting daarop toe te zien binnen de grenzen van de wet en zo nodig maatregelen
te nemen.
Integriteit staat hoog in het vaandel bij Defensie. Het gedrag van haar medewerkers,
zowel tijdens als buiten diensttijd, moet verenigbaar zijn met het aanzien van het
ambt. Een van de waarborgen van het integriteitssysteem is de Verklaring van Geen
Bezwaar (VGB). Wanneer gedragingen van een medewerker daartoe gerede aanleiding geven,
kan de VGB worden ingetrokken.
De minister van Defensie,
J. A. Hennis-Plasschaert